De Grote Poëzieprijs, de belangrijkste jaarlijkse poëzieprijs van de Lage Landen, zal in 2023 niet worden uitgereikt vanwege geldgebrek. Een jammere zaak, vinden poëziekenners.
Cathérine De Kock – De Standaard
Rijk word je niet van poëzie schrijven. Maar wie de Grote Poëzieprijs won, de prijs voor de beste Nederlandstalige dichtbundel van het jaar, kon zich met het prijsgeld van 20.000 euro wel enige schrijftijd kopen. Niet meer dus.
De Grote Poëzieprijs, sinds 2019 de opvolger van de VSB Poëzieprijs, wordt volgend jaar niet uitgereikt. De Poëzieclub, de vzw die de prijs organiseert, kon het nodige geld niet bij elkaar krijgen voor een nieuwe editie.
Geen enkele poëzieprijs in de Lage Landen evenaart het prestige en geldwaarde van de Grote Poëzieprijs. Laureaten waren onder meer Hugo Claus, Leonard Nolens, Gerrit Kouwenaar, Ilja Leonard Pfeijffer en Hester Knibbe.
‘Hier word ik stil van’, zegt Jozef Deleu, bezieler van Het Liegend Konijn, het tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie, als we hem het nieuws vertellen.
‘Als je de lijst met winnaars en genomineerden van de Grote Poëzieprijs en de VSB Poëzieprijs bekijkt, staan daar de beste Vlaamse en Nederlandse dichters van de voorbije decennia op.
‘Het is indroevig dat men zo’n respectabele prijs voorgoed zou afvoeren. Poëzie is de moeder van alle literatuur. Het genre verdient een prijs die op hetzelfde niveau staat als de prijzen voor romans.’
‘Poëzie verdient een prijs die op hetzelfde niveau staat als de prijzen voor romans’
Jozef Deleu
Ook Carl De Strycker, directeur van het Poëziecentrum, vindt het een spijtige zaak dat er voorlopig geen nieuwe editie komt.
‘Andere prijzen generen niet dezelfde aandacht als de Grote Poëzieprijs, die het hoogste prijzengeld kan uitreiken. We verliezen dus een kans om de poëzie onder de aandacht te brengen. Maar het allerergste is dat met het prijzengeld ook het randprogramma verdwijnt.
‘De genomineerden doen ieder jaar een tournee langs boekhandels en scholen met hun gedichten. Jongeren kwamen zo in contact met de hedendaagse poëzie.’
Samenhorigheid
Het voortbestaan van de poëzieprijs was bedreigd sinds het VSB-fonds in 2017 aankondigde dat het zich terugtrok als sponsor en naamgever. Dat vermogensfonds financierde de poëzieprijs sinds 1994.
Na het vertrek van het VSB-fonds als hoofdsponsor hield een mix van private fondsen en overheidsorganisaties (zoals het Nederlands Letterenfonds en Literatuur Vlaanderen) de prijs financieel recht onder een nieuwe vlag: de Grote Poëzieprijs.
Maar structurele financiering vinden, bleek onmogelijk, dus gaat de stekker eruit. De Poëzieclub, die ook het poëzietijdschrift Awater uitgeeft en De Gedichtenwedstrijd organiseert, hoopt op een doorstart in 2024.
‘Ik hoop dat zich een structurele oplossing aandient’, zegt Roelof ten Napel, die de Grote Poëzieprijs dit jaar won met zijn bundel Dagen in huis.
Dat hoopt ook dichteres Charlotte Van den Broeck. Zij werd dit jaar genomineerd met haar bundel Aarduitwrijvingen en in 2017 ook met Nachtroer, zij het toen nog onder de vlag van de VSB Poëzieprijs.
‘Behalve een enorm bedrag waarmee je kunt studeren, reizen en schrijven, is het ook een erkenning voor je werk en voor de poëzie’, zegt ze. ‘Dat is zo belangrijk, zeker nu veel mensen in de cultuursector het financieel moeilijk hebben.’
Van den Broeck leeft volledig van de literatuur. ‘Het is een complexe puzzel van optredens, opdrachten, boeken verkopen, subsidies van Literatuur Vlaanderen en ook: prijzen winnen.
‘Toen ik de Paul Snoekprijs won, kon ik met die 4.000 euro weer enkele maanden verder.’
Hoewel ze de Grote Poëzieprijs nooit kreeg, heeft ze als mens en dichter iets gewonnen, vindt ze.
‘Tijdens de tournee kom je in contact met lezers en leer je andere dichters kennen, er ontstaat een soort samenhorigheid. Ik herinner me een erg mooie avond in Utrecht met Piet Piryns als interviewer. Je krijgt de mogelijkheid om voor te lezen maar ook om in de diepte over je werk te praten.’
Ook Ten Napel is gegroeid als dichter dankzij de Grote Poëzieprijs. ‘Mijn schrijfpraktijk is zelfverzekerder geworden, ik twijfel minder aan mijn richting.’
Jozef Deleu kijkt naar de Vlaamse en Nederlandse overheid om de prijs te redden.
‘Of nog een idee: laat de organisatie achter de Boon-literatuurprijzen (die 50.000 euro geeft aan het beste fictie- en non-fictieboek en nog eens 50.000 euro aan het beste kinder- en jeugdboek, red.) ook de poëzie onder haar vleugels nemen.
‘Een bescheiden kuiken de kippenren uitjagen zoals men nu doet, is ellendig.’
Bron: De Standaard