Godzijdank wist Marente de Moor haar paniek tijdig te blussen en weerstond ze de verleiding om haar nieuwste manuscript ‘de haard in te flikkeren’. De schoft is een belangrijk boek, niet het minst voor de schrijver zelf, die met deze roman haar literaire vrijheid veilig stelt.
Jelle Van Riet – De Standaard
In een huis waar alles met smaak, precisie en liefde is uitgekozen wil je schaamteloos rondkijken.
Thuis bij Marente de Moor in het fabelachtig mooie Zuid-Limburgse heuvelland, op de grens met België en Duitsland, schreeuwt veel om mijn aandacht. Slokop is de extatische witte labradorpuppy.
De Moor voedt mijn kijkhonger nog door knappe schilderijen van haar zus en haar vader aan te wijzen.
Hij is er van meet af aan bij: de jonggestorven vader, kunstenaar Heppe de Moor, ‘de grote inspirator van het gezin’.
Ze vertelt dat haar zus haar onlangs een oud poëziealbum teruggaf – ‘poesie-album weet je nog?’ – waarin haar vader had geschreven dat alle verhaaltjes die hij haar had verteld een weg zouden vinden naar een roman die zij zou schrijven.
‘Het greep me enorm aan. Als je je vader zo jong verliest en je komt na al die jaren nog iets van hem tegen, dan voelt dat alsof je weer door hem wordt aangesproken.’
Redding
De Moor was negentien toen haar vader op zijn 53ste aan kanker overleed. Nu ze zijn leeftijd nadert, beseft ze pas hoe jong hij was. Het gemis roert zich, het is nooit weggeweest.
Ook journalist Tom Wilenski – vijftig, gescheiden, uitgerangeerd – mist zijn wereldwijze vader. Het is niet het enige gevoel dat De Moor deelt met haar hoofdpersoon in De schoft.
Net als bij Wilenski benauwt de onttoverde wereld haar. Deze tijd waarin links en rechts, jong en oud, dader en slachtoffer met een floret in de hand tegenover elkaar staan.
Waarin de ideeëndwang regeert en woorden in een precisieweegschaal worden gelegd.
Het weerhield haar er niet van om Wilenski voor een reportage te laten inschepen op een reddingsschip voor vluchtelingen.
In zo’n context is een fout gauw gemaakt. Vluchtelingen heten geen ‘vreemdelingen’ maar evacués, het schip wordt niet ‘bemand’, maar bestuurd door vrouwen.
Marente de Moor (50)
- Debuteerde in 2007 als romanschrijver
- Won in 2011 de AKO Literatuurprijs voor haar tweede boek, De Nederlandse maagd
- Voor Foon (2018) kreeg ze de F. Bordewijk-prijs voor het beste Nederlandstalige prozawerk.
Kort nadat op 22.2.22 de vrouwen vijftig mannen uit zee hebben gered, niet ver voor de haven van Abu Kammash, Libië, beseft Wilenski dat hij schaakmat is gezet.
Na drie jaar op non-actief mag hij de reportage van de laatste kans maken, maar hoe hierover te schrijven?
Alleen een schoft zou durven te vragen of ze met hun barmhartige reddingen niet de duistere en lucratieve mensenhandel in de Middellandse Zee mee in stand hielden.
Alleen een schoft zou in evacués meer zien dan slachtoffers.
De vrouwen twijfelen aan zijn goede bedoelingen en willen hem van boord, maar de Italiaanse kustwacht weigert het schip toegang tot de havens.
Wanneer ze uitvaren voor een nieuwe missie, voedsel en brandstof opraken en plots zowel Sicilië als Malta in zee is verdwenen, panikeert Tom.
Alleen Adama, met wie hij de kajuit deelt, geeft hem adem. In deze Senegalese jongeman – in Levis-jeans en op All Stars – herkent Tom zijn jongere zelf.
De Moor creëert niet voor het eerst een hoofdpersoon die geklemd zit tussen twee belevingswerelden.
Zowel in haar roman Roundhay, tuinscène als in het wondermooie Foon wil de hoofdpersoon ontsnappen aan het simplistische, kleurloze beeld waartoe anderen hen reduceren.
‘In al mijn wezenloosheid ben ik er pas sinds kort achtergekomen dat het gevoel ergens aan te willen ontvluchten niet alleen mijn personages kenmerkt, maar ook mij’, zegt ze lachend.
Nochtans sprak de dromerige De Moor als kind al met drie verschillende stemmen tegen zichzelf. Daar is ze nooit mee opgehouden, alleen zet ze dat polyfone gesprek nu voort in haar boeken.
Het levert wonderlijke, raadselachtige literatuur op, die lang blijft natrillen.
‘Ik wil de lezer op elke pagina op een ander been zetten, wat het grote publiek me niet in dank afneemt wegens “geen touw aan vast te knopen”.’
De schoft is wederom een daad van verzet tegen het dictaat van de herkenbaarheid. Zit het diep?
‘Lezers vragen me vaak of iets echt gebeurd is – het effect van die hele human interest literatuur.
´Tegenwoordig moet de disclaimer “waargebeurd” erbij om het boek waarachtigheid te geven en moet je zeker ook je eigen kwetsbaarheid in de strijd gooien.
´Het bevreemdt me dat mensen steeds op zoek gaan naar wat ze al kennen. Nochtans zijn dat de eerste boeken die door ChatGPT zullen worden geschreven: herkenbare personages, een cliffhangertje op zijn tijd en een plot die zich volgens een vast format ontrolt.’
‘Over een paar jaar zal er ook wel een boek uitrollen over de noodscenario’s die uit de klimaatverandering kunnen voortvloeien, maar het zal nooit lukken om een boek te schrijven dat drijft op de verbeelding. Een robot heeft geen verbeelding.
´Foon was mijn wraak op lezers, die mijn werk maar bleven benaderen als een op te lossen rebus. Ik zal jullie eens een raadsel geven, dacht ik, en ik gaf hun een fabel die je alle kanten uitstuurt.
´Met die ongrijpbaarheid kan een ChatGPT niks. Laten we dat koesteren.’
Wilenski ergert zich aan tweets van oneliners, ‘kift’ en ‘intieme niemendalletjes’. Iets zegt me dat u een gepassioneerd mopperaar bent?
‘O, ik ben enorm sikkeneurig, maar in Tom herken ik vooral zijn amechtigheid. Hij is geen bange of boze witte man, hij is een benauwde witte man.
´Het gaat me om het gevoel dat je niet ontkomt aan het clichébeeld dat men voor je heeft bedacht. Dat je adem tekortkomt om je goede wil en alle schakeringen die je rijk bent goed voor het voetlicht te krijgen.
´Jonge generaties zijn opgegroeid met digitale media, waarin je in no time naar links of rechts swipet.
´Wilenski noch ik passen in dat binaire leven van goed en fout. Wij komen uit een generatie waar je nog een potje slap kon lullen zonder dat je onderuit werd geschoffeld.
´Zonder die haarkloverij over de lijnen van steeds kleiner wordende fragmenten van identiteit.
´Twitter is met zijn 280 tekens een schoolvoorbeeld van een platgeslagen beeld, dat onmogelijk alle schakeringen van een gedachte kan belichten.
´Ik heb er een paar honderd pagina’s voor nodig en laat de lezer het vervolgens nog zelf opknappen ook, want daar hou ik zelf van als ik een boek lees.’
Is het die angst voor bestendigheid waarom u interviews schuwt?
‘Nu ik weer uit mijn cocon moet treden om mijn poëziealbum aan de wereld te laten zien, slaat de amechtigheid toe.
´Toen ik vijftien jaar geleden naar hier verhuisde en De Nederlandse maagd schreef, een heel amodieus boek, verkeerde ik in de naïeve veronderstelling dat ik ermee weg zou komen. Niemand hier wist waar ik mee bezig was.
´Maar toen won ik de AKO Literatuurprijs, wat traumatisch was, want in geen van de daarna verschenen artikelen kon ik mezelf of mijn werk herkennen, of ze nu positief waren dan wel ronduit seksistisch.
´Hoe ik word weergegeven, komt nooit overeen met hoe ik mezelf zie. Ik ben wazig en wil wazig in beeld komen.
´Ik ben jaloers op de boomergeneratie die van die grofkorrelige foto’s had, terwijl nu haarscherpe foto’s en beeldopnames worden gemaakt.
´Ik kijk nooit terug naar mezelf en bewaar niks. Geen foto’s, geen interviews, geen archief, zodat ik goed verder kan met het volgende boek.’
