Je levenseinde in eigen regie nemen, en het onverwachte voor zijn: dat is wat Marijke Wieërs (73) doet. Ze heeft eierstokkanker en is uitbehandeld. Vorige week gaf ze een afscheidsfeest voor al wie in haar leven belangrijk is geweest. “Sterven is in onze maatschappij iets afschuwelijks, maar je kunt er ook iets moois van maken.”
Veerle Beel en Katrijn Van Giel – GVA
“Als dank voor jullie liefde en vriendschap in de voorbije jaren, nodig ik jullie van harte uit op de koffietafel voor mijn afscheid bij leven.”
Gevolgd door een datum en het adres van een feestzaal en getekend door Marijke Wieërs.
Ik ontdek de uitnodiging tussen mijn vele werkmails begin april, en herken de naam die eronder staat. We hebben elkaar nog nooit ontmoet, maar wel gesproken.
Vijf maanden eerder, in oktober, getuigde Marijke over het leven met kanker, in een artikel waarbij zes ervaringsdeskundigen het beste advies gaven dat ze zelf hadden willen krijgen.
Bij Marijke luidde dat: “Blijf leuke doelen stellen en spreek jezelf moed in.”
Haar nieuwe doel: iedereen die voor haar belangrijk is geweest – privé, maar ook professioneel – nog eens samenbrengen en bedanken.
Afscheid nemen bij leven, en niet pas na de dood. “Ik ben er liever zelf nog bij. Kom je ook?”
Wieërs woont samen met haar man Ton in Edegem, maar ik ontmoet haar een paar dagen voor haar afscheidsfeest in Heist, waar ze samen met haar man en dochter Sara verblijft.
Benieuwd om meer te vernemen over wie ze is en wat haar drijft om het sterven zo bespreekbaar te willen maken. En waarom nu? Een gesprek met zicht op zee. Buiten schijnt de zon en giert de koude wind, maar binnen is het warm en rustig.
Vier jaar geleden vernam ze dat ze eierstokkanker had. Uitgezaaid.
“Ik was meteen terminaal. Ik ben vier jaar onafgebroken in behandeling geweest.”
Ook in oktober vorig jaar zei ze al dat ze niet bang is om over de ziekte te spreken. Ze hield er toen een lezing over voor geïnteresseerden, in haar woonplaats Edegem.
“Veel mensen durven het onderwerp niet aan te snijden. Of ze zeggen: hou moed, je wordt wel weer beter! Het is fijner als ze je de ruimte bieden om je verhaal te doen.”
Twee richtingen mogelijk
Kort daarna, in november, kreeg ze slecht nieuws van haar oncoloog. Haar bloedwaarden waren niet goed. Hij rekende haar nog zes maanden voor, ongeveer. Niemand weet zoiets zeker.
“Ik heb een heel goede relatie met die arts. Hij vertelde me ooit dat zijn gezin op een adoptiekind wachtte. Ik heb hem toen verteld over onze ervaringen met pleegzorg. Een half jaar later kwam hij stralend mijn kamer binnen, met goed nieuws: hij had een pleegzoon! Ik vond dat geweldig.”
“Hij is een arts met wie ik echt alles kon bespreken. Dus toen ik vertelde dat ik een afscheidsfeest wilde geven, zei hij dat ik er niet te lang mee moest wachten.
“Dat advies neem ik ter harte. Ik ben per slot van rekening aan het aftellen naar het einde. Ik moet dit doen terwijl ik er nog van kan genieten. Ik zie er misschien nog goed uit, maar schijn bedriegt. Ik draag een pruik. Ik kan niet meer zo goed stappen. Het einde van het jaar zal ik niet meer meemaken.
“Met die wetenschap kun je twee kanten uit: ik kan mezelf beklagen, ochottekes toch. Of ik kan besluiten er nog iets van te maken.”
De uitspraak past bij haar hele levenshouding:
“Praat positief, ook in jezelf, want daar word je het gelukkigst van. Sta bewust in het leven. En probeer er alles uit te halen wat erin zit.”
Pleegouder worden
Dat deed ze ook in haar gezinsleven.
“Pleegouder worden was een van mijn voorwaarden toen ik met Ton een relatie begon. We studeerden allebei politieke en sociale wetenschappen, eerst in Antwerpen, daarna in Leuven.
“Hij kwam naar me toe omdat we samen een seminariewerk moesten maken. “Ik zal het wel maken,” zei hij, “jij mag je naam eronder zetten” (lacht). Dat was onze eerste ontmoeting.”
“Op een later moment keerde hij zijn zakken binnenstebuiten, en zei: “Dit heb ik te bieden”.
“Dat was van zo’n eenvoud. Het sprak me geweldig aan. Dat ik kinderen én pleegkinderen wilde, vond hij prima. Daar zijn we voor gegaan.
“We kregen drie kinderen en veel pleegkinderen, van wie er een zo lang bij ons bleef dat we haar als ons vierde kind beschouwen. Ze was 3 jaar toen ze uit het weeshuis Good Engels bij ons kwam, en ze is gebleven. Ook met de anderen blijven we verbonden.”
“Ton komt uit een gezin met zeven kinderen, die allemaal in Antwerpen zijn opgegroeid. Ikzelf kom ook uit een groot, Limburgs gezin, wij waren met acht kinderen thuis.
“Ton en ik hebben mei ’68 nog meegemaakt. We zijn mee gaan staken met de Limburgse mijnwerkers. Die levensdraad kregen we van thuis mee. Hij is altijd een hevige syndicalist geweest.
“Ikzelf heb de vakbond binnengehaald bij de dienst pleegzorg waar ik directeur was. Mensen moeten kunnen en durven opkomen voor hun rechten.”
Vijftien jaar lang was Wieërs directeur, eerst in Rijmenam, dan in Mechelen.
“Er waren toen veel pleegzorgdiensten die elkaar beconcurreerden. Ik vond dat niet gezond. Ik ben gaan ijveren voor meer samenwerking en ik heb meegewerkt aan het project van de toenmalige minister van Welzijn, Jo Vandeurzen (CD&V), om al die diensten te integreren in één pleegzorgdienst per provincie.
“Dat ging van start toen ik 65 werd, en met pensioen ging. Ik had er graag langer gewerkt. Als je stopt met werken, vallen er zoveel contacten weg. Ook daarom kijk ik uit naar mijn afscheidsfeest: ik ben blij dat ik zoveel mensen ga terugzien.”
Beetje schrik
Meer dan honderd mensen waren er op de koffietafel-bij-leven van Marijke Wieërs: broers en zussen, schoonbroers, schoonzussen, kinderen, pleegkinderen, petekinderen en kleinkinderen, vriendinnen uit de retorica in Hasselt, oud-collega’s uit de pleegzorg – en al wie nog iets van zich liet horen.
Marijke begroette iedereen individueel, en sprak het hele gezelschap toe: ze bedankte hen, omdat ieder van hen een bijdrage geleverd heeft aan haar geluk, en nodigde hen uit om ook zelf een woordje te doen.
“Zo zette ze meteen de juiste toon”, zegt haar dochter Sara.
“Papa en ik hielden tevoren ons hart een beetje vast, omdat we dachten dat het bij momenten erg triest zou worden. Natuurlijk was er ook verdriet, maar mama straalde de hele dag.
“Ook wij, de kinderen, hebben gezegd wat er gezegd moest worden. We hebben onze waardering, erkenning en liefde voor haar uitgesproken. Normaal zeg je zoiets op een begrafenis.
“Ze heeft van het begin tot het eind van de dag genoten. Het was lang geleden dat ik haar nog zoveel heb zien rechtstaan. Het was een beetje zoals een jubileum of een verjaardagsfeest, maar toch niet helemaal.”
Vergeet-me-nietjes
“Het was een fantastisch samen-zijn”, schrijft Marijke in een mail.
“De sfeer was ongelooflijk positief en warm. Sommige mensen vertelden me dat ze vooraf een beetje schrik hadden, omdat ze niet wisten wat te verwachten, maar ze zeiden ook dat ik hen geïnspireerd heb.
“Het zal wellicht een onvergetelijke herinnering zijn voor al wie er was, en een blijvende steun voor mijn geliefden. We hebben het feest trouwens afgesloten met de choral van Beethoven uit de 9de symfonie, “Ode an die Freude”.
“Bij het buitengaan kreeg iedereen nog een doosje met vergeet-me-niet-zaadjes mee.”
Ook de allerlaatste stap wil Marijke het liefst in eigen regie houden.
“Ik heb mijn euthanasie al doorgesproken met mijn huisarts. Er ligt geen datum vast, we zien wel. Daarna gaat mijn lichaam naar de wetenschap. Ik hoef geen graf.
“Ik zou liever hebben dat mijn man en kinderen thuis een plaatsje vrijmaken voor een foto van mij met een bloemetje erbij, en dat ze er iets leuks van maken als ze samenkomen om mij te gedenken.
“Ik wil het onverwachte zo veel mogelijk uitsluiten, maar ik kijk toch nog uit naar wat komt: mijn verjaardag in mei, de verjaardag van Ton in juni, onze vakantie in juli aan zee, wie weet.
“Sterven doen we allemaal. Ik voel me geprivilegieerd dat ik het op deze manier kan doen, zo goed omringd en in alle openheid.”
Lees ook
Bron: GVA