Het zijn geen antisemieten die Netanyahu achter de tralies willen, schrijft Marc Reynebeau. Als verweer ligt het voor de hand, maar met Orban erbij dient het een brede rechtse, nationalistische en illiberale agenda.
Marc Reynebeau – De Standaard
In de nood kent men zijn vrienden. En dus talmde de Hongaarse premier Viktor Orban vorige week niet om het op te nemen voor zijn vriend Benjamin Netanyahu.
Het Internationaal Strafhof (ICC) had net een aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen de Israëlische premier, op verdenking van oorlogsmisdaden in Gaza.
Orban nodigde hem prompt uit voor een bezoek. Het ICC mocht dat begrijpen zoals het was bedoeld: als een opgestoken middenvinger.
Dat Netanyahu de aanklacht “antisemitisch” noemt, en er zelfs de laat-19de-eeuwse affaire-Dreyfus in Frankrijk bijhaalde, was te verwachten.
Het is een gebruikelijke repliek op om het even welke kritiek op de Israëlische regering. Dat is doorzichtig, maar ook doeltreffend, want op antisemitisme drukt, vooral sinds de Holocaust, een zware morele last, temeer omdat het nu weer een tragische opgang kent.
Maar dan heeft Netanyahu in Orban wel een dubieuze bondgenoot, zeker als de Hongaarse geschiedenis in de eerste helft van de vorige eeuw wordt opgerakeld.
Dat doen Orban en zijn rechts-populistische partij Fidesz vaak. Vorig jaar nog bracht een minister uit Orbans partij een eerbetoon aan Miklos Horthy, de sterke man in Hongarije van 1922 tot 1944.
De minister eerde hem als “een uitzonderlijke staatsman, een heldhaftige soldaat en een echte patriot”.
Horthy, een zelfverklaarde antisemiet, was een van de eersten die in Europa antisemitische wetten invoerde. Hij sloot een verbond met nazi-Duitsland en faciliteerde de deportatie van 600.000 Hongaarse Joden naar Auschwitz.
Protest van onder anderen de ambassadeurs van Israël en de VS en van de opperrabbijn van de grootste synagoge in Hongarije haalde niets uit.
Wat Horthy de Joden ook aandeed, hij is voor Orban, maar ook voor de extreemrechtse partij Jobbik, een historische held.
In die nationalistisch-militaristische sfeer blijft het Joodse lijden onbenoemd.
Antisemitisme komt helaas overal in de Europese Unie voor, maar in die context krijgt het in Hongarije een apart karakter.
Dat toont ook de jongste survey van het EU-agentschap voor Grondrechten. Daaruit blijkt dat Hongaarse Joden niet op de sociale media het scherpst worden geconfronteerd met antisemitisme, zoals elders in de EU, maar in de politiek (en in de sport).
Dat daarbij, alweer meer dan elders (behalve in Polen), hun loyaliteit als staatsburger in twijfel wordt getrokken, wijst evenzeer op die dwang tot nationaal denken.
Nationalistisch trauma
De Horthy-cultus past in een bredere, officiële tendens tot het herschrijven van de geschiedenis van het moderne Hongarije sinds zijn ontstaan na de Eerste Wereldoorlog.
Het Network of Concerned Historians (NCH), dat vanuit de universiteit van Groningen politieke interventies in het historische onderzoek monitort, heeft de Horthy-cultus uitvoerig gedocumenteerd.
Het NCH beschrijft onder andere hoe in Orbans Hongarije, ook in musea en in de scholen, Horthy wordt beschouwd als een manmoedige held die indertijd werd geconfronteerd met het Verdrag van Trianon (1920).
Toen na 1918 de oude Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie uiteenviel, belandden met dat verdrag territoria uit het vooroorlogse Hongarije bij andere, veelal nieuwe staten.
Fidesz politiseert het Verdrag van Trianon nu als een historisch onrecht, met dictator Horthy als eerste verzetsheld ertegen, als een nog altijd niet geheeld nationalistisch trauma, met uitlopers in onversneden irredentisme, de wens om een ‘verloren’ Groot-Hongarije te herstellen.
Ondertussen bouwde Orban ‘zijn’ Hongarije uit tot een illiberale democratie, met een sterke overheid, een zwakke rechtsstaat en uiterst conservatieve, vermeend traditionele nationale waarden.
Voor nieuwkomers is geen plaats in Hongarije, maar voor ‘nutteloze’ wetenschappen als sociologie of genderstudies al evenmin, terwijl de lgtbi-gemeenschap steeds meer restricties opgelegd krijgt. En daarvoor mag ook een laagje antisemitisme aangeboord worden, als dat past.
Dat bleek toen Orban de Hongaars-Joodse miljardair George Soros wegpestte, waardoor diens nochtans gerenommeerde Central European University naar Wenen verhuisde en zijn stichting niet langer rechtsstatelijke en democratische waarden kon promoten.
Orban zette daarvoor met klassieke antisemitische tropen gelardeerde complottheorieën in en noemde Soros iemand die niet met open vizier strijdt maar in de schaduw ageert, en ook “geen thuisland heeft, maar meent dat de hele wereld van hem is.”
Dat alles heeft de uiterst rechtse regering-Netanyahu nooit belet om hartelijke bilaterale banden met Boedapest op te bouwen.
Hongarije behoort in de EU tot Israëls meest uitgesproken verdedigers, ook gaat het daarmee in tegen een meer gereserveerde Europese consensus.
Schuldgevoel oppoken
De regering van Netanyahu onderhield even stevige banden met de Poolse, in ieder geval toen de conservatief-nationalistische partij PiS er aan de macht was.
Die deelde met het regime-Orban niet alleen een afkeer voor tal van liberale vrijheden, ze probeerde in musea en schoolboeken ook de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog te herschrijven.
Ze wou “de waardigheid van de Poolse natie” vrijwaren, al werd de Holocaust daarbij naar de marge gedrukt.
“De herinnering aan de Jodenvervolging is in Polen duidelijk bedreigd”, aldus het Holocaust Remembrance Project begin 2019.
Zo gaat het argument van het antisemitisme waarmee Netanyahu zich zo vaak verweert of waarmee hij een historisch schuldgevoel in Nederland of Duitsland probeert op te poken, niet erg geloofwaardig meer klinken.
In zijn Europese allianties primeert in alle geval niet de strijd tegen antisemitische discriminatie, maar een antirechtsstatelijke, rechtse en nationalistische agenda.
En, in het geval van Netanyahu of Orban, misschien gewoon het eigenbelang.
Met hun front tegen het ICC ondermijnen ze ook nog de internationale rechtsorde.
Dat is allemaal slecht nieuws voor de mensenrechten.
Het is vooral tragisch om daarvoor de Holocaust als schild te gebruiken, de herinnering eraan en het inzicht dat de geschiedenis biedt in de fragiliteit van democratie en menselijkheid.
Hoewel, verbaal blijft Orban wel weg van het antisemitisme-argument – het zou ook al te cynisch zijn.
De nationalist in hem ziet het ICC vooral als een bedreiging van zijn nationale soevereiniteit.
Zo is het dat die agenda’s in elkaar vloeien.
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard