Politici nemen hun wensen te vaak voor werkelijkheid, schrijft Marc Reynebeau. Hinderlijke details negeren ze het liefst. Dat schaadt de ‘afspiegelingscoalities’.
Marc Reynebeau – De Standaard
‘Afspiegelingscoalities’ worden lastig, zolang de partijen de feiten (en de kiezer) negeren
Euforie duurt niet altijd lang. Tien dagen geleden zag alles er nog zonnig en helder uit. In de verkiezingen waren de ‘juiste’ partijen afgestraft en hadden ‘de goeden’ gewonnen.
De kiezer was overal naar rechts afgezwenkt, zelfs in dat zogeheten postcommunistische bastion Wallonië.
Kandidaat-premier Bart De Wever (N-VA) kon zich opmaken voor het scenario dat hij al jaren in gedachten had: een regeringsvorming waarin de federale regering de optelsom van de regionale meerderheden zou zijn. Dat zou de confederale droom vanzelf in de praktijk brengen.
Dogmatisch geloof in de theorie van België als optelsom van twee democratieën kan leiden tot verblinding voor de werkelijkheid.
Dat de MR en Les Engagés nooit warmliepen voor De Wevers ‘minikabinet’ dat al over twee jaar het sluitstuk van een confederalistische ‘omslag’ tot stand zou brengen, mocht al evenmin de pret drukken.
Het enige significante Vlaamse succes was dat Vlaams Belang nipt niet groter werd dan de N-VA.
In de eerste euforie zou de ‘afspiegeling’ wel vanzelf volgen – De Wever denkt het zaakje alvast onder controle te kunnen houden, nu hij in de unieke positie verkeert zowel federaal als Vlaams informateur te zijn.
Maar er is nóg een kink in de kabel: de beoogde Vlaamse meerderheid is anders (en, ja, linkser) samengesteld dan die in het behoorlijk rechtse Franstalig België.
Wie dat louter mathematisch bekijkt, in aantallen parlementszetels, negeert de nochtans moeilijk te ontkennen politiek-inhoudelijke consequenties ervan.
“Moedig zijn”
Vooruit liet al verstaan niet zonder meer bereid te zijn rechtse coalities te “depanneren”.
Potentiële coalitiegenoten en commentatoren vergissen zich in de eenzijdige focus op de rekenkunde als ze die stelling afdoen als strikt opportunisme.
Veel alternatieven zijn er inderdaad niet, Vlaams noch federaal, om de 50 procent plus één tot stand te brengen, maar Vooruit past nu eenmaal niet in de rechts-liberale consensus die nu in de steigers staat.
Mee regeren omvat meer dan alleen zetels aanleveren – die consensus zal daar een prijs voor moeten betalen om het voor Vooruit de moeite waard te maken.
Een ander risico voor de Vlaamse politiek is haar neiging om haar visie op de andere kant van de taalgrens te versmallen tot een versimpelde Vlaams-Waalse tweedeling.
Dan ziet ze, om het zichzelf niet te lastig te maken, al te snel over het hoofd dat Brussel nog een heel andere politieke realiteit toont.
Dat laatste, de Brusselse complexiteit onderschatten en zelfs negeren, is overigens eigen aan het confederalisme à la N-VA.
Dat alles toch wat ingewikkelder ligt dan in de afspiegelingsdroom van tien dagen geleden, veroorzaakt al de eerste politieke verschuivingen.
Ze komen bescheiden aan het licht, in kleine woordjes.
Zo’n verschuiving tekende zich zondag af in de retoriek van CD&V-voorzitter Sammy Mahdi.
In De zevende dag bracht hij het voornemen om de werkloosheid te beperken in de tijd onder in de rubriek “moedig zijn”.
Dat is een code. Ze betekent: het is toch lastig, omstreden en niet populair.
Versta tegelijk: het moet, omdat het een centrale en ook opzichtige trofee is in de rechts-liberale consensus.
En wat Vooruit (plus eventueel een rest sociale gevoeligheid in CD&V) daarin niet met overtuiging kan motiveren, zal met “moed” moeten gebeuren.
De zelffelicitatie “moed” kan de pil vergulden: je tut een dubieuze ingreep moreel op door er een air van onbaatzuchtig leiderschap, ja staatsmanschap rond te suggereren.
Zweem van profitariaat
Tevoren klonk dat helemaal anders.
Liberalen, christendemocraten en de N-VA spraken erover als betrof het een voor de hand liggende ingreep, zo vanzelfsprekend dat het absurd zou zijn om het niet te doen.
Toen Mahdi maanden geleden al een innigere alliantie met de verloren broeders van Les Engagés aankondigde, noemde hij dat zelfs als hun eerste punt van gelijkgestemdheid. Daar is hij nu dus wat voorzichtiger in geworden.
Werkloosheidsuitkeringen beperken in de tijd is dan ook tamelijk banaal, inefficiënt en budgettair onbeduidend, maar de symboolwaarde ervan is groot.
In het Vlaams Parlement sakkerde de ‘Zweedse’ meerderheid er voortdurend over. Ze kon dat risicoloos doen omdat ze er toch niet voor bevoegd was.
Maar het thema kwam van pas om de federale Vivaldi-regering inertie te verwijten, en de Franstalige ‘overkant’ het aanzetten tot luiheid aan te wrijven.
En het was een volgend item op de lijst van dringend naar de deelstaten over te dragen bevoegdheden.
Tegelijk kon het onderwerp Vlaams dienstig zijn om rond publieke voorzieningen een zweem van profitariaat en misbruik te creëren en Vlamingen af te dreigen met steeds meer sancties en voorwaarden (‘plichten’).
Dat is wel wat anders dan mensen lastigvallen met dat belerende ‘opgestoken vingertje’ of die betuttelende geachte ‘regeltjes’.
Discipline zou er zijn, met rechten die steeds vaker tot gunsten verschrompelden, als voorbode van de aangekondigde hakbijl in de sociale zekerheid.
Het culmineerde in een verkiezingscampagne die mensen tegen elkaar opzette door arme drommels op te stoken zich af te vragen of andere arme drommels toch niet te veel voordeeltjes genoten.
“Gehakketak”
De N-VA, CD&V en Open VLD slaagden er tijdens de verkiezingscampagne in om hun belabberde Vlaamse palmares uit het debat te houden.
Desondanks heeft die hooghartigheid ertoe geleid dat de Vlaamse coalitie, die al zwaar stemmenverlies leed in 2019, sinds 9 juni zelfs niet langer kan steunen op een meerderheid – zelfs als Vooruit de plek inneemt van Open VLD, zal de marge nog erg krap uitvallen.
Mahdi schijnt zich te realiseren dat de meegaandheid van zijn partij in die disciplinering te ver is doorgeschoten en dus “moed” zal vergen.
Het was tenslotte Hilde Crevits (CD&V) die als Vlaams minister van Werk de verplichte gemeenschapsdienst voor langdurig werklozen bedacht (een sof van een programma), en voordien, als minister van Mobiliteit dan, de besparingen bij De Lijn inzette, wat Mahdi nu ook geen goed idee meer lijkt te vinden.
Nog een ander woordje viel zondag op bij Mahdi: dat het, als het niet lukte met die afspiegelingscoalitie, alleen tot Vlaams-federaal “gehakketak” zou komen.
Dat was inderdaad de ervaring van de voorbije jaren. Maar alleen omdat de Vlaamse regering dat zo wilde.
Marc Reynebeau – Journalist verbonden aan De Standaard. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard