Maarten Boudry – Globalisering een slechte zaak? Het alternatief is vaak nog schadelijker


Maarten Boudry is filosoof en houder van de Leerstoel Etienne Vermeersch aan de UGent.

Maarten Boudry – De Morgen


Het was wellicht de vaakst gehoorde voorspelling bij het prille begin van de pandemie: het tijdperk van globalisering was afgelopen. De wereld waarin mensen, goederen en diensten vrijelijk en zorgeloos de wereld rond konden reizen kwam nooit meer terug. Sommigen betreurden die ontwikkeling, maar anderen hadden er al jaren reikhalzend naar uitgekeken.

Toen financieel geograaf Ewald Engelen en publiciste Marianne Thieme in februari 2020 in NRC schreven dat corona het einde aankondigt van de globalisering waren ze daar beslist niet rouwig om. “Dat epidemieën pandemieën worden komt door de globalisering.” Door elke dag met miljoenen tegelijk over de aardbol te reizen, en enorme hoeveelheden troep heen en weer te slepen (alsook levende en dode dieren), tartte de mensheid al decennia het noodlot.

Globalisering maakte ons volgens de critici ook minder weerbaar tegen rampspoed, zoals Rutger van der Hoeven schreef in De Groene, omdat lange en complexe bevoorradingsketens erg kwetsbaar zijn wanneer fabrieken plots dichtgaan en landsgrenzen zich sluiten. Denk maar aan de acute schaarste van mondmakers en ander medisch materiaal. De remedie volgens deze critici? Minder vlieg- en vrachtverkeer, minder complexe productieketens, meer zelfbedruiping. En wat voedsel en andere levensnoodzakelijke middelen betreft: eigen kweek eerst.

Maarten Boudry. Beeld Wouter Van Vooren
Maarten Boudry. Beeld Wouter Van Vooren

GEEN VERTRAGING

Nu het stof wat is neergedwarreld, krijgen we een beter zicht op de wereld post-corona (althans vóór de oorlog in Oekraïne, zie verder). Economen onderzochten de impact van de pandemie op de Europese economie, maar vonden geen bewijzen voor een vertraging of terugschroeving van de globalisering. Appetijt voor reshoring was er nauwelijks, en de handel in zogenaamde halffabricaten (onderdelen en tussenproducten) herstelde zich zelfs sneller dan de totale handel. Na een kortstondige verstoring zijn de globale toeleveringsketens weer even duizelingwekkend complex als tevoren.

En de consumenten? Zodra ze de geringste kans krijgen springen die weer op het vliegtuig naar Venetië of Ibiza, kopen ze weer massaal spullen bij Amazon of H&M, en gebruiken ze elektronica van Apple of Huawei die in Chinese fabrieken werd vervaardigd.

Niet dat er helemaal niets is veranderd. Dankzij het virus zijn videoconferenties en thuiswerken wellicht definitief doorgebroken. In de academische wereld, waar ik zelf werk, reisden we vroeger om de haverklap de wereld rond voor een praatje of meeting van twintig minuten. Die tijd komt wellicht nooit terug, en dat is maar goed ook.

Toch zou het einde van die verguisde globalisering veel erger zijn dan de schadelijke neveneffecten ervan (die er wel degelijk zijn). Eerst en vooral: nee, deze pandemie is niet de schuld van globalisering, tenzij je dat begrip zo ruim opvat dat het zinledig wordt. In de middeleeuwen had men geen vliegtuigen, vrachtschepen, autosnelwegen of hogesnelheidstreinen, maar de builenpest reisde toch lustig de hele wereld rond, in het gezapige tempo van een kilometertje of twee per dag, en roeide onderweg een derde van de Europese bevolking uit. Zelfs indien we de globalisering zouden terugschroeven tot het niveau van de middeleeuwen – wat geen zinnig mens natuurlijk wil – zouden we nog steeds niet van pandemieën verlost zijn.

