Kinderpsychiater en schrijfster Winny Ang ervaart bijna dagelijks de waarde van boeken. ‘Zelfs jongeren die door trauma compleet van het leven afgesplitst zijn, vinden er hoop in.’ Toch als de helden niet te perfect zijn. ‘Daar heb ik een hekel aan.’
Katrien Steyaert – De Standaard
‘Dat is het helemaal’, zegt Winny Ang als ik halfweg ons gesprek Walt Whitman citeer:
‘I am large, I contain multitudes.’
Ze noteert de woorden in haar notaboek; het ligt naast haar in de zetel.
De kinderen en jongeren van psychiater Winny Ang moeten precies die talloze rollen in het gedicht van Whitman proberen te verenigen, en zij helpt hen jongleren.
Maar ook in haar eigen borst huizen vele zielen:
- Ze is de dochter van Indonesisch-Chinese ouders
- De partner van een West-Vlaamse psycholoog-fotograaf
- Moeder van drie dochters
- Jurylid van de Boon-prijs voor jeugdliteratuur
- En schrijfster
Wie met haar samenwerkt, is unaniem over haar genereuze aanpak.
Haar nieuwste boek Oneindig ver, een filosofisch prentenboek voor alle leeftijden, was spannend om op de wereld te zetten, zegt ze.
‘Ik schrijf trouw aan mezelf, maar dit komt dichter dan ooit, al was het maar omdat ik achteraf zag hoeveel vragen erin staan.’
Ze aarzelt even om erover te vertellen omdat ze de lezing niet voor anderen wil bepalen.
‘Het verhaal ontstond in coronatijd. De ontmoetingen met mensen die ik zo betekenisvol kan vinden – alsof alles één milliseconde klopt – vielen deels weg.
´Ik voelde plots nog scherper de waarde ervan en precies dat werd het verhaal: zoeken naar hoe je ergens tussen binnenwereld en buitenwereld verbinding vindt.
´Al is “verbinding” stilaan een uitgehold woord.’
Bestaansrecht
Als Winny Ang a zegt, proeft ze ook b, en misschien zelfs c.
Door die nieuwsgierigheid naar ambivalentie blijft Indonesië haar zo boeien.
‘De eerste zinnen van Oneindig ver drongen zich aan mij op toen we er drie maanden op reis waren met de kinderen: daar, aan de oceaan op Bali, met mijn rug naar de vulkanen.
´Die vulkanen zijn op zich al bijzonder omdat ze soms hele dorpen verdrijven en tegelijk de streek super vruchtbaar maken.
´Je vindt alles op Bali, van orchideeën tot palmbomen, en de bloemen bloeien in de meest uiteenlopende kleuren. Mensen offeren er elke dag aan de hindoeïstische goden.’
‘We vonden het belangrijk om eens wat langer in Indonesië te zijn en de kinderen daar te laten gronden. Op mij had thuis weggaan het effect van stilstand – de tijd vertraagt en je beseft wat je belangrijk vindt – én van beweging – er borrelden talloze ideeën op.
´Ik heb veel geschreven in die maanden en de spiritualiteit van de cultuur sloop ook in mijn boek, denk ik.’
Spreekt u Bahasa, de taal van uw ouders?
‘Genoeg voor alledaagse gesprekken. Mijn vader is geboren op Sulawesi, mijn moeder groeide op in Palembang en mijn oma kwam geregeld een paar maanden bij ons in Sint-Niklaas logeren.
´Zo kreeg ik veel mee, maar Nederlands blijft mijn moedertaal – die mijn moeder trouwens leerde door te lezen.
´Ik ben mijn ouders eeuwig dankbaar dat ze ons elke week meenamen naar de bib, waardoor lezen voor mij als eten en ademen werd.
´Literatuur daagt die ‘multitudes’ in mij uit. Ik vind graag herkenning, maar hou er ook van om verrast worden door iets waarvan ik niet eens wist dat het me zou raken.’
Herkende u uzelf voldoende in de overwegend witte jeugdliteratuur van de jaren 80?
‘Dat maakte uit en niet uit. Ja, Madelief van Guus Kuijer zag er anders uit dan ik, en toch herkende ik haar verbeeldingskracht, humor en twijfel.
´Mijn puberteit was soms lastig omdat ik de verschillende talen en culturen in mezelf niet altijd overbrugd kreeg. Ondertussen heb ik daar vrede mee.
´Bernard Dewulf verwoordde het heel mooi in zijn stadsgedicht voor het Red Star Line Museum:
“Een moeder in een vreemde taal, / verzameld in twee levens, / altijd woonachtig aan de overkant”.
´Als migrant leef je met een verrijking én een gemis, dat voelde ik bij mijn ouders. Ik vind het dus zeker waardevol dat er nu meer pogingen tot representatie gedaan worden, maar het mag niet te stereotiep gebeuren.
´Ik ben daar als Boon-jurylid extra gevoelig voor. Er komen heel wat boeken uit over vluchtelingen of kinderen met bijvoorbeeld autisme en ik voel het meteen als het te eenduidig is.’
Leest u de boeken dan ook deels persoonlijk?
‘Absoluut. Thuis hoorden we veel Indonesische sprookjes en creëerden mijn ouders een bewustzijn rond onze wortels. Dat deel van mijn identiteit is dus nooit gecontesteerd.
´Ook maatschappelijk had onze afkomst meestal geen al te negatieve connotatie, wat bij jongeren met andere etniciteiten soms wel het geval is. Dan heb je meer nood aan bestaansrecht krijgen, ook in boeken.’
Rood boompje
‘Kinderen hebben behoefte aan zowel spiegels als ramen’, zei Ang een jaar geleden op de Dag van de Literatuurkritiek.
Ze sprak er een bevlogen rede uit samen met Silvie Moors, haar goede vriendin en collega-Boekendokter in pandemietijden.
‘Dat prachtige citaat is van Rudine Sims Bishop, een Amerikaanse professor die in de jaren 90 baanbrekend onderzoek deed naar wat toen ‘multiculturele kinderliteratuur’ heette.
´Het blijft jammer genoeg gelden: kinderen van kleur, kinderen die arm opgroeien of twee vaders hebben, krijgen in boeken vaak geen spiegels, terwijl andere kinderen net ramen op de wereld missen.
´Het ligt me na aan het hart: als een kind leest, moet het het gevoel krijgen er gewoon te mogen zijn.’
Met welke boeken werkt u het vaakst in uw praktijk?
‘Ik merk dat heldenverhalen kinderen met een migratie- of vluchtachtergrond troost en realiteitszin bieden. Ze laten zien dat je maar een held of heldin kunt zijn als je iets meemaakt en daarna transformeert.
´Ik ga niet zeggen dat leed je sowieso doet groeien, dat klinkt te pervers, maar jeugdliteratuur geeft vaak hoop. Waaraan we trouwens op alle leeftijden iets hebben.’
Moeten volwassenen vaker kinderboeken lezen?
‘Sowieso. De Britse schrijfster en academica Katherine Rundell houdt er een prachtig pleidooi voor in Why you should read children’s books, even though you are so old and wise.
´Soms haalt het iets naar boven, schrijft ze, waarvan je niet eens wist dat je het verloren had.
´Jeugdboeken gaan ook vaak verder in hun humor en ideeën dan volwassenenliteratuur, waar fantasie al snel in het keurslijf van bijvoorbeeld scifi wordt geduwd.
´Ik ben zelf altijd goede kinderboeken blijven lezen, precies omdat ze raken aan iets puurs. Zonder de complexiteit uit het oog te verliezen.
´Matilda van Roald Dahl volgt bijvoorbeeld krachtig haar pad, maar doet gelukkig niet alles perfect. Aan perfecte helden heb ik een hekel.’ (lacht)
Wat raadt u ons nog aan?
‘Paard, paard, tijger, tijger van Mette Eike Neerlin verwijst naar de Chinese uitdrukking die zegt dat iets niet goed is, maar nog erger had kunnen zijn. Een sprankelend boek!
´In A child of books verwoordt Oliver Jeffers dan weer perfect waarom we lezen: “We beklimmen bergen van verbeelding en ontdekken schatten in de duisternis.”
´Ik ben ook grote fan van Shaun Tan (de gelauwerde Australische auteur, red.) en werk als psychiater vaak met De rode boom.
´In reductionistische zin zou ik zeggen dat het hoofdpersonage depressief is, maar Tans summiere tekst en universele beelden zijn veel opener dan dat. Ook in onze praktijk geloven we dat diagnostiek een houvast is, maar dat onze cliënten niet met die labels samenvallen.’
Hoe heelt Tan precies?
‘Ik begeleid al een tijd een meisje met een problematische thuissituatie, die bovendien op haar zestiende plots haar mama moest volgen naar België. Ze splitste compleet af en zei heel weinig.
´Toch drong ik tot haar door dankzij onze liefde voor lezen. Rechtstreeks over haar trauma’s praten vond ze te pijnlijk, maar via young adult-romans, bijvoorbeeld over mishandeling, konden we er toch over praten.
´Op diezelfde manier geeft Shaun Tan hoop. Hij laat totaal onverwacht een rood boompje naast het bed van de hoofdpersoon groeien. Zo toon ik dat iets kleins of verrassends de pijn in een ander licht kan stellen.’
Stelt het meisje het nu beter?
‘Het blijft moeilijk, maar ze voelt zich meer thuis en vond eilandjes van rust. Mensen voelen zich soms als een vlot, heen en weer geslingerd in een storm die nooit meer zal overgaan, maar boeken geven de verbeeldingskracht om je bakens van hoop voor te stellen.
´Over het belang van dat microscopische wil ik ooit nog een boek maken.’
Wu wei
Het leven en de literatuur vloeien bij Ang door elkaar.
Achter de pistachegroene gevel van haar rijhuis in Berchem barst de boekenkast uit haar voegen; op de tafel ernaast staat een chocoladecake.
‘Laat je gaan’, zegt ze en ze geeft me een blauw servet met wolkjes, toevallig – of niet – assorti met haar kousen.
Zelf leest ze breed.
‘Deze zomer las ik Amerikanah. Net als Jhumpa Lahiri of Madeleine Thien belicht Chimamanda Ngozi Adichie op een universele en toch eigen manier de pijn van migreren.
´Als haar hoofdpersonage, de Nigeriaanse Ifemelu, een relatie met een Amerikaan krijgt, herken ik haar vragen: welke stukken van jezelf laat je zien en welke niet? Hoe vind je daar vrede mee?
´Ook mooi is hoe haar eerste, Nigeriaanse geliefde aanwezig blijft: “Ze kon niet doen alsof hij geen deel was van haar heimwee of dat ze niet vaak aan hem dacht als ze hun verleden naploos en zocht naar voortekens van wat ze niet kon benoemen.”’
Welke wijsheden sprokkelde u al lezend?
‘Een paar jaar geleden stootte ik toevallig op het taoïstische concept van wu wei, wat je zou kunnen vertalen als: niet tegen de aard der dingen ingaan.
´Het is precies wat ik bij mijn ouders gevoeld heb: zij ontvluchtten Indonesië toen de Chinese gemeenschap het daar hard te verduren kreeg, ze belandden in Leuven en wilden daarna terugkeren, maar voelden dat dat toch niet hun pad was.
´Tegen ons zeiden ze eerlijk dat we misschien minder kansen zouden krijgen dan wie hier geboren was, maar dat er nog steeds véél mogelijk was.
´Soms is je leven een stroompje, soms een waterval, maar het vloeit hoe dan ook voort.’
U begeleidt ‘samenleesmomenten’ in groep. Bespreekt u die literaire fragmenten ook?
‘Ja, en ik kan je zeggen: ze maken soms meer los dan tien therapiesessies.
´Onlangs nog, dankzij Babs Gons’ gedicht ‘Precies goed’.
“Soms wil je (…) / dat de aarde (…) / je op de wang kust en fluistert; / het is omdat je zo ontzettend mens bent. / Niet te veel, niet te weinig, gewoon genoeg mens”.’
Wat vindt u in het schrijven dat u niet vindt in uw praktijk als kinder- en jeugdpsychiater?
‘Schrijven dwingt me, net als pianospelen, om tijd te nemen. Want zoals het veel oefening vraagt voor ik iets als Beethoven kan spelen, vergt het bloed, zweet en tranen voor ik een tekst af heb.
´Mijn gedreven, ondernemende kant heeft leren genieten van dat dobberen.
´Ik zou mijn job als kinderpsychiater niet voltijds kunnen doen. Daarvoor zijn de trauma’s die ik zie te heftig.
´Pas op, mijn job is een belangrijk kader om na te denken over de zegeningen en uitdagingen van het leven, en om anderen iets van betekenis te proberen bieden, maar schrijven is evenzeer een noodzaak.
´Het biedt houvast, niet als een ijzeren reling, wel als een moment waarop je even kunt gaan zitten op de zwierende loopbrug die het leven is.’
Bron: De Standaard