U wilt helemaal nergens worden vastgelegd?
‘Ik ben in de afgelopen tien jaar zes keer verhuisd. Ik ben zelfs anderhalf jaar teruggekeerd naar Amsterdam, maar ik kon er niet schrijven.
´Amsterdam heeft meer dan welke stad ook die ik ken, een enorme nadrukkelijkheid van denken. In zo’n omgeving, waar maar op één manier mag worden gedacht en geschreven, kon ik niet werken.
´Ik moet me afsluiten van het gekrakeel van de dag, want ik ben een verschrikkelijke twijfelkont en zeer beïnvloedbaar.
´Door een futiele opmerking van mijn redacteur, een misvatting nog wel, heb ik op het punt gestaan het manuscript van De schoft in de haard te flikkeren.
Bovendien kwam ook de oorlog in Oekraïne erdoorheen gefietst. Ik heb vluchtelingen geholpen en getolkt maar op een gegeven moment was ik emotioneel zo van de rails gereden, dat ik de stemmen tot rust moest brengen, wilde ik dit boek kunnen maken.
´Ik luister wel nog elke dag naar de Oekraïense media.’
Tom weet zich langs alle kanten belaagd door stemmen. Zet hij ook zichzelf buitenspel?
‘Ik denk het wel, net als ik.
´Getekend door zijn ervaringen – hij heeft een paniekstoornis ontwikkeld – gaat hij ervan uit dat mensen wel zus of zo van hem zullen denken en dus houdt hij zich op de vlakte. Uit zelfbehoud.
´Om zijn zielenstrijd te kaderen was die vluchtelingencrisis natuurlijk het uitgelezen decor. Een schoolvoorbeeld van een debat waar maar op één manier mag over worden gedacht.
´Kijk, als je iemand uit zee trekt, denk je niet: dit is misschien een oorlogsmisdadiger. Je redt zonder aanziens des persoons.
´Dat de gevolgen van die redding – denk tentenkampen onder Brussel-Zuid – niet het pakkie-an zijn van die bevlogen vrouwen snap ik, maar dat vervolgens die barmhartigheid niet mag worden bevraagd op straffe van harteloosheid snap ik niet.
´Hier is iets heiligs aan de hand. Het herinnert me aan de strenge voorschriften van het sociaalrealisme in de Sovjet-Unie, dat decennia van waardeloze Sovjetliteratuur heeft opgeleverd. Je weet meteen wie de goodguys zijn, wie de badguys.’
Wilenski’s 21-jarige dochter laat niet na hem erop te wijzen dat wat hij heeft gezegd ‘echt niet meer kan’. Ergert u zich met name aan die ‘opvoedingswoede’?
‘Waar heb ik als schrijver in godsnaam nog ruimte voor schakeringen als er voor mij slechts een dun paadje in het moeras wordt getrokken waarover ik moet lopen?
´Veel mensen voelen zich op drift, zonder anker in deze tijd waarin rücksichtslos wordt besloten wat je wel en niet dient te denken.
´En het spijt me, maar het lijkt dat vooral vrouwen die boze, zelfkastijdende, opvoedkundige rol aannemen.
´Of hun verontwaardiging verdergaat dan wat spandoeken en tweets is echter zeer de vraag. Je kunt namelijk rustig op tv verkondigen dat je een Syriër gaat huisvesten en daar vervolgens niet naar handelen.
´Naast de schreeuwlelijken die in het nieuws komen, zich vastketenen en acties ondernemen op de Utrechtse baan, is er ongetwijfeld een grote groep hardwerkende studenten die zoden aan de dijk zal zetten. Hen hoor je veel minder.
´Anders dan bij een rolmodel als Greta Thunberg – van een heilige gesproken – past hun verhaal natuurlijk niet in het Instagram- en Twitterformat.’
Voelt u zich, net als Wilenski, aldoor in de oude tijd gestopt?
‘Er wordt vandaag wel heel snel gezegd dat iets “niet meer van deze tijd” is, maar ik ben verdomme vijftig! Ik ben van plan nog een tijdje van deze tijd te blijven.
´Het is toch niet omdat iemand van een bepaalde generatie zich ergens onhandig over uitdrukt dat die persoon te kwader trouw is?
´Je kunt toch uitgaan van iemands goede bedoelingen?
´Ik krijg kippenvel van termen als “niet meer van deze tijd”. Ze doen me denken aan dogma’s van de Culturele Revolutie.
´Je kunt het mensen die pas in de 21ste eeuw zijn geboren niet verwijten dat ze in dezelfde valkuilen trappen die in de 20ste eeuw tot grote conflicten hebben geleid.
´Ze weten niet dat het in China en de Sovjet-Unie ook alleen maar ging over oude cultuur, oud denken, oude overtollige mens, want die komt altijd tevoorschijn wanneer een revolutie bij elkaar moet worden geklauwd.
´Ik heb gezien hoe snel het kan kantelen als mensen aan de goede of de slechte kant van een lijn komen te staan. Daarom grijpt het me zo aan.
´Toen ik in 1992 na het overlijden van mijn vader half verweesd in Rusland aankwam, heeft het land me ontvangen als een moedertje Rusland, maar toen ik er tien jaar later vertrok was het debat geheel verhard, het denken dichtgeslibd.’
Herkent u Toms gevoel alsof er zich ‘een moedeloosheid tussen zijn borstwervels heeft verankerd’?
‘Zeker, maar ik verzet me er stribbelend tegen.
´Toen ik in 1998 vanuit Rusland bij De Groene Amsterdammer ging werken, werd ik “de reactionair van de redactie” genoemd.
´Dat was ik niet, maar ik kon niet navoelen waar men hier mee bezig was en schoof veel van tafel: waar gaat dit in godsnaam over?
´Dat was vijfentwintig jaar geleden. Vandaag is er veel meer kritiek.
´Als je de weg-met-ons-brigade mag geloven, kunnen wij Nederlanders niks. We kunnen niet dansen, niet koken, niet neuken, we zijn horken.
´Omdat ik zo lang in het buitenland heb geleefd en daarna in een migrantenwereld in Amsterdam, denk ik juist vaak: hé, wat een hartstikke leuke Nederlandse hebbelijkheid is dit. En als je Nederlanders laat vertellen, merk je dat het vaak goedmoedige lui zijn.
´Aan onze generatie dus om te zeggen: “Flikker toch op, dit gezever is van de pot gerukt, ik doe niet mee!”’
Is De schoft uw middelvinger?
‘Ik probeer in elk geval adem op te eisen. Daarom ook begint Tom weer te roken, uit heimwee. Sigaretten krijgt hij van Adama, de enige aan boord die hem adem geeft.
´De Senegalees is niet alleen zelf een onbeschreven blad, in tegenstelling tot Wilenski’s oude vrienden gunt hij hem nog het voordeel van de twijfel.
´Tom is bijna jaloers op de vluchtelingen, die met een compact vluchtverhaal aan een nieuw leven in Europa kunnen beginnen.
´Zelf kan hij niet zomaar terug naar het continent waar zijn denken is vastgelegd in columns en artikelen en waar hij is weggestreept.
´Onze generatie – ze noemen ons generatie X, Nix of Patat – is echt de sjaak.
´We zitten klem tussen twee generaties: we worden overschreeuwd door onze ouders en de mond gesnoerd door onze kinderen.
´Wij waren juist veel meer laisser faire.
´We zijn wat vast aangedraaid, zoals een bevriende fotograaf dat zo mooi zegt.
´Zeker in de links-radicale, culturele scene gold dat kinderen accessoires waren. Boven mijn jeugd hing het bord “niet storen”.
´Mijn ouders waren met van alles bezig, en mijn zus en ik hingen er maar wat bij. We werden meegesleept naar demonstraties en rokerige feestjes tot in Avignon toe, waar ik dan achter in een deux-chevauxtje lag te slapen. En dus bijten wij niet snel van ons af.
´Maar op een gegeven moment zullen we toch moeten zeggen: zullen we weer normaal gaan doen?’
U was een allenig kind. Bereidde u zich voor op het schrijverschap?
‘Ik schreef als kind heel veel. Mijn moeder gaf pianoles en was verder vooral de vrouw van de kunstenaar.
´Pas toen ik al bijna uit huis was, begon zij te schrijven. Ik ben dus niet opgegroeid met een schrijvende moeder. Ze is pas de bekende Margriet de Moor geworden nadat mijn vader was gestorven.
´Ik kende geen Margriet de Moor, want de achternaam komt van mijn vader en thuis heette mijn moeder Peet.
´In Nederland debuteren zou vervelend worden, begreep ik al snel, met mijn moeder in volle spotlights. En dus ging ik naar Rusland en werd ik freelancejournalist, want zo kon ik over Rusland schrijven.
´Mijn debuut, De overtreder, was zelfs in wezen non-fictie. Ik had het daar trouwens bij willen laten, maar de manier van leven beviel me en dus ging ik door.
´Juist omdat ik me al jong los had geworsteld – ik ben op mijn zeventiende het huis uit gegaan – heeft het me vanaf het begin erg gehinderd om steeds te worden vergeleken met mijn moeder. Pas de laatste jaren kom ik daarvan los.’
Nochtans, bewijze het poëziealbum, had uw vader al heel vroeg in u een schrijfster gezien. Was u een papa’s-kindje?
‘Mijn vader, een sterke geest, heeft altijd gezien dat ik schrijver zou worden en mijn zus beeldend kunstenaar.
´In ons gezin stond mijn moeder op een voetstuk, terwijl je met mijn vader lekker kon stoeien en knuffelen. Hij maakte gekke, mooie dingen en schreef kinderboeken voor en met ons. Met verhaaltjes en aquarellen.
´Ik heb een boekje waarin we samen het verhaal van Grote Beer en Kleine Beer schreven, waarbij Kleine Beer altijd de klos was, terwijl het andersom hoort natuurlijk.
´´We trokken vaak samen het bos in, waarbij hij van alles aanwees en verzon. Ik wist niet anders dan dat het waar was, waardoor ik later als journalist van de eindredactie vaak te horen kreeg dat mijn vocabulaire niet klopte.
´Als je vader het aldoor over een “spochtig” keldertje heeft, dan geloof je dat het keldertje spochtig is.
´Voor mijn vader was alles fictie. Nu kan je natuurlijk alles meteen opzoeken en weerleggen – vreselijk.’
Net als Foon is De schoft een ode aan de raadselachtigheid. Het boek opent met het mysterie van de schone slaapster van Malta en met de gedachte: ‘Wie beweert iets zeker te weten liegt’. Zit de tover van het leven in wat we niet weten?
‘Zeker! Van alle vrouwelijke archetypen die ik in het boek aan het woord laat, vind ik die uit de prehistorie en de overlevering de liefste en de gezelligste.
´Zoals De dame van Malta en Mami Wata, de Watermoeder, omdat je ze kunt invullen naar believen.
´Ik heb hen een beetje stout gemaakt. Bij hen voel ik me thuis. Ik ben zelf ook een kreng. (lacht)
´Zij zijn niet de stellige, opvoedende, rigide vrouwen, die zich aan het woord houden, van de Heer of een ander dogma.
´Een geweldige bron was de Legenda aurea van Jacobus de Voragine, een 13de-eeuwse Gouden Gids vol Monty Pythoneske gruwelen en wonderen van de wereld.
´Het boek geeft een mooi beeld van de eeuwenoude traditie om vrouwen te vereren die hun lichaam opofferen voor hun idealen.
´Zoals de heilige Agatha, die er haar borsten voor afsneed, zoals te zien op het coverbeeld, een schilderij van Francisco de Zurbarán.
´Tegenwoordig gaan uitgeverijen blote tieten op de cover uit de weg, omdat die verwijderd worden op Instagram en Facebook. Tenzij ze afgesneden op een schoteltje liggen.’
Adama vraagt Tom geen paspoort, maar een verhaal waarmee hij aan land kan. Zullen verhalen ons redden?
‘Hiermee neem ik de draad op die ik had laten liggen in Foon.
´Ook Nadja houdt zichzelf op de been door sprookjes te fabuleren. Het houdt ons allemaal op de been.
´Met Foon heb ik de oplossing ontdekt voor mijn grote angst voor bestendiging: de fabel, de mythe, de doorvertelling.
´Wilenski kiest ervoor om te zorgen voor deze jongeman, in wie hij zichzelf herkent. En hij helpt hem met het beste wat hij heeft en kan: een verhaal.
´Verbeelding is het enige dat je in deze wereld kan redden, want die heeft geen sensitivityreaders.’
Lees ook
Bron: De Standaard