Hoe zit het met de roep om reshoring en zelfbedruiping? De critici hebben gelijk dat globalisering ons afhankelijk maakt van anderen, maar afhankelijk zijn van jezelf is nog veel gevaarlijker. Tijdens deze crisis bleek juist hoe ontzettend robuust en geolied onze handelsnetwerken waren, ondanks de enorme economische schokgolven, zeker in welvarende landen als België en Nederland.

De bevoorradingszekerheid van voedsel en andere essentiële producten kwam op geen enkel moment in het gedrang, en in onze winkelrekken was het hard zoeken naar één van de duizenden producten die níét beschikbaar waren. Dat de garnalen tijdelijk duurder waren omdat de pelstations in Marokko buiten dienst lagen gold zelfs als nieuwswaardig.

De bevoorrading van levensreddend medisch materiaal, zoals mondmaskers en beschermingskledij, kwam wél in het gedrang, en daar kunnen we iets van leren. Toch zou het ook hier een onzalig idee zijn om alles maar weer op eigen bodem te produceren. Om mondmaskers te maken heb je bijvoorbeeld toelevering nodig van gespecialiseerde materialen zoals smeltgeblazen stof, waarvoor je op zijn beurt ingewikkelde machines nodig hebt.

Moeten we die machines dan ook zelf in elkaar steken, om helemaal zelfvoorzienend te zijn? Maar wat als de volgende grote crisis een overstroming of terreuraanslag is, of gewoon een andere ziektekiem die zich niet langs de luchtwegen verspreidt? Dan staan we daar mooi te blinken met onze dure mondmaskermachines.

Crisisbestendigheid betekent niet dat je alles zélf moet maken; wel dat je voldoende voorraden aanlegt voor het geval dát, en dat je niet blindelings vertrouwt op één flessenhals in de productieketen of op één autoritair en onberekenbaar regime (zoals China of Rusland).

Een land als Finland kampte nooit met maskerschaarste, niet omdat ze zelf maskers maakten maar omdat ze een paar megamagazijnen op voorraad hadden om de tijdelijke noodtoestand te overbruggen.

In een geglobaliseerde markt is schaarste altijd tijdelijk. In luttele weken werd de mondiale mondmaskerproductie vertienvoudigd en was er weer genoeg voor iedereen. En vandaag komen onze mondmaskers gewoon weer uit Azië, of wat had u gedacht?

Containers in de haven van Manilla, op de Filipijnen, wachten op hun nieuwe bestemming. Beeld AP
Containers in de haven van Manilla, op de Filipijnen, wachten op hun nieuwe bestemming. Beeld AP

De spectaculaire daling van wereldwijde armoede van de afgelopen decennia danken we in belangrijke mate aan wat economen ‘comparatief voordeel’ noemen: als elk land produceert waar het in uitblinkt, en vervolgens met andere landen ruilt, wint iedereen.

Natuurlijk zijn er relatieve winnaars en verliezers bij deze globalisering, zoals de econoom Branko Milanovic en anderen aantoonden. Met name arbeiders in rijke landen zagen hun fabrieken en jobs verdwijnen naar lageloonlanden, waardoor ze zelf in de kou bleven staan.

De afgelopen twee decennia hebben we te weinig aandacht gehad voor deze verliezers, waardoor we tegenbewegingen kregen zoals de brexit, de verkiezing van Donald Trump, en de opkomst van nationalisme en populisme.

Dat wil niet zeggen dat globalisering zelf een slechte zaak is, wel dat we ze in betere banen moeten leiden.

De geschiedenis bewijst dat zelfvoorziening bijna altijd gelijkstaat aan collectieve armoede, en wederzijdse afhankelijkheid met welvaart en voorspoed.

Zelfs voor wat betreft milieu en klimaat zijn de alternatieven voor globalisering vaak schadelijker: bekijk je de totale uitstoot van broeikasgassen van verschillende soorten voedsel, dan neemt transport slechts 6 procent voor zijn rekening, bij rundvlees zelfs maar 0,5 procent. Wát er op je bord ligt is veel belangrijker dan waar het vandaan komt.

TRAJECT VAN MRNA-VACING

Dat we het virus klein krijgen is juist te danken aan globalisering. Onze voorouders in de middeleeuwen wisselden volop ziektekiemen uit, maar nauwelijks slimme ideeën en uitvindingen, waardoor ze geen schijn van kans hadden tegen de pestbacterie. Vandaag weten we wél wie onze vijand is en kunnen we hem samen bestrijden.

Volgt u even het traject mee van het mRNA-vaccin van BioNTech/Pfizer? Binnen enkele weken na de uitbraak (op 10 januari 2020) deelden Chinese wetenschappers het volledige genoom van SARS-CoV-2, tot op de laatste letter. Vanaf dan gingen onderzoekers over de hele wereld aan tientallen universiteiten en onderzoeksinstellingen koortsachtig op zoek naar vaccins en geneesmiddelen.

De technologie voor de mRNA-boodschapper werd ontwikkeld door een Hongaarse immigrante uit de Verenigde Staten (Katalin Karikó), voortbouwend op het werk van duizenden andere genetici en biologen uit tientallen landen.

Een koppel van Turkse migranten in Duitsland ging met haar vondst aan de slag om een gloednieuw mRNA-vaccin tegen het coronavirus te ontwerpen (Ugur Sahin en Özlem Türeci), met genereuze steun van de Duitse overheid.

Hun bedrijf, BioNTech, sloeg vervolgens de handen in elkaar met een farmaceutische multinational (Pfizer) met zetel in New York, geleid door een Grieks-Joodse veearts en emigré (Albert Bourla), die losjes 2 miljard euro op tafel kon leggen om de vaccins te testen, produceren en verdelen. Dankzij internationale kapitaalmarkten.

De lipide nanodeeltjes waar de mRNA-code in verwikkeld zit – ‘vetbolletjes’ in de volksmond – worden gemaakt door een Canadees bedrijf (Acuitas).

En dan zwijg ik nog over de leveranciers van glazen flacons, droogijs, adjuvantia en tientallen andere onderdelen. Of de gekoelde levering en distributie, die wordt voorzien door een complexe ‘koude keten’ van bedrijven als UPS, Lufthansa, FedEx en het Nederlandse KLM, in een duizelingwekkend complex netwerk van internationale handelsstromen.

(Enige euvel: de wereldwijde verdeling van vaccins is een ernstig moreel falen, omdat rijke landen de octrooien van ‘hun’ industrie beschermen en vervallen in vaccin-nationalisme. Heeft de wereld niet juist méér globalisering nodig?)

Door de brutale invasie van Rusland in Oekraïne weerklinkt andermaal dezelfde voorspelling als in 2008 (bankencrisis) en 2020 (corona): “Dit is het einde van de globalisering.”

Is de verguisde globalisering deze keer echt ten dode opgeschreven? De westerse sancties tegen Rusland illustreren in ieder geval hoe dramatisch de gevolgen zijn wanneer je het proces van economische en financiële integratie abrupt stillegt – vooral voor het geviseerde land, maar ook voor zijn handelspartners.

Blijft de rest van de wereld (minus Rusland) zich verder integreren, of krijgen we een nieuwe Koude Oorlog met twee machtsblokken, waarbij ook China (tien keer grotere economie dan Rusland en veel belangrijker voor de globale handel) zich van de westerse wereld afkeert?

Niemand kan in de toekomst kijken, maar als het einde van globalisering deze keer écht is aangebroken, is dat geen reden tot juichen.

De wereldorde die werd opgericht na de Tweede Wereldoorlog, met internationale samenwerkingsverbanden als de Verenigde Naties, de WHO en de Wereldbank, doorbrak het nationalistische nulsomdenken en bracht ons zeven decennia van vrede en toenemende welvaart. 

Zoals de politieke journalist Fareed Zakaria onlangs schreef: “Het is modieus om globalisering te bashen, zonder stil te staan bij de kosten van het alternatief.”

Misschien gaan we die globalisering nog missen.

Chinese arbeiders controleren de kwaliteit van een mondmasker, in de stad Qingyuan. De bevoorrading van medische maskers kwam tijdens de pandemie even in het gedrang. Beeld China News Service via Getty Ima

Lees ook


Bron: De Morgen

Naar boven

Naar de website


Scroll naar boven