Veel politici doen onhaalbare verkiezingsbeloftes, schrijft Marc Reynebeau. Voor extremisten is dat nog riskanter: in elk compromis staat hun ziel op het spel.
Marc Reynebeau – De Standaard
Er zijn twee heuse federale ministers, Annelies Verlinden (CD&V) en David Clarinval (MR), die werk hoorden te maken van de Democratische Vernieuwing. Toch is daar in de voorbije regeerperiode weinig van terechtgekomen.
En van het meest opzichtige deel daarvan, de hervorming van de partijfinanciering, zelfs zo goed als niets.
Een knip zetten in die al te gulle dotaties was nochtans een verkiezingsbelofte van meerdere politieke partijen.
Het voornemen haalde zelfs het regeerakkoord, maar al snel bleek het enthousiasme om dat in de praktijk te brengen gering, en de politieke wil onbestaande.
Zelfs federale oppositiepartijen drongen niet te fel aan. N-VA-voorzitter Bart De Wever vond zijn zeer zuinige ideetje om de dotaties niet langer te indexeren al onthecht genoeg.
Dat onvermogen om de kloof tussen verkiezingsretoriek en politieke praktijk te dichten is frustrerend voor de publieke opinie.
Want al zijn die dotaties in de brede context van de staatsfinanciën niet van het allergrootste belang, de symbolische betekenis is veel ruimer.
Niet dat de politiek louter symbolen moet dienen, maar het zou een helder signaal zijn dat het de politiek ernst is met een van de uitwassen van de kwaal die de particratie is, de financiële zelfbediening.
De kwestie is dan ook een graadmeter voor hoe ernstig politici het menen met electorale beloften.
Dat is een kwestie van democratische hygiëne, op een moment waarop het politieke systeem, zijn instellingen en vooral zijn personeel niet veel publiek vertrouwen meer genieten.
Temeer omdat alleen politici in deze zaak een rechtstreeks belang hebben, terwijl ook alleen zij de volle autonomie bezitten om erover te beslissen.
En ze hoeven geen rekening te houden met ongewenste neveneffecten, behalve voor hun portemonnee.
Beklemmend dilemma
De Nederlandse politiek hanteert het begrip ‘gratis bier’ voor sympathiek ogende, maar voorts loze verkiezingsbeloften, waarmee je louter opportunistisch de kiezer probeert te verleiden.
Toch zal er nooit wat van terechtkomen omdat ze inopportuun, niet te financieren of anderszins onuitvoerbaar zijn.
Een belastingverlaging is een klassiekertje in het genre.
Met de beloften omtrent de partijfinanciering blijft het gratis bier vloeien, maar dan louter ten bate van politici die net het tegendeel doen van wat ze hadden beloofd.
In hun verkiezingsbeloften staan radicale partijen voor een nog beklemmender dilemma. Het is niet voor niets dat hun programma als radicaal of extremistisch wordt omschreven.
Alle politieke partijen weten dat ze, als ze mee willen regeren, in het compromis met de coalitiepartners water bij de wijn moeten doen.
Behalve dan, om het compromis eerbaar en regeringsdeelname zinvol te maken, in wat ze zelf zien als de kern van hun programma, hun ‘breekpunten’, ‘rode lijnen’ of wat dies meer zij.
Voor extremistische partijen is dat extra lastig, omdat hun programma ver van de beloften in de mainstream af ligt.
Maar het stemt die mainstream toch zenuwachtig, nu de peilingen in meerdere Europese landen, ook in België, voor de aanstaande verkiezingen veel goeds beloven voor de radicalen.
In het EU-taaltje worden die laatsten vaak nogal kuis als “eurosceptisch” omschreven, al wordt daar praktisch mee bedoeld dat ze radicaal-rechts zijn, vaak ook weinig bekommerd om het klimaat of xenofoob– vandaar het belang dat de Europese Commissie hecht aan een strakker migratiebeleid.
Van hoe dat praktisch kan verlopen in een eventueel compromis met radicaal-rechts, geeft de Nederlandse regeringsformatie al een leerrijk voorproefje.
Nadat de conservatief-liberale VVD net voor de verkiezingen van een half jaar geleden had laten weten een coalitie met de extremistische PVV van Geert Wilders niet langer uit te sluiten, zei Wilders dat hij zijn radicaalste beloften “in de vrieskist” zou stoppen.
Wilders vriest in en ontdooit
Zo verdween bij potentiële PVV-kiezers de vrees dat een stem voor Wilders nutteloos was: de partij was immers niet langer tot de oppositie veroordeeld. Met als gevolg dat de PVV onverwacht als de grootste uit de verkiezingen kwam.
Al blijft de vraag sluimeren of Wilders wat hij heeft ingevroren, niet snel weer zal ontdooien, omdat het tot de kern van zijn programma behoort, hoezeer het ook indruist tegen de grondwet en de principes van de rechtsstaat.
Sindsdien stapelen de paradoxen en obstakels zich op, niet alleen onder de vier partijen die een nieuwe regering willen vormen, maar ook in het parlement en met de demissionaire regering, die nog altijd op de winkel moet passen.
Tot ontzetting van Wilders raakte inmiddels een spreidingsplan voor asielzoekers toch goedgekeurd.
Een strengere dierenbescherming stuitte op verzet bij de mee onderhandelende BBB, die het de boeren niet te lastig wil maken, zodat ook de doorgaans diervriendelijkere PVV dat plan in het parlement mee torpedeerde.
De BBB veranderde van mening over een snelle verhoging van het minimumloon, omdat dat de werkgevers te veel zou kosten.
Dat de uittredende regering besliste om Oekraïne met een miljard euro extra te steunen, deed Wilders jammeren dat het geld alweer nodeloos naar ”het buitenland” zou verdwijnen.
Water bij de wijn
Dat Wilders in de campagne een groot nummer opvoerde met de belofte de zorgverzekering goedkoper te maken – om te tonen dat de PVV socialer is dan de sociaal democratische oppositie – belet niet dat het nu op dat front in de formatie wel erg stil blijft.
Want dat plan zou de staatskas vele miljarden kosten, en in de zorg voor de begroting is Nederland nu eenmaal niet zo rekkelijk als België.
Dat tempert de uitvoering van kennelijk te lichtzinnig gemaakte verkiezingsbeloften en ander ‘gratis bier’.
Niet alleen budgettaire restricties dwingen de PVV om naar eigen inzicht te veel water bij de wijn te moeten doen, het frustreert Wilders evenzeer dat zijn stellingen over het migratie- en asielbeleid onverenigbaar zouden zijn met tal van internationale verdragen of EU-afspraken.
Laatst liep Wilders daarom al twee keer boos weg van de onderhandelingstafel.
Want wat is nog de goede zin van zijn verkiezingsbeloften, als ze onuitvoerbaar zijn en hij de hoge verwachtingen van zijn kiezers niet kan inlossen?
Over één thema groeide wel een consensus. De maximumsnelheid op snelwegen wordt weer 130 kilometer per uur. Die was verlaagd om de stikstofuitstoot te beperken – maar een prioriteit blijkt dat laatste niet langer te zijn.
Die ervaring is een harde les voor de radicalen en voor partijen die het met hen toch willen proberen: dat het niet fatsoenlijk is om kiezers eerst gek te maken en dan te frustreren met onhaalbare beloften.
Werkbaar radicalisme vergt meer intellectuele eerlijkheid dan wat extremistisch aanmodderen in de marge en alleen te grossieren in gratis bier.
Marc Reynebeau – Journalist verbonden aan De Standaard. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.
Lees ook
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard