Rwanda richt zich vooral voor de symboliek tegen België, schrijft Marc Reynebeau. Het regime in Kigali wil zijn wangedrag in Congo goedpraten door westerse schuldgevoelens over de genocide van 1994 aan te spreken.
Marc Reynebeau – De Standaard
19 maart 2025
Leestijd: 6 min
Als Belgische diplomaten nog altijd een stevige reputatie genieten, komt dat ook doordat ze vrijwel allemaal de beste leerschool volgden: ‘op post’ zijn in Centraal-Afrika, in de oud-kolonies.
Als een daarvan, Rwanda, nu de diplomatieke relaties met België verbreekt, moet er dus iets grondig zijn misgelopen.
Het voorspelde al niets goeds dat de Rwandese minister van Buitenlandse Zaken, Olivier Nduhungirehe, vorige week een gesprek weigerde met zijn Belgische collega Maxime Prévot (Les Engagés).
Overigens was Rwanda nooit een Belgische kolonie, maar Duits koloniaal bezit, dat België na de Eerste Wereldoorlog als mandaatgebied overnam, in opdracht van de Volkenbond en de Verenigde Naties, tot de onafhankelijkheid in 1962.
Toch zag Brussel Rwanda vooral als een annex bij zijn veel belangrijkere, ‘reguliere’ kolonie Congo.
Decennia later draagt België dat verleden nog altijd mee, al zien veel Belgen de koloniale tijd nu alleen nog als excentrieke exotiek.
De Belgische overheid deed dan ook nooit moeite om haar bevolking bij Centraal-Afrika te betrekken, behalve om dat kolonialisme te slijten als een voorwerp van nationale trots.
Daardoor kon bij het brede publiek nooit veel begrip groeien voor de steeds assertievere Afrikaanse diaspora in België. Die werd al snel als even exotisch en excentriek bejegend, als het scheldwoord woke niet opdook.
Zelfs de politiek bleek dat niet aan te kunnen. Eind 2022 eindigde de parlementscommissie ‘koloniaal verleden’ op een abrupte mislukking, als gevolg van politieke onverschilligheid en koudwatervrees.
Dat het eindrapport ervan ongepubliceerd blijft, trok zelfs de aandacht van het internationale Network of Concerned Historians, dat officiële censuur of obstructie van historische onderzoek inventariseert.
Maar, zoals Luc Huyse het formuleerde: alles gaat voorbij, behalve het verleden.
Het Kinyarwanda is rijk aan metaforen, wat vertalen heikel maakt, maar president Paul Kagame, al 30 jaar de sterke man in Rwanda, schuwde zondag de grote woorden niet toen hij België in die taal publiek de wacht aanzegde.
“Ze willen ons dood, net als dertig jaar geleden”, klonk het.
Dat was omdat België de aanstoker zou zijn van de sancties die de EU net tegen Rwanda had uitgevaardigd.
Het klinkt als een bizar compliment, België als machtige voortrekker van het respect voor het internationaal recht.
De aanleiding is nochtans ernstig genoeg: Rwanda dat de Congolese militie M23 patroneert en militair ondersteunt, die sinds vorige maand een deel van oostelijk Congo rond de steden Goma en Bukavu bezet houdt en niets dan menselijke ellende veroorzaakt in een conflict dat al decennialang aansleept.
Wie tussen Congo en Rwanda reist, ziet het verschil meteen als hij de grens oversteekt.
Aan de Rwandese kant is alles berekenbaarder, verzorgder, beter georganiseerd, strakker gereglementeerd, maar ook afstandelijker dan aan de Congolese zijde, waar de informaliteit het menselijke contact gemoedelijker maakt, maar wel samenhangt met verwaarlozing, verval en willekeur, tot systematische corruptie toe.
Het verschil heeft niets met rijkdom te maken. Rwanda is arm en klein, Congo is groot en rijk, met haast onuitputtelijke bodemrijkdommen.
Maar de opbrengsten komen niet de Congolezen te goede, wel buitenlandse, soms wat obscure concessiehouders en exploitanten, en een kleine lokale elite die hun de concessies heeft verschaft.
Het verschil ligt in wat de staat in beide landen betekent. In Rwanda is die strak georganiseerd, in Congo onbestaande. Het Congolese leger kon zelfs tegen M23 geen partij zijn.
In het gebied van de Grote Meren is dat al 30 jaar zo, de 30 jaar waar Kagame het over had.
Rwanda is bevolkt door een meerderheid van Hutu’s, oorspronkelijk landbouwers, en een minderheid van Tutsi’s, van oorsprong veehouders, die traditioneel ook bestuurlijk de dienst uitmaakten.
Niet zonder raciale vooroordelen maakte het Belgische kolonialisme, de katholieke kerk voorop, van dat etnische verschil een kastenverschil. De twee groepen werden tegen elkaar uitgespeeld in een machtsstrijd, wat de posities van de Tutsi’s danig schaadde.
De moeizame democratisering deed radicale Hutu’s vrezen voor een ommekeer en voor het einde van hun machtsmonopolie. Ze zagen daar maar één oplossing voor: Tutsi’s fysiek elimineren.
Dat leidde in 1994 tot de genocide. Nadat tien Belgische soldaten vermoord waren, verlieten de VN-blauwhelmen het land.
De massamoorden stopten pas toen een leger van naar Oeganda gevluchte Tutsi’s, geleid door Kagame, de macht in Kigali kon overnemen.
Kagame’s Rwanda hield daar een zogeheten ‘genocidair krediet’ aan over, dat teerde op het schuldgevoel in het Westen over het Rwandese drama. Het nieuwe regime kon rekenen op ruime financiële en politieke steun.
Kagame bestuurt zakelijk en efficiënt, maar ook autoritair, al wil het regime voorbeeldig zijn in de uitbouw van infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg.
En het toont zich als een stabiele factor in de brede regio, onder meer door troepen te leveren die elders in Afrika Russen en Chinezen weghouden, of door straks het WK wielrennen te organiseren.
Kagame blijft geobsedeerd door een existentiële verantwoordelijkheid: een nieuwe genocide voorkomen.
Dat Oost-Congo nog altijd in 1994 gevluchte Hutu’s opvangt, onder anderen daders in de volkenmoord, ziet Kigali als een permanent veiligheidsrisico. Dat zou de sponsoring van M23 als tegenmacht legitimeren, omdat Congo niet in staat is die regio te controleren.
Niet alleen Kagame’s politieke meedogenloosheid doet dat genocidaire krediet afkalven.
Dat Rwanda in Congo ook systematisch roofbouw op grondstoffen pleegt, net nu daarover een geostrategische wedloop losbarst, stimuleert het Westen ook om schuldgevoel in te ruilen voor eigenbelang.
België dan de aanstoker van de EU-sancties noemen, is wat overdreven. De VS, Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk of Canada besloten daar al eerder toe.
Dat Kagame zich nu, met de verwijzing naar 1994, zo publiek tegen België keert, geeft aan dat die sancties in Kigali zo hard aankomen, dat hij weer dat genocidaire krediet, of wat daarvan nog rest, wil activeren, bij gebrek aan beter.
Herinneren, via België, aan het historische onrecht van het kolonialisme, legt er nog een extra morele laag bovenop.
Zo is België diplomatiek niet de kwade genius die het volgens Rwanda is, maar de knecht die de lijfstraffen opvangt die zijn meester had moeten ondergaan.
Breken met Brussel is louter symboliek, een waarschuwing voor andere, machtigere landen.
Rwanda denkt dat het België kan hanteren als een gemakkelijk op te offeren pion.
Minister Prévot kan daaruit leren dat er iets ernstig mis is met ’het internationale aanzien van ons land.

© Luis Tato/afp
Marc Reynebeau is journalist, verbonden aan deze krant. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard