De Belgische en de Nederlandse regering stonden voor gelijkaardige keuzes, schrijft Marc Reynebeau. Den Haag kreeg het verwijt te links en te nivellerend te kiezen, de regering-De Wever koos voor de omgekeerde klassenstrijd.
Marc Reynebeau – De Standaard
22 april 2025
Leestijd: 7 min
Niet alle federale regeringspartijen vonden het fijn om te horen hoe premier Bart De Wever (N-VA) langdurig werklozen omschreef als mensen voor wie niet-werken “een levenskeuze” op kosten van de belastingbetaler is.
Eind 2023 had de Britse politica Suella Braverman, minister van Binnenlandse Zaken in de toenmalige Conservatieve regering, iets dergelijks gezegd over in een tentje op straat moeten slapen.
Ze noemde dat “a lifestyle choice”, alsof daklozen eigenlijk fanatieke kampeerders zijn.
Daar was in de Britse publieke opinie veel om te doen. De toondove sneer van De Wever maakte veel minder los. Botheid en karikaturen gaan op den duur wennen, als ze maar vaak genoeg worden herhaald.
De Wever hanteert die ‘levenskeuze’-retoriek al langer, in zijn electorale propaganda, met name om Waalse werklozen te stigmatiseren.
Dat is bij hem meer dan verkiezingspraat. Die taal toont De Wevers door misantropische tragiek getekende mens- en wereldbeeld.
Dat ziet het leven als lijden, zoals de Engelse filosoof Thomas Hobbes het beschreef in Leviathan (1651): eenzaam, arm, gemeen, bruut en kort.
De uit het paradijs verdreven mens zal immer werken in het zweet zijns aanschijns en moet daar, via de mythe van de vrije wil, bewust voor kiezen.
Waardoor wie geen baan heeft, de verdenking op zich laadt te hebben gekozen voor de zonde, ook al spreken de sociologie en de statistieken dat tegen.
Voor de federale regering zal die zondaar het bezuren met een verbanning naar het vagevuur van het leefloon.
In dat denken schuilt nogal wat christelijke eschatologie, al valt die in dit geval moeilijk te rijmen met een stelregel van de pas overleden paus Franciscus, dat “een herder moet ruiken naar zijn kudde”.
Die regel verbindt leiderschap met empathie en barmhartigheid, niet met de in maatpak gehulde, zich boven het gepeupel verheven wanende hooghartigheid van het belerende vingertje.
De Vlaamse regering is al een paar legislaturen lang behept met dat ‘levenskeuze’-syndroom.
Ze onderwerpt al wie een beroep moet doen op sociale voorzieningen aan steeds meer voorwaarden en beperkingen.
Ze bekijkt hen als zondaars, als potentiële luiaards, profiteurs, parasieten, tafelschuimers, fraudeurs en passieve onwaardigen, die “de hardwerkende Vlaming” slechts uitlachen, dat alles uit vrije keuze.
Dat hautaine denken schaadt het fragiele maatschappelijke weefsel.
Het stigmatiseert kwetsbare groepen, zet mensen die weinig verdienen op tegen mensen die nog minder verdienen, en het ondergraaft het draagvlak voor de sociale zekerheid.
Zodra die is gepresenteerd als een grabbelton vol lekkers voor flierefluiters allerlei, verdampt het inzicht dat dit sociale monument al vele decennia welzijn en bestaanszekerheid voortbrengt.
Nieuw is dat allemaal niet. En het paasakkoord van de federale regering gaat verder op dat pad, onder meer door de indexering van sociale uitkeringen pas na drie maanden uitstel toe te passen.
Nam de coalitie zich voor om werk te maken van de ‘noodzakelijke hervorming’ in de sociale zekerheid, voor het pensioenstelsel is daar met dat indexsprongetje allerminst sprake van.
Het is niet meer dan een ordinaire besparing, op te hoesten door wie het doorgaans al niet breed heeft.
De aangekondigde meerwaardebelasting is daarentegen alweer uitgesteld. Het illustreert waar de coalitie haar prioriteiten legt en hoe dun haar morele aanspraken zijn.
Leerrijke vergelijking
Hoeft dat met deze coalitie niet te verbazen, een vergelijking met de Nederlandse politiek is leerrijk. Toch in de retoriek.
Budgettaire prioriteit voor defensie, verwaarlozing van het klimaatbeleid, dat loopt gelijk. In beide landen stond de politiek voor dezelfde budgettaire keuzes.
Terwijl de federale regering in het paasakkoord met een omgekeerde klassenstrijd enkele van de vele gaten in haar regeerakkoord dichte, boog het Nederlandse kabinet zich over de voorjaarsnota, het equivalent van wat in België de begrotingscontrole heet.
Heeft dat kabinet, met de rechts-radicale PVV als grootste coalitiepartner, de roep “de meest rechtse regering ooit” te zijn, de voorjaarsnota kreeg toch de kritiek “links”, ja “socialistisch” en “nivellerend” te zijn en te streven naar sociale herverdeling, met meer koopkracht voor de laagste inkomens, zonder veel faveurs voor wie meer verdient.
- De sociale huren worden bevroren
- Energie wordt goedkoper
- Sociale toeslagen gaan omhoog
- Geplande btw- en accijnsverhogingen worden geschrapt
- Er komt extra geld voor wie werkloos of medisch arbeidsongeschikt is
- Er komt zelfs meer geld voor asielopvang en ontwikkelingssamenwerking
Vooral de retoriek verschilt hemelsbreed.
Waar premier De Wever het sanctioneren van langdurig werklozen “het koninginnenstuk” van zijn paasakkoord noemde, pronkte PVV-leider Geert Wilders met de versterkte koopkracht en met wat hij een “boodschappenbonus” noemde.
Een werkloze met een sociale woning gaat erop vooruit, aldus een sarcastisch radio commentaar, een ‘hardwerkende Nederlander’ met een huurhuis op de vrije markt verliest.
Veel van die voorjaarsnota zit kaduuk in elkaar, een egalitair paradijs is Nederland allerminst, en radicaal-rechts gebruikt de retoriek rond koopkracht en bestaanszekerheid vooral als politieke marketing, als populistisch surrogaat voor het beloofde, maar vooralsnog gefaalde “strengste migratie- en asielbeleid ooit”.
Zo sociaal of egalitair is de PVV ook weer niet, maar ze laat zich het imago graag aanleunen.
In heel Europa pretendeert radicaal-rechts vaak dat het opkomt voor het hele volk.
Maar het kan dat alleen doordat de klassieke centrumpolitiek dat veld braak laat liggen.
Centrumpartijen besturen kil en bureaucratisch, missen empathie en hebben geen benul meer van “hoe de kudde ruikt”.
Interessante remedie
In Nederland kwam daartegen vanuit het politieke centrum een interessante remedie op gang met Pieter Omtzigt, die zopas, misschien niet toevallig, met een burn-out van het politieke toneel verdween.
Hij belichaamde een ‘nieuw sociaal contract’ en zo noemde hij ook zijn nieuwe partij, NSC.
Dat omschrijft heldere afspraken tussen de burgers en de overheid, een concept met diepe wortels, tot in de middeleeuwse constituties en zogeheten vrijheden.
Het vond in het Spaans een krachtige synthese: si no, no: als de heerser zich niet houdt aan de afspraken met de lokale machten, zullen zij hem niet langer als heerser erkennen.
Dat is wat in 1581 gebeurde met het Plakkaat van Verlatinghe, toen de Nederlanden het vertrouwen opzegden in hun Spaanse vorst Filips II.
Het contract weerspiegelt de roep naar erkenning en zeggenschap, en, zeker voor de overheid, verantwoordelijkheidszin, tegen de klassieke, van empathie gespeende, hautaine regentencultuur die burgers bejegent als onmondige onderdanen.
Daarvoor is respect voor de democratische regels nodig, die Omtzigt verankerde in zijn optie voor rechtsstatelijkheid en – een primeur voor Nederland – de oprichting van een grondwettelijk hof, dat erover moet waken dat heersende machten de wet niet steevast naar hun machtsdrang kunnen ombuigen.
In een talkshow trachtte De Wever Omtzigt dat hof uit het hoofd te praten, maar tevergeefs.
NSC kon aanvankelijk rekenen op veel publiek enthousiasme, maar dat verdampte in de participatie van NSC in de huidige coalitie.
Dat tot nu mislukte avontuur getuigt niet alleen van de volatiliteit van de kiezer, maar ook van wat die volatiliteit beweegt: de hunker naar bevrijding uit een verstarde politiek.
De electorale beweeglijkheid oogt in België veel geringer dan in Nederland, maar dat komt vooral doordat het Nederlandse kiessysteem veel meer partijen een kans geeft.
Dat maakt de blijvende politieke ontevredenheid snel en permanent zichtbaar.
Het kan verklaren waarom in Vlaanderen de gevestigde macht die volatiliteit en daarmee het brede politieke debat liever smoort door op alle bestuursniveaus dezelfde coalities af te dwingen.
Een eenpartijstaat is dat niet, een eencoalitiestaat wordt het stilaan wel.

Marc Reynebeau is journalist, verbonden aan deze krant. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard