De tv-serie The day of the Jackal houdt haar kijkers een moreel reactionaire spiegel voor, schrijft Marc Reynebeau. De makers denken dat dit past bij de normen en waarden van nu. Let op, spoiler alert!
Marc Reynebeau – De Standaard
29 april 2025
Leestijd: 8 min
Is voor een zwarte vrouw sterven de gepaste straf voor haar hybris, omdat, met een quote uit de Belgische politiek, mensen zoals zij “niet zo veel complimenten moeten maken”?
De vraag dringt zich op in de hedendaagse fictie. Zeker, het is ‘maar’ entertainment, maar dit is wat te begrijpen valt uit een Britse tv-serie die ook het Vlaamse publiek bereikte en nog te zien is op VRT Max.
Die serie, over een huurmoordenaar, ‘de Jakhals’, is de tiendelige The day of the Jackal (2024), naar de gelijknamige thriller van Frederick Forsyth uit 1971.
Die speelt zich af in Frankrijk in 1962 en vertelt hoe de Organisation Armée Secrète (OAS), een extreemrechtse terreurorganisatie in het leger, president Charles de Gaulle wilde vermoorden, vanwege diens dekoloniseringsbeleid.
Dat is een realistische verhaallijn. Wat ook inhoudt dat de afloop al vooraf bekend is: de Jakhals faalt, zoals de geschiedenis leert.
De narratieve spanning ligt dan ook elders, in de minutieuze beschrijving van het kat-en-muisspel tussen de Jakhals en de Franse politie.
Al in 1973 bracht de Amerikaanse regisseur Fred Zinnemann een getrouwe verfilming van de thriller in een erg documentaire stijl, die zelfs geen muziek of steracteurs behoeft, maar 143 minuten lang beklijvend is dankzij de locaties en de montage.
Een tweede remake volgde met The Jackal (1997), gesitueerd in de VS, met onder anderen Bruce Willis en Richard Gere, maar die is terecht snel vergeten.
De nieuwe, Britse tv-serie alludeert direct op het oorspronkelijke verhaal, in de titel of met namen (Duggan, Calthrop) die in het boek aliassen van de Jakhals zijn.
Die test in de serie zijn geweer op precies dezelfde manier (mikken op een meloen), is dan net zo gekleed (met een sjaaltje in een open hemdsboord) en veinst evenzeer gay te zijn om bij een homoseksuele man een onderduikadres te vinden.
Maar verder verschilt de serie hemelsbreed van met name Zinnemanns film. En die variatie is betekenisvol.
Waar de Amerikaanse cinema van een halve eeuw geleden pretendeerde artistiek eigenzinnig en integer te zijn, moet een dure tv-serie nu vooral geld opbrengen en dus appelleren aan de publieke verwachtingen.
Zo worden die verschillen cultuurhistorisch relevant. Ze vertellen wat, toch volgens internationale tv-bonzen, vandaag dominante morele en narratieve standaarden, normen en waarden zijn.
Als die premisse klopt, roept ze bizarre conclusies op.
Cynische geldzucht
Van de originele historische setting is geen sprake meer. Deze Jakhals is in het heden bedrijvig en neemt geheel verzonnen doelwitten in het vizier.
Eerst liquideert hij een rijke “rechts-populistische” Duitse politicus, een moord waar toch niets politieks aan is, want het is diens zoon die de moord bestelde, voor de erfenis.
Dan volgt een ook schatrijke techondernemer. Die moet dood omdat hij volgens een ook al puissant rijke, maar anonieme belangengroep de privileges van het grootkapitaal bedreigt.
De serie ruilt het originele politieke motief in voor ongebreidelde, cynische geldzucht, wat parallel loopt met hedendaagse complot theorieën over gewetenloze rijkdom die alleen uit is op nog meer geld, al dan niet om er de wereld mee te domineren.
En de methodiek verschilt. De film concentreert zich gedetailleerd op de praktische planning van de Jakhals en van de politie.
In de serie zetten moderne clichés de toon, die al bekend zijn uit filmmerken als The Bourne identity, Mission: impossible of Taken.
Dat is enerzijds het internet- en elektronica vernuft waarvan de kijker maar te aanvaarden heeft dat het grenzeloos behulpzaam is, en anderzijds het spectaculaire geweld, van schietpartijen of achtervolgingen aan hoge snelheid door nauwe straatjes in Europese binnensteden.
Subtiliteit komt daar niet bij kijken.

Nog interessanter is het verschil bij de hoofdpersonages.
In de film krijgt een ervaren politiedetective, commissaris Lebel, de opdracht de Jakhals te vatten, en hij oogt als een, wel, Franse commissaris; een ietwat lijvige witte man met een snor.
De serie geeft die rol aan een vrouw, een zwarte vrouw zelfs, Bianca, die werkt bij de inlichtingendienst MI6.
O politieke correctheid, o lof van de diversiteit! En het kan qua gelijke kansen wel nog beter bij MI6.
Anders dan Lebel met zijn formele opdracht, stuit Bianca op interne obstructie. Zou MI6 een zwarte vrouw dan niet helemaal voor vol aanzien?
En waar Lebel het redt met zijn efficiëntie als speurder, rekent Bianca – ‘typisch vrouwelijk’, zeker? – vooral op haar intuïtie, met aannames die wonderwel ook kloppen, al is daar veel toeval bij nodig.
Moeder aan de haard
Daar stopt het niet. Het zit ook scheef in Bianca’s work-lifebalance.
Haar man, een zwarte docent, en haar tienerdochter jammeren dat ze zo vaak van huis is. Haar huwelijk dreigt te kapseizen, tot ze beslist toch maar moeder aan de haard te worden. En als ze die belofte breekt, heeft dat een prijs.
Moeten we dan begrijpen dat, toch volgens de makers, een vrouw haar plaats moet kennen door exclusief voor het gezin te zorgen?
Is Bianca hoogmoedig als ze wil excelleren in haar job?
Commissaris Lebel heeft daar in die paternalistische epoche geen last van.
Maar dezelfde, voor de hedendaagse kijker herkenbare emotionele dilemma’s, blijken ook de Jakhals te kwellen.
Bij Forsyth en Zinnemann is over diens privéleven niets bekend. Dat hoort bij zijn vak als meedogenloze, immer rationele huurmoordenaar.

De serie geeft haar Jakhals wel een lange biografie, als een in vage omstandigheden uit het Britse leger in Afghanistan gedeserteerde scherpschutter, die in Cadiz in een kapitale villa woont met een vrouw en hun zoontje.
Geld genoeg. De seks is oké, maar echtgenote Nuria, die haar baan in een bar wel heeft opgegeven, weet niets over zijn job of achtergrond, en moppert over meneer zijn mysteries en uithuizigheid.
Misschien heeft hij wel – dat is kennelijk hoe achterdochtige vrouwen dan redeneren – een minnares?
De Jakhals doet wat een moderne man die houdt van vrouw en kind dan kennelijk moet doen: beloven met het gezin te verkassen naar een luxueus tropisch paradijs, zoals in de parfumreclame, en daar rentenieren.
Maar Nuria is niet overtuigd en verlaat hem wanneer hij nog eens voor de job van huis is.
Ook een crimineel mag dus het sentiment eens laten primeren, hoeveel doden hij ook op zijn geweten heeft, toevallige omstanders of legerkameraden inbegrepen.
Alleen een jonge vader met een gezinnetje, van wie de Jakhals net de vader en de oom heeft vermoord, mag blijven leven.
Zeer onprofessioneel voor een huurmoordenaar, maar ziedaar de helende kracht van de empathie.
Even lijken scrupules hem te hinderen om te schieten op een sympathiek koppel Britse gepensioneerden, die hem, zegt hij, herinneren aan zijn ouders.
Wat betekent het dat hij hen dan toch vermoordt? Hier walmen de dampen van duistere freudiaanse modder op.
Ambivalente sympathie
Dan wordt het tijd voor de finale.
Zinnemanns Jakhals roept ambivalente sympathie op met zijn inventieve vakmanschap en efficiëntie.
Maar wat moet, dat moet: in een abrupt slot kan Lebel hem net op tijd verrassen en zonder veel omhaal doodschieten. Gerechtigheid is geschied, de democratische orde gevrijwaard, Parijs koestert zich in de zon.
In de tv-serie komt het eveneens tot een confrontatie. Maar die wordt Bianca fataal. Niks loutering of gerechtigheid, hier winnen alleen het geweld, het geld en het sentiment.
De Jakhals heeft dan maar één doel meer: Nuria en zoontje Carlito terugvinden en samen een nieuw leven beginnen op pakweg de Malediven.
Wat tv-bonzen zich voorstellen over wat hun kijkers ervaren als een aantrekkelijk mens- en wereldbeeld, is dus niet erg flatterend.
Die visie drijft op onverschilligheid, ook over democratie en justitie.
Het publiek krijgt geen kans om autonoom na te denken over goed en kwaad en over de politieke of ideologische consequenties daarvan.
Ze verheft het persoonlijke sentimentele welbehagen tot absolute maatschappelijke norm, zoals om te bepalen wie al dan niet empathie verdient, of wanneer de macht van het geld immoreel wordt.
Door die normatieve indifferentie verglijdt de serie in een reactionair cynisme, dat emancipatie vernauwt tot het privilege van wie daar genoeg geld voor heeft.
Die les houdt de serie vooral vrouwen voor, die al te snel aan hybris lijden als ze geen huismoeder willen worden, hun man en kostwinner niet blind vertrouwen, meer ambiëren dan een materieel zorgeloos, consumptief bestaan, of anderszins ‘veel complimenten maken’.

Marc Reynebeau is journalist, verbonden aan deze krant. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard