Na de eerste opname van de Allerslimste Mens ter Wereld kreeg Liesbeth Van Impe te horen dat haar borstkanker opnieuw de kop had opgestoken. In de weken tussen haar uitschakeling en de finale ging ze onder het mes.
Vincent Van Peer – De Morgen/Humo
‘Ik weet niet of je kanker kunt hebben zonder angst voor de dood, maar ík kan het niet’
Liesbeth Van Impe
Mag ik je al aanspreken als de Allerslimste Mens ter Wereld, of moeten de formaliteiten nog worden afgehandeld?
Liesbeth Van Impe (lacht): “My lips are sealed.”
Wat dacht je toen je enkele jaren geleden voor het eerst Erik Van Looy aan de lijn kreeg?
Van Impe: “Je moet weten: van die twintig jaar De slimste mens ter wereld heb ik zo goed als elke aflevering gezien. Ik hou van het programma. Ooit, lang geleden, had ik al meegedaan aan de beruchte cafétest, maar dat jaar bleken ze te veel journalisten te hebben, dus is een deelname er niet van gekomen. Toen ik Erik Van Looy twee jaar geleden aan de lijn kreeg, dacht ik dus vooral: eindelijk!”
En toch is een journalist die meedoet aan De allerslimste mens ter wereld als een scherpschutter die meedoet aan BV Darts: je kunt alleen maar verliezen.
Van Impe: “Er zijn inderdaad vragen waarbij je liever niet de mist wilt ingaan: als politiek beest wil ik geen black-out bij een fotoronde over Waalse ministers. Maar dat gaat om ego, en het mijne is sowieso wel tegen wat deuken bestand (lacht).
“Een gouden stelregel in het leven: de meeste mensen zijn helemaal niet zoveel met jou bezig als je zelf denkt. De evenaar loopt heus niet door je gat. Dat vind ik zo leuk aan De slimste mens: er doen vooral mensen mee die met zichzelf kunnen lachen. Voor mensen die dat niet kunnen – zoals Conner Rousseau, die het spelletje veel te serieus nam en finaal toch beter bij The Masked Singer bleek te passen – is de quiz genadeloos.
“Ik hou van de complexloosheid van de quiz. Een uur lang kijk je naar een hoop lukraak bij elkaar gegooide mensen die samen een leuke avond beleven.
“Ik deed voor het eerst mee tijdens corona, en toen dacht ik: dít is wat mensen nu nodig hebben! Warmte, geborgenheid, gezelligheid.”
Zeg je nu dat De slimste mens een maatschappelijke functie vervult?
Van Impe: “Ik denk dat pakweg een deugdelijk fiscaal systeem nog altijd iets belangrijker is (lacht). Maar het is wel een warm bad, dat ook de verdienste heeft op consistente basis nieuwe gezichten te lanceren – in schril contrast met VTM, dat alleen programma’s lijkt te maken in variërende constellaties met Jonas Van Geel, Koen Wauters en Nathalie Meskens.
“Zonder De slimste mens geen Bockie De Repper of Jennifer Heylen. Dan kun je toch van een maatschappelijke functie spreken, me dunkt.”
Heb je echt alle afleveringen van de voorbije twintig seizoenen gezien?
Van Impe: “Behálve die met mezelf. Wat wel zo vervelend was toen ik onlangs voor mijn kankerbehandeling in het ziekenhuis lag. Ze zonden toen net de afleveringen uit waaraan ik meedeed, waardoor ik niet eens naar mijn geliefde quiz kon kijken. Toen de verpleegster binnenkwam, zag ik ze denken: ‘Zag ik jou nu net niet…?’ (lacht)”
POLITIEKE MALAISE
Geert Meyfroidt kreeg van zijn collega’s weleens schampere commentaren te horen: mag een serieuze dokter wel weten wie Zendaya of RuPaul is? Heb jij daar ook last van?
Van Impe: “Op de redactie niet: daar weten ze dat ik naast vuistdikke literaire klassiekers ook mag genieten van Buffy the Vampire Slayer.
“Ik háát intellectueel snobisme. Een zin die me rillingen bezorgt, is bijvoorbeeld: ‘Ik weet daar niks van, ik heb geen tv’ – uitgesproken met het dedain van een edelman die een bedelaar afwimpelt.
“Ik ben daarmee groot geworden: je definieerde jezelf niet aan de hand van wat je wist, maar wat je weigerde te weten. Zo vermoeiend! Ik niet: er is geen kennis waarvoor ik mezelf te goed waan.
“Ik was politiek journalist (voor De Morgen, red.) en werd dan hoofdredacteur van een populaire krant. Sommige vrienden snapten mijn keuze totaal niet. ‘Wanneer ga je weer voor een serieus medium werken?’ vroegen ze. Ik dacht: begrijp jij wel hoeveel mensen wij elke dag bereiken en informeren?”
Je bent met je tien jaar ervaring een van de langst dienende hoofdredacteurs. Hoe is jouw stiel in dat decennium veranderd?
Van Impe: “De job is onherkenbaar veranderd. Ik denk soms met heimwee terug aan vroeger, toen de dag van de journalist nog volledig werd bepaald door de papieren deadline. ’s Ochtends kwam ik binnengesloft tegen halfelf, en als de ongelofelijke uitsteller die ik was, begon ik te schrijven tegen zeven à acht uur ’s avonds. Nu kan dat natuurlijk niet meer.”
Het is minder romantisch, kun je opwerpen.
Van Impe: “In ruil neemt de journalistieke slagkracht toe: we hebben met digitaal, video, podcasts enzovoort meer wapens dan ooit. Maar het is waar, de romantiek gaat zachtjesaan verloren.”
Mensen denken soms: die oorlog in Oekraïne zal zonder mij ook wel verdergaan. Maar jij moet alles volgen, elke dag.
Van Impe: “En ik ben dan nog de ergste soort: een politiek journalist! Ik heb in 2005 Brussel-Halle-Vilvoorde gevolgd, omdat ik toen als jonge kracht op de redactie nog niet doorhad dat ik best zo snel mogelijk onder mijn bureau kon duiken toen die opdracht werd uitgedeeld. En ik heb de formatie van 2011 meegemaakt, die meer dan een jaar heeft geduurd, waarbij ik alsnog opgewonden raakte omdat er in pakweg nota 48A beweging kwam (lacht).”
Slimste mens-vraagje: hoelang duurde die formatie van 2011 ook weer?
Van Impe: “541 dagen (grijnst).”
Jij bent groot geworden met de generatie-Verhofstadt, de oude venten van de Wetstraat. Hoe heb je de politiek zien veranderen?
Van Impe: “Met het einde van paars verdween ook het optimisme. Sindsdien heb ik niets anders dan malaise meegemaakt in de Wetstraat. (Denkt na) Het moet toeval zijn, maar toen ik er aankwam, is alles in de soep gedraaid (lacht). Al twintig jaar ben ik chroniqueur van onze politieke neergang.”
En toch weigert je enthousiasme, zelfs na al die jaren, af te kalven.
Van Impe: “Sinds een jaar of twee maak ik me wel oprecht zorgen, bijvoorbeeld wanneer ik de Wetstraat nog maar eens luidop ter discussie stel. Aan de ene kant zit je met een politiek bestel waar je alleen maar kritisch over kunt zijn. Maar aan de andere kant leven we in een tijdsgewricht waarin mensen ons hele systeem wantrouwen. Zit ik, door kritisch te zijn, niet doodleuk méé aan de stoelpoten van de democratie te zagen? Het verontrust me. Maar de oplossing kan nóóit zijn: minder kritisch worden.
“Is niet elke journalist in se een idealist? Ik wilde journalist worden zoals kleine jongetjes astronaut willen worden. Begáán met de wereld, dat ben ik altijd geweest. Ik wilde zelfs ooit – o jee, dit gaat me nog achtervolgen – missiezuster worden.”
(Maakt kruisteken)
Van Impe (lacht): “Ik ben opgegroeid in het West-Vlaanderen van de jaren 80 én mijn moeder was godsdienstleerkracht, vandaar. Maar na mijn plechtige communie was die religieuze bevlieging definitief over. Daarna wilde ik voor Artsen Zonder Grenzen werken.”
Toen je net hoofdredactrice werd, zei je dat je het nooit langer dan tien jaar wilde doen.
Van Impe: “Eerst was het zelfs vijf jaar (lacht).”
Hoeveel jaren zitten er nog in je?
Van Impe: “Als journalist mogelijk nog veel, maar als hoofdredacteur? Nog een paar jaar, en dan zijn we er.”
CHEMODATE
Drie jaar geleden kreeg je voor het eerst de diagnose van borstkanker. Ben je daardoor in de tussentijd anders naar het leven gaan kijken?
Van Impe: “Om eerlijk te zijn: ik zit nog altijd te wachten op die grote openbaringen. Je hoort weleens dat mensen die kanker krijgen plots de zin van het leven ontdekken: zulke epifanieën zijn bij mij uitgebleven, wat ik net heel geruststellend vond.
‘Ex-kankerpatiënten gooien vaak het roer om, omdat ze plots beseffen dat ze al die tijd met de verkeerde dingen bezig zijn geweest. Maar ik voelde helemaal niet de aandrang om plots druiven te gaan plukken in Toscane. Ik voelde net bevestiging: dat ik wilde blijven doen wat ik deed. Ik werd niet overvallen door zinloosheid, wél door zin. Om me opnieuw op het leven te storten dat ik voor mezelf helemaal niet zo slecht had ingericht.
“Er zijn een aantal fundamentele keuzes in het leven, maar dat zijn veelal dingen die toevallig in hun plooi vallen. Ik heb geen lief en ik heb geen kinderen. Voor hetzelfde geld werd ik in mijn ziekenhuisbed badend in het zweet wakker: ‘Waarom heb ik dáár geen tijd voor gemaakt?’ Maar dat gevoel kwam niet. Het voelde nog altijd juist.
“(Denkt na) Al vóór ik ziek werd, vond ik de term work-life balance vreselijk. Alsof die twee los van elkaar staan! Mijn leven eindigt niet als ik de redactie binnenkom, en eindigt ook niet als ik er buitenstap. Ik heb het gevoel dat wat ik doe, er ook toe dóét.”
Een partner en kinderen, dat zijn dingen die de maatschappij je aldoor probeert aan te praten.
Van Impe: “‘Je gaat er spijt van krijgen’, dat hoor ik het vaakst (lacht). ‘Op je sterfbed zul je je erover beklagen dat je geen kleinkinderen hebt!’
“Maar door kanker te hebben gehad, weet ik het zeker: je kunt een leven uitbouwen met zeer waardevolle relaties, die daarom nog níét je man en kinderen hoeven te zijn.
“Ik mag mijn vriendschappen op hetzelfde niveau tillen qua diepgang, qua overgave, qua onvoorwaardelijkheid. Soms denk ik zelfs: het vergt méér toewijding om een oprecht engagement op te bouwen met mensen die géén bloedverwanten zijn. Ik doe bijvoorbeeld vrijwilligerswerk met jonge gasten. Dat is toch ook iets waard?
“Je hoort het wel vaker: mensen die tijdens hun kankerbehandeling teleurgesteld worden door hun omgeving, die naast hun tumor ook hun bitterheid zien groeien. Dat heb ik gelukkig niet hoeven mee te maken. Integendeel: wat mijn vrienden voor me hebben gedaan, grenst aan het ongelofelijke.
“Mijn medehoofdredacteur Pascal Weiss alleen al zou een standbeeld moeten krijgen voor wat hij voor mij heeft gedaan. Hij is meegegaan naar ál mijn doktersafspraken, en toen ik vier maanden lang niet op het werk kon zijn, heeft hij – ik krijg nog altijd tranen in mijn ogen als ik eraan denk – een schriftje gekocht dat in zijn achterzak paste, om alle banale zaken die elke dag gebeurden op te schrijven, en mij er drie, vier, vijf keer per week alles over te komen vertellen.
“Ook andere collega’s van wie ik vermoedde dat het vrienden waren, bleken het echt te zijn. Ik heb de ‘chemodate’ in het leven geroepen. Een keer of zeventien moest ik urenlang in het ziekenhuis gaan zitten: zeventien keer had ik gezelschap. (Denkt na) Alles wat ik mijn hele leven lang in mijn werk heb gestoken, heb ik duizendmaal teruggekregen.”
Waar hoor jij thuis op de curve gezelschapsdier-einzelgänger?
Van Impe: “Ik scoor extreem hoog op beide schalen. Ik heb een sociale job, waarbij ik de hele dag door sta te tetteren met 180 man. Wat dan weer maakt dat ik me op andere momenten extreem afsluit.
“Vakantie is voor mij: twee weken lang tegen niemand praten – ‘un caffè, per favore’ is dan al een immense toegift. Dan keer ik compleet naar binnen, en lees ik een boek per dag. Ik heb momenten nodig waarop ik de deur achter mij dichttrek, en kan ademen.”
Waarom heb je twee jaar geleden, met Chemodag is de beste dag van de week, een boek over kanker geschreven?
Van Impe (denkt na): “Ik kan complexloos spreken over de ziekte, terwijl ik merk dat veel mensen het daar net heel moeilijk mee hebben. Het begint te beteren, maar wij moffelen ziekte toch nog altijd het liefst weg achter gesloten deuren.
“Er wordt vaak over kanker gesproken, maar niet vaak met kankerpatiënten. Daardoor hoor je duizend keer dezelfde platitudes, die elke kankerpatiënt op de zenuwen werken. ‘De wetenschap kan al veel, hè.’ ‘Positief denken!’ Dat moet je eens zeggen tegen iemand die zijn been heeft gebroken. Maar bij kanker doen mensen het wel, wellicht omdat het zo’n mysterieuze, ongrijpbare ziekte is.
“Weet je welke vraag je nooit krijgt? ‘Ben je bang om dood te gaan?’ Daar fietsen we omheen als was het een vulkanische krater. En als de vraag dan toch gesteld wordt, dan alleen als aanloopje naar een geruststelling. ‘Natuurlijk kom je hier wel door. De wetenschap kan al veel, hè.’
“Het is waar, ze kúnnen veel. Maar de angst krijg je er gratis bij. Ik weet niet of je kanker kunt hebben zonder angst voor de dood, maar ík kan het alvast niet.”
GEHAKTMOLEN
In september kwam de volgende moker: je had voor de tweede keer borstkanker.
Van Impe: “Voor mijn kanker geldt: als je na drie jaar nog altijd niet hervallen bent, dan mag je als volledig genezen worden beschouwd. Ik was die driejarengrens voorbij. Ik begon zelfs met een zekere nostalgie rond te kijken: kijk, dáár heb ik nog in een hoekje zitten grienen, maar zie me nu!
“Ik begon over kanker te spreken in de voltooid verleden in plaats van in de tegenwoordige tijd. Met een licht hart huppelde ik door die fucking ziekenhuisgang, op weg naar wat in mijn ogen niet meer dan een routinecontrole was. Niet veel later kreeg ik telefoon. Ik heb Pascal ge-sms’t, heb de deur dichtgedaan, en ben beginnen te bleiten, in blinde paniek. Moest ik dat nu wéér aan mijn ouders gaan vertellen?”
Het is misschien een rare vraag, maar in hoeverre verschilde de tweede diagnose van de eerste?
Van Impe (meteen): “Het is helemaal anders. Het enige goeie nieuws: je weet wat komen gaat, hoe je je zult voelen, in welke gang van het ziekenhuis je moet zijn. Je kent de weg al (lachje).
“Het nadeel is dat de tweede diagnose veel wreder is. Mijn tweede diagnose valt finaal veel beter mee dan de eerste, maar toch is ze existentieel beangstigender. Er komt meer onzekerheid bij kijken. De dokters weten het opeens niet meer zeker. De diagnose is voorzichtig, de toekomst troebel.
“De eerste kanker was onder controle, de tweede nu ook. Maar de vraag die niemand kan beantwoorden: komt er nog een derde?”
Je bent nu genezen, maar vóél je je ook zo?
Van Impe (denkt na): “Strikt genomen bén ik genezen, geloof ik. Maar bij kanker is het altijd moeilijk om er iets definitiefs over te zeggen. Ik weet het niet.
“Nog een verschil met de eerste keer: vorige keer werd mijn borst gespaard – een amputatie was de enige hoek van Kankerland die ik nog niet verkend had. Maar deze keer was het wel nodig. Eén amputatie heb ik achter de rug – die is gebeurd tussen de voorrondes en de finaleweken van De allerslimste mens – en de tweede volgt nog.
“Fysiek valt zoiets mee, het is een uitwendige operatie. Maar psychologisch? (blaast) Ik ga er nog weken en maanden over doen om het een plaats te geven. Het is een tijdelijke situatie, er volgt nog een reconstructie, maar… Het is héftig.
“Ik heb de neiging het fel te relativeren, en chemo vond ik vele malen erger – dan verlies je ei zo na wie je bent – maar toch. Een stuk van je lijf is voor altijd weg. Je schrikt van je weerspiegeling, die je weken aan een stuk angstvallig mijdt. Ik heb er lang voor gezorgd dat ik niet onvoorzien voor een spiegel zou terechtkomen als ik ’s nachts even naar het toilet moest. Ik was daar niet klaar voor. Dat was… (stil)”
Zit je in een rouwproces?
Van Impe: “Ja. Ik vind het zelfs vroeg om het als dusdanig te benoemen, daarvoor is het te rauw.
“Ik ben 45, dat vind ik sowieso een soort… transitieleeftijd. Je bent niet meer zo jong, je wordt ouder. Het feit dat ik door chemo ben gegaan, heeft mijn lijf sowieso geen verjongingskuur gegeven: het is daarentegen door een gehaktmolen gedraaid. Dat draag je mee.”
Een heel mooie zin van jou: ‘Ik voel me Napoleon noch Wellington. Ik voel me de wei van Waterloo, de plek waar oorlog gevoerd is.’
Van Impe (lacht): “Vertrappeld en omgeploegd. Maar het nieuwe gras begint er alweer door te komen.
“Maar ook… Ik vermoed dat iedereen weleens overvallen wordt door de angst om vroeg dood te gaan. Wat kanker toevoegt, zeker als je chemo hebt gehad, is de angst over hóé je doodgaat. Wat schiet er tegen dan nog van mij over? Dat is iets waar ik tussen mijn 42ste en 45ste meer mee bezig ben geweest dan mij lief is. Ik ben een controlefreak, ik kan niet anders dan daar uitvoerig over nadenken. Ik hoop dat denkproces nu af te ronden, maar het zal tijd kosten.”
PISSED
Heeft het je een beetje rust gegeven om mee te doen aan De allerslimste mens ter wereld? Heb je niet getwijfeld om af te zeggen?
Van Impe: “Maar nee! Mijn dokters kenden me ondertussen goed genoeg om net niet met hun ogen te rollen toen ik zei: ‘Een operatie, allemaal goed en wel, maar ik wil wél meedoen aan De allerslimste mens.’ (lacht)”
Ik vond het lange applaus dat je kreeg bij je uitschakeling erg aangrijpend. Heeft dat je gesterkt?
Van Impe: “Zeker! Ik heb de ploeg daar uitvoerig voor bedankt. De manier waarop ze dat hebben aangepakt, in de context van een quiz die geen zwaarte verdraagt, vind ik ongelofelijk.
“Als ze mij vriendelijk hadden gezegd dat het gezien mijn diagnose misschien beter was om een vervanger te zoeken, dan had ik dat begrepen. Dat hebben ze niet gedaan. Daar ben ik zo blij om. Het enige wat ik niet wil, is een te wilde doe-ronde – ik wil liever niet dat mijn borstprothese opeens op m’n rug hangt, begrijp je? (lacht)
“Dit moest een kloteperiode worden, maar De allerslimste mens heeft het eigenlijk nog redelijk geestig gemaakt. Elke opname duurt godvergeten lang, en het mooie is: zolang ik daar in de stoel zat, heb ik niet één keer aan kanker gedacht.”
Een mooie metafoor voor het maatschappelijke nut van het programma.
Van Impe: “Voilà, het sleurt ons toch allemáál een beetje door de kanker van alledag, nietwaar? (lacht)”
Ben je nog boos op je lijf? Het heeft hoe dan ook hoogverraad gepleegd.
Van Impe: “Tijdens de chemo ben ik nooit kwaad geweest. Ik had nooit last van het ‘waarom ik’-gevoel. Maar nu, de tweede keer, voel ik wel die kwaadheid. Nu ben ik pissed. Het vertrouwen in mijn borsten is totaal weg. (Fijntjes) En ik vermoed dat het gevoel wederzijds is.
“Chemo was een bitter voorproefje van wat veel mensen op hun oude dag zullen meemaken: je laat stukje bij beetje alles los, tot er niet zo heel veel van jezelf meer overblijft.
“Toen ik ’s nachts in bed lag en de zee in mijn oren dacht te horen ruisen, had ik het gevoel dat ik alles kon loslaten en kon wegglijden. Tijdens kanker dobbert je vlot in het midden van de oceaan, en hangt het nog maar met één touw vast aan de oever.”
Maar nu ben je terug aan land.
Van Impe: “Ja! En dan zie je plots weer appeltjes aan de bomen hangen, en zelfs een cabana waar ze rum verkopen (lacht).
“Ik moet toegeven: met mijn woede is ook mijn angst gegroeid. Raak ik hier nog wel van af? Mijn radioloog heeft mijn leven gered door de kanker in zo’n vroeg stadium te zien. Maar net het besef dat ik nog goed ben weggekomen – en dat is, met een dubbele borstamputatie, relatief – maakt dat ik me nu onveiliger voel.
“Het verschil tussen mijn eigen beleving en wat de buitenwereld ziet, is deze keer ook groter. Nu was chemo niet nodig: ik ga mijn haar houden, ik zal er niet ziek uitzien. Voor de meeste mensen is alles dus weer in orde.
“Maar tegen een kleine groep rond mij heb ik gezegd: ‘Ik ben er niet klaar mee. Mag ik jullie daar af en toe aan herinneren?’ Ik zal tijd nodig hebben om hier vrede mee te nemen. De angst gaat nooit meer weg, ik moet ermee leren leven.
“Het zal nog een wispelturig, kronkelend pad zijn. Gelukkig ken ik de weg.”
© Humo
Lees ook
Vul hieronder de zoekopdracht Kanker in en vind meer berichten.
Bron: De Morgen