Ook in Gent is de auto maar een politiek symbool, schrijft Marc Reynebeau. Elk mobiliteitsdebat gaat over de vraag hoe leefbaar de publieke ruimte in de stad is.
Marc Reynebeau – De Standaard
Gent zal de komende zes jaar een beetje doorsnee worden, minder eigenzinnig of koppig dan veel Gentenaars van zichzelf denken.
De kartellijst van liberalen en socialisten, Voor Gent van burgemeester Mathias De Clercq (Open VLD), gaat niet langer met Groen in zee, maar met de N-VA.
Hoe progressief of sociaal De Clercq zich ook noemt, zo zal het ideologische zwaartepunt van de coalitie onvermijdelijk naar rechts verschuiven.
Er moet niet worden overdreven met dat vermeende rebelse karakter van de stad, maar ze steunt wel op een oude traditie.
Of, luidens de stadshymne ‘Klokke Roeland’, “Mijn ziel erkent het oude Gent” – tja, de tekst is van de jonge romanticus Albrecht Rodenbach.
Het uittredende bestuur van liberalen, socialisten, Groen en een vleug CD&V scoorde nochtans niet slecht op 13 oktober, toen Vooruit ook zijn soortelijk gewicht binnen het kartel kon vergroten.
Zeker, verandering van spijs doet eten, maar mathematisch stond niets een voortzetting van de uittredende coalitie in de weg.
Wel waren in de campagne harde woorden gevallen tussen De Clercq en schepen Filip Watteeuw (Groen), al leek dat vooral over stijl te gaan: de arrogantie van Groen.
Ook tussen Vooruit en Groen sluimert daaromtrent nog een vete, die dateert van de verkiezingen in 2018, toen Groen in het toenmalige rood-groene kartel beduidend succesvoller bleek dan de socialisten.
Dat het maandag toch tot een breuk kwam, wijt Groen aan “Hogere Machten”.
Vooruit bestrijdt dat er een oekaze “van boven” kwam om Groen eruit te gooien. Toch bestaat de tendens om heel Vlaanderen politiek te stroomlijnen naar het Arizona-model rond de N-VA en Vooruit.
Met CD&V erbij, en als dat niet lukt, dan maar met die andere traditionele partij Open VLD – Gent blijft, vanuit een andere traditie, die van ‘paars’, een zeldzame liberale sterkhouder.
Voor Groen is daarin geen plaats.
Gekke adelaar
Over dat stroomlijnen zijn vorige week ook afspraken gemaakt door Oost-Vlaamse tenoren van de drie Arizona-partijen.
Of Gent daarbij ter sprake kwam, is niet bekend. Maar het zou gek zijn als het niet zo was.
Dat nationalistisch-socialistische model weerspiegelt de as die Antwerpen, de Vlaamse meerderheid en de gedroomde federale coalitie verbindt.
Met als geestelijke vader N-VA-voorzitter Bart De Wever, bijgevallen door Vooruit-voorzitter Conner Rousseau.
In dat stroomlijnen schuilt een paradox, want het gaat frontaal in tegen de kern van De Wevers separatisme, dat zich immers beroept op de primauteit van subsidiariteit en lokale identiteit.
Maar het past wel bij zijn machtsdenken.
Hij is niet uit op participatie, wel op dominantie. Van die hovaardij getuigde al die gekke Romeinse adelaar die hij, als een imperator, voor zich uit liet dragen op verkiezingsdag.
Dat stroomlijnen ziet hij als het politieke smoren van interne dissonantie en lokale diversiteit.
Identiteit ziet hij exclusief als homogeen Vlaams. Dat is zijn methode om de cohesie te creëren die hij nodig heeft voor het Vlaams-nationalistische eindspel dat altijd zijn ultieme doel blijft.
Hij wil er zelfs het kiessysteem voor omvormen tot een meerderheidsstelsel, om kleinere partijen eruit te duwen en ze te laten opgaan in twee grote blokken, een tot dominantie geroepen rechts blok rond de N-VA en een links waarvan Vooruit de spil mag zijn.
Allicht past daarin ook zijn aversie voor de opkomstplicht, want daar worden toch alleen ‘de extremen’ beter van.
De Gentse N-VA moet nu die politieke gelijkschakeling verzekeren. Ze aanvaardde dus gretig De Clercqs “progressieve, warme” onderhandelingsnota, al dan niet met daarin nog de naar verluidt 31 amendementen die Groen kon inbrengen.
Dat Voor Gent ook een publiek evenement op de Vlaamse feestdag van 11 juli bepleit, is al iets.
In haar campagne maakte de N-VA er een punt van dat iedereen zich overal in Gent moet kunnen verplaatsen zoals hij dat verkiest, dus ook met de auto. Dat is al wat anders.
In een filmpje demoniseerde de partij fietsers als gewetenloze hooligans die niet aarzelen om oudjes overhoop te rijden.
Dat kan spannend worden. Mobiliteit is nu eenmaal een speerpunt waarop Watteeuw zich heeft geprofileerd, maar waarop Voor Gent op “een trendbreuk” aast.
Zo wil Voor Gent een forse uitbreiding van de ondergrondse parking aan het drukke Wilsonplein, nabij het stadscentrum, lokaal bekend als ‘de Zuid’ (niet te verwarren, zeker niet in tijden van Vlaamse homogenisering, met ‘het Zuid’, want dat ligt in Antwerpen).
Dat is een overbodige en te dure affaire, vindt Groen.
Voortschrijdend inzicht
Het sociale beleid, net zoals het klimaat-, woon- of diversiteitsbeleid, passeerde haast geruisloos, maar mobiliteit, nee.
Al van eind vorige eeuw worstelt de stad met de auto.
In 1997 stemde Gent in een referendum tegen een ondergrondse parking pal in het centrum.
In 2006 keek de toen afscheidnemende socialistische burgemeester Frank Beke bij een wandeling over de centraal gelegen Vrijdagmarkt met scepsis naar de parking daar.
“Dat zouden we nu toch niet meer doen”, bedacht hij hardop – omdat de parking autoverkeer naar het stadscentrum lokt en de integriteit van het plein schaadt. Voortschrijdend inzicht.
Het referendum versterkte (‘radicaliseerde’?) de principes waarmee Beke en vooral zijn liberale schepen Sas Van Rouveroy een kordaat mobiliteitsplan uitwerkten en het stadscentrum autovrij maakten.
De middenstand vreesde dat klandizie niet meer zou opdagen als dat niet meer per auto kon. Die vrees bleek ongegrond, maar dook weer op, ook opgejut door de N-VA, toen Watteeuw het pionierswerk van Van Rouveroyes voortzette met zijn circulatieplan.
Al voelde hij zich wel “bedrogen” door De Lijn, die te weinig investeert in trams en bussen.
Toch draait het dilemma niet zomaar om de vraag waar auto’s kunnen rijden of parkeren.
Zoals de uittredende Gentse coalitie het opzette, is de inzet een kwaliteitsvol, solidair en tolerant thuisgevoel, waarin mensen zich niet weggedrukt voelen door verkeer, shopping of toerisme, waarin de menselijke maat overheerst en het inzicht postvat dat een stedelijke samenleving pas leefbaar wordt als ze ongelijkheid tegengaat.
Die strijd begint in de publieke ruimte.
De koers van Voor Gent met de naar eigen zeggen conservatieve N-VA zal een andere zijn dan die met het soms onbehouwen Groen.
Dat die koers meer op Vlaamse dan op Gentse maat wordt gesneden, is zeker.
Wat dat kan inhouden, is dat niet.
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard