Met ‘geld uit Brussel’ creëert Vlaanderen een eigen vazalliteit, schrijft Marc Reynebeau. Niet stemmen zoals de particratie gebiedt, leidt tot “chaos”, zoals in Gent.
Marc Reynebeau – De Standaard
Als het volk spreekt, komt er alleen chaos van. Dat is een dubieuze opvatting van hoe de democratie werkt. ‘Wij of de chaos’: in veel commentaren, tot in het tv-journaal toe, was dat de teneur over wat zich zondagavond in Gent afspeelde.
Daar was de interne partijdemocratie in het geding: de Gentse leden van Vooruit spraken zich uit over de deelname van hun partij aan een coalitie met nieuwkomer N-VA.
Bij Open VLD, de andere partner in het kartel, hadden de leden eerder die dag vrijwel unaniem met het akkoord ingestemd. De N-VA-leden werd niet eens om hun oordeel gevraagd.
Maar bij Vooruit lustten ze het dus niet, en die democratisch ondubbelzinnige uitspraak is de bron van wat sommigen nu afkeurend “chaos” en “een puinhoop” noemen.
Dat doen ze minder omdat ze bekommerd zijn over hoe het nu verder moet in Gent, maar omdat de afwijzing ingaat tegen elders, ‘hogerop’ gemaakte afspraken.
Het bestaan van die afspraken is nooit publiek gemaakt, laat staan dat de inhoud bekend is of wat de goede zin en de draagwijdte ervan zijn of dat ze ooit democratisch ter stemming zijn gelegd.
Om meer dan een nochtans grif gedeelde aanname gaat het niet. Van die afspraak zijn alleen contouren zichtbaar, nu de mist van de verkiezingen optrekt.
Met als resultaat dat in de Vlaamse regering, in de provinciebesturen, in een reeks gemeentelijke coalities en in de Vlaamse helft van de federale regeringsvorming een as zou bestaan die de N-VA met Vooruit verbindt.
Die zou berusten op een ‘bromance’ tussen de partijvoorzitters Bart De Wever en Conner Rousseau.
Het is een flets, week en sentimenteel motief voor een operatie waarin een harde machtsstrategie schuilt om de Vlaamse politiek te stroomlijnen en te homogeniseren.
Dat is de jongste fase in de triomf van de particratie die de Vlaamse politiek steeds verder perverteert. Ze maakt nu zelfs lokale verkiezingen ondergeschikt aan wat in partijhoofdkwartieren wordt bedisseld.
Gaan stemmen wordt zo overbodig.
In die context is de afschaffing van de opkomstplicht redelijk: het doet er toch niet meer toe, of er komt chaos van.
In de Nederlandse Tweede Kamer bekritiseerde de centristische politicus Pieter Omtzigt (NSC) het gebrek aan interne democratie bij zijn coalitiepartner PVV – die radicaal-rechtse partij telt maar één lid: stichter Geert Wilders.
Toen Wilders hem toesnauwde dat hij zich daar niet mee te bemoeien had, antwoordde Omtzigt: “Ik vind daar wel wat van.”
Dit gaat om politieke cultuur. Kennelijk vonden de Gentse socialisten er ook wat van, toen ze het bestuursakkoord voorgelegd kregen.
De consternatie over de wissel van Groen door de N-VA in de nieuwe coalitie lokte smalende commentaar uit, over die tere Gentse zieltjes, hun larmoyante gekoketteer met lokale eigenheid en hun romantische hang naar linkse morele principes.
Ja, hoe durven ze. En met het ontwerpakkoord viel, op een paar haken en ogen na, ook voor socialisten best te leven. Maar het was ook een tekst die in veel opzichten haaks stond op het verkiezingsprogramma van de N-VA. Dat kleurde vrij rechts, begrijpelijk, om het verschil te maken in de progressieve dominantie.
Zo kon wel de vraag rijzen wat de N-VA te zoeken had in die coalitie, hoe oprecht of betrouwbaar ze kon zijn om een progressief programma te realiseren waarmee ze het grotendeels oneens is, maar dat wel, met wat opschonen, bijna net zo goed het fiat van Groen kon krijgen.
Was het de Vlaams-nationalisten er alleen om te doen ‘erbij’ te zijn, in de hoop om Groen, na zes jaar bestuur uit de Gentse politieke cultuur weg te zuiveren?
Argwaan en onbehagen daarover is wat blijkbaar veel Gentse socialisten in hun afwijzing heeft gemotiveerd.
Belangenvermenging
Toch spinnen sommigen de Gentse kwestie nu als chaos, als abnormaal of onlogisch.
Nochtans is de vorming van een coalitie een primaire opdracht voor politici.
Commentaren die het ongewone ervan benadrukken, lijken de particratische machtsgreep al helemaal geïnternaliseerd te hebben en tot norm te verheffen, als het nieuwe normaal, als een feit waarvoor geen alternatief meer denkbaar is.
Daar past een andere, als evident beschouwde aanname bij, die het sluitstuk is van de particratie: ‘het geld uit Brussel’.
Steden en gemeenten worden in belangrijke mate mee gefinancierd uit de Vlaamse kas. In zo’n structuur moet dat gebeuren volgens redelijke, objectieve en transparante regels.
In de praktijk schijnt dat tegen te vallen. Bijvoorbeeld omdat tal van burgemeesters en schepenen hun ambt cumuleren met een zitje in het Vlaams Parlement, waar ze mee beslissen over de Vlaamse subsidies die ze lokaal ontvangen.
Dat is belangenvermenging, maar daar maalt niemand om. Het gaat erom ‘in Brussel mensen te kennen’ en toegang te hebben tot ministeriële kabinetten om geldstromen los te weken.
De Antwerpse burgemeester en N-VA-voorzitter De Wever maakte daar geen geheim van.
Hij was in de vorige legislatuur ook lid van het Vlaams Parlement, vertoonde zich daar vrijwel nooit, maar verantwoordde dat zitje met de bewering dat hij “achter de schermen” een zeer bedrijvig baasje was. Het verklaart misschien waarom zovelen klagen dat buitensporig veel Vlaamse geld naar Antwerpen vloeit.
Een voorbeeld uit Brugge, wiens burgemeester noch parlementslid noch N-VA’ er is.
De stad hoopte de locatie te worden voor een ‘culinair belevingscentrum’ waar Toerisme Vlaanderen aan werkte.
Tot plotseling Antwerpen de ideale locatie bleek te zijn en van minister Demir (N-VA) 38 miljoen euro Vlaams geld ontving.
De Middelkerkse burgemeester Jean-Marie Dedecker maakt er zelfs geen geheim van dat hij de N-VA als coalitiepartner koos omdat hem ‘geld uit Brussel’ was beloofd, voor een zeedijk en een ringweg.
Anders, zei hij, als Middelkerke niet instemde met de marsorders uit Brussel (en Antwerpen), dreigde zijn gemeente “een paria” te worden.
Eerder alludeerde Dedecker al op financiële toezeggingen toen hij bij de federale verkiezingen in juni – ook hij is een cumulard – als ‘onafhankelijke’ de West-Vlaamse N-VA-lijst trok.
Zal Gent, als de N-VA uiteindelijk toch niet meebestuurt, dan ook financieel op de blaren moeten zitten?
De stad zal, als Rousseau zich niet al te gegriefd voelt, op wat socialisten na, geen ‘mensen kennen in Brussel’.
Aanhangers van de chaostheorie lijken daar, via de aanname van de politieke stroomlijning, al van uit te gaan – en dat logisch te vinden.
Zo wordt ‘het geld uit Brussel’ genormaliseerd als het smeermiddel van zowel de particratie als van een nieuwe vazalliteit.
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard