Wat ze zelf doen, doen politici beter: de kiezer misleiden, aldus Marc Reynebeau. Toch inzake vermogensbelastingen, waarover vooral veel fabeltjes de ronde doen.
Marc Reynebeau – De Standaard
De veiligheidsdiensten en het Nationaal Crisiscentrum maken zich zorgen. Er komen verkiezingen aan en dan moet niemand naïef zijn. Het risico op manipulatie, beïnvloeding, inmenging en desinformatie, met name door de Russen, is reëel. Ze hebben het al eerder gedaan, op grote schaal.
Maar wat zou men zich zorgen maken over Russische desinformatie, als de lokale politiek het al niet kan laten zelf de misleiding te organiseren? Wat we zelf doen, doen we beter! Toch beter dan de Russen. Soms gebeurt dat te goeder trouw, door wie gevoelig is voor clichés, veralgemenende aannames of vooroordelen. Soms ligt de goede trouw minder voor de hand.
Het thema in kwestie is de vermogens- en vermogenswinstbelasting. Het is bon ton te beweren dat die in België vrij beperkte belastingen toch ‘zeer hoog’ zijn, dat het land erin ‘tot de top drie in Europa’ behoort.
Het was de jongste dagen weer te horen bij onder anderen:
- N-VA-voorzitter Bart De Wever (in diverse media)
- Diens MR-collega Georges-Louis Bouchez (in een debat op de RTBF)
- Publicist en consultant Marc De Vos (in De afspraak op VRT Canvas)
- Hoofdeconoom Bart Van Craeynest van de werkgeversorganisatie Voka (in De ochtend op Radio 1)
Het gemeenschappelijke in die retoriek is dat de stelling altijd in zeer algemene termen wordt opgedist. Concrete bedragen of specifieke percentages blijven vrijwel altijd onbenoemd, laat staan dat daarvoor solide bronnen worden aangewezen.
Blijkbaar gaan zij die het argument gebruiken ervan uit dat de publieke opinie wel grif zal aannemen dat het fiscale juk zwaar om torsen is en dat niemand eraan kan ontkomen, en al zeker de rijken niet.
Maar die ‘top drie’ geeft wel een scherpe indicatie van waarop die bewering dan precies steunt. Je hoeft niet te liegen om, al dan niet bewust dus, toch onjuistheden te vertellen.
Die suggestie van een hoge fiscale druk op vermogens vindt haar oorsprong in een Europees statistiekje. Daarin scoort België inderdaad hoog, gewoonlijk samen met Frankrijk en Luxemburg – dat is die ‘top drie’.
Al zou de aanwezigheid van het Groothertogdom in dat trio toch al argwaan moeten wekken. Luxemburg heeft niet bepaald de reputatie een fiscale hel voor het grootkapitaal te zijn. Het tegendeel is het geval.
Bont allegaartje
Het zit anders in elkaar. Dat statistiekje becijfert de relatie tussen de opbrengst van een reeks belastingen en het bbp. Maar daar zijn twee dingen mee mis.
Het eerste is dat er geen reëel verband bestaat tussen het bbp en die fiscale opbrengsten. Het ene als een percentage van het andere uitdrukken, heeft dus geen zin.
Het tweede is dat die opbrengsten bestaan uit een bont allegaartje van heffingen en taksen op sommen geld die slechts met veel goede wil als vermogen kunnen worden beschouwd en, nog betekenisvoller, waarbij vooral veel reëlere vormen van vermogen en winsten daarop buiten schot blijven.
Dat laatste hoeft niet eens het gevolg te zijn van fraude. Vaak maken de wet en zeker de talrijke, veelal na intens gelobby bij de wet aangetimmerde koterijen het mogelijk dat bezit of inkomsten daaruit maar beperkt of zelfs helemaal niet worden belast.
Huuropbrengsten behoren daartoe. Of het stelsel van de definitief belaste inkomsten, waardoor grote bedrijven (maar kmo’s dan weer niet) in pakweg Luxemburg laag belaste inkomsten belastingvrij naar België kunnen transfereren.
Door dat alles is dat statistiekje, dat meestal in de vorm van een staafdiagram opduikt, niet alleen nietszeggend, maar ook misleidend. Het suggereert iets wat in werkelijkheid niet het geval is.
Al in 2011 opperde de Nationale Bank twijfels over de goede zin van die berekeningen. Ook de Europese Commissie ging ze gaandeweg als irrelevant beschouwen.
Toch blijft die statistiek circuleren, meestal in die ‘top drie’-versie, en beleeft ze een comeback in de lopende verkiezingscampagne. In de propaganda zou ze nuttig zijn en de publieke verbeelding kietelen.
Meer nog, mocht de stelling van een fiscale wurggreep op vermogens kloppen, dan was de vermogensbelasting nooit een politiek thema kunnen worden.
Ze heeft een voorgeschiedenis en België moest allerminst op de ‘miljonairstaks’ van de PVDA wachten om er een gespreksonderwerp van te maken. Dat gebeurde al, eventjes toch, tien jaar geleden, in de aanloop naar de verkiezingen van 2014.
Toen daar de rechtse regering van premier Charles Michel (MR) uit voortkwam, die daar weinig animo voor toonde, kreeg vicepremier Kris Peeters (CD&V) van zijn partij de opdracht om toch te ijveren voor meer “fiscale rechtvaardigheid”.
Het leverde Peeters weinig op, behalve de hem slecht passende roep een linkse dwarsligger en een saboteur van het ‘Zweedse’ project te zijn.
Niet veel beter verging het zijn partijgenoot en opvolger als vicepremier in de Vivaldi-coalitie, minister van Financiën Vincent Van Peteghem.
Die kon wel een effectentaks bedenken, maar zijn plan voor een brede fiscale hervorming stuitte op een bot njet van Bouchez, die het niet kon hebben dat kapitaal en vermogens daarin ook aandacht kregen.
Zijn die infame staafdiagrammen al dubieus, nog bedenkelijker zijn tal van andere bezwaren tegen een vermogensbelasting.
Dat het grote geld massaal het land zou uitvluchten, bijvoorbeeld, dat een soort fiscale Gestapo bij iedereen thuis de kunstcollectie en de wijnkelder zou komen inspecteren, dat uiteindelijk de middenklasse toch de dupe zou zijn, wat al niet.
Zelfs Vlaams Belang praat die fabeltjes na, hoe vaak die partij ook veinst het op te nemen voor de gewone Vlaming, alsof ieder van ‘ons’ kratten Château Pétrus, een verzameling Oude Meesters en een bankrekening in Luxemburg te verbergen heeft.
Wiens belang wordt daar eigenlijk gediend?
Disciplinering
De zwakte van de redeneringen, tot groteske bangmakerij toe, wijst er niet alleen op dat het de opponenten van een vermogensbelasting ontbreekt aan overtuigende argumenten.
Het geeft tegelijk aan dat ze de politieke inzet wel hoog genoeg achten, anders zouden ze er niet zulke intellectuele risico’s voor nemen.
Het blijft wel een aanfluiting van de ernst waarmee onder meer het Rekenhof met haar doorrekening van de verkiezingsprogramma’s probeerde hygiëne in het publieke debat en helderheid voor de kiezer te creëren.
Niet alleen smoort de misleiding het fiscale debat, ze vertroebelt evenzeer de brede en voor meerdere partijen onontbeerlijke discussie over de begroting – fiscale inkomsten zijn daar immers een essentieel deel van.
En voor econoom Paul De Grauwe, gisteren in De Morgen, is een vermogensbelasting daarbij onvermijdelijk.
Die optie toch afwijzen laat bijgevolg maar één alternatief open: lagere overheidsuitgaven.
Voor partijen als de N-VA en Open VLD betekent dat concreet: snijden in de sociale zekerheid, de uitkeringen en de ziekteverzekering, wat alleen kan leiden tot een verdere verlaging van de koopkracht van de armste Belgen.
Zo is het ook bedoeld: als disciplinering.
Dat is een uitdrukkelijk politieke en ideologische keuze, en allerminst een ‘objectieve’ noodzaak om de begroting te saneren.
Rechts-liberale partijen beweren niettemin dat de sociale uitgaven nu al buitensporig hoog zijn, maar dat is volgens econoom Ive Marx helemaal niet het geval: België verkeert wat dat betreft in de Europese middenmoot.
Waar de overheid wel opvallend veel aan spendeert, zijn onder meer de ‘economische uitgaven’, de miljardensubsidies voor bedrijven, die in België inderdaad een veelvoud zijn van wat de buurlanden daaraan besteden.
Ook dat is een politieke keuze.
Er valt, onder meer over die subsidies of de bedrijfsbelastingen, en wat dat betekent voor de begroting, best een breed gesprek op te zetten, over zowel sociale rechtvaardigheid al over industrieel beleid of het ondernemingsklimaat.
Maar de persistentie waarmee politici misleiding en desinformatie laten woekeren, toont aan dat ze niet bereid zijn tot dat genuanceerde debat. En dat de thema’s waar ze wel veel drukte rond verkopen, vooral dienen om de aandacht af te leiden van hun ware intenties.
Ook een beetje zoals de Russen doen.
Marc Reynebeau – Journalist verbonden aan De Standaard. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard