De Morgen-columnist Mark Coenen is niet alleen grootvader geworden, hij schreef er zelfs een boek over. En als veteraan van de VRT volgt hij de perikelen daar op de voet. Een gesprek over opa’s en media, liefde en voorspoed, tegenslag en humor.
Joël De Ceulaer – De Morgen
‘Ik zie veel generatiegenoten conservatiever worden. Ambetant en kwaad, misschien omdat ze last hebben van hun prostaat.’
Mark Coenen
“Hij was een enthousiaste onnozelaar: dat mag in mijn overlijdensbericht staan”, lacht Mark Coenen.
“En vader, en nu ook opa. Je moet weten wat belangrijk is in het leven. Waar je overal directeur bent geweest, of in welke raden van bestuur je hebt gezeten – daar gaat het niet om. Het gaat om het leven dat je leidde met je geliefden.”
Trouwe lezers van De Morgen kennen Mark Coenen als de briljante columnist die ons niet alleen in de week, maar ook in het weekend gul trakteert op zijn besognes en zijn kijk op het leven en de wereld.
Dat schrijvende bestaan is zijn derde carrière, want eerder werkte hij dertig jaar voor de VRT en hervormde hij de journalistenopleiding aan de PXL Hogeschool in Hasselt.
Coenen is een man met wie je naar de oorlog kunt – weliswaar louter figuurlijk, zoals in dit gesprek zal blijken. Dik twee jaar geleden werd hij voor het eerst grootvader en omdat hij over alles kan schrijven, ook daarover.
Een boek zelfs: Bompa voor beginners.
“Het was niet mijn idee, maar dat van de uitgeverij”, bekent hij.
“Omdat ik in mijn columns vaker schrijf over Huisje Weltevree, had ik het ook al over mijn kleindochter Juno gehad. Dat hadden ze gelezen.
“Ik ben geen perfecte opa, maar zo’n boek zag ik meteen zitten. Ik was gevleid en ook blij dat ik dit kon doen voor mijn eerste kleinkind.”
En voor het geld!
(lacht) “In dat opzicht ben ik geen onnozelaar. Ik denk dat er in Vlaanderen zo’n 70.000 mannen per jaar grootvader worden. Als 10 procent van hen dit boek koopt, is het al de moeite. Of ze kunnen het cadeau krijgen: ik weet uit ervaring hoe moeilijk het is om iets te vinden voor een oude vent. Iedereen heeft een kerstboom. Iedereen heeft een bompa.”
Wat kunnen grootvaders leren?
“Het is geen handleiding. Ik schrijf over gevoelens die iedereen heeft, en die ik misschien wat beter onder woorden kan brengen. Zonder pretentie, hoor.
“Maar dat is wel een van de redenen waarom ik schrijf: om emoties behapbaar te maken.
“Ik word nooit tranerig, maar moet wel toegeven dat het grootvaderschap sterke emoties teweegbrengt.
“Ik vergelijk het met de lotto winnen zonder eraan mee te doen: het is een soort bonus die voortvloeit uit het vaderschap.”
Maakt het u gelukkig?
“Zeker. Maar het bezorgt me ook wat stress. Je moet er iets voor willen doen, natuurlijk: elke donderdag rijd ik van Keerbergen naar Antwerpen om op Juno te passen. En voor zo’n kind ben ik totaal onhip.
“Als mijn dochter Billie erbij is – zij is 18 – besta ik niet meer. Dan ben ik die kerel die de buggy duwt en de aardappeltjes kookt. Maar als ik dan naast haar lig, naar een film te kijken, begin ik inwendig te glimlachen.
“Al is er ook de bezorgdheid. Ik zorg graag voor mensen, maar ben ook snel bezorgd.”
Piekeraar?
“Dat ben ik wel, ja. Het is altijd zo geweest, het is een deel van mijn persoonlijkheid.
“En die ongerustheid dat er altijd iets ergs kan gebeuren, is sterker sinds de dood van mijn zus. Zij pleegde zelfmoord toen ze 21 was, ik was toen 30.
“Ik heb gezien hoe vernietigend dat was voor mijn ouders. En hoe mooi het was toen mijn ouders kleinkinderen kregen. Niet dat die de put die mijn zus achterliet konden opvullen, maar ze brachten vreugde in huis.”
U hebt de zoektocht naar het waarom van haar wanhoopsdaad gestaakt, schrijft u.
“Dat is zo. Ze heeft geen afscheidsbrief geschreven, dus ik zal het nooit helemaal kunnen begrijpen.
“Het was een samenloop van omstandigheden, neem ik aan: mist in de hersenen op een moment dat ze door de bomen het bos niet meer zag.”
Heeft het u veranderd?
“Je bent ineens zestig jaar ouder. Zoiets is dat. Je denkt anders over de dingen. Maar gelukkig trekt het leven je wel verder, uit die vreselijke poel van ellende. Levenskracht is sterk.
“Maar het heeft mij wel twintig jaar therapie gekost om ermee te leren omgaan. Een psychologe is op een bepaald moment hard geweest tegen mij. Ze vond dat ik moest stoppen met de dood van mijn zus te gebruiken als excuus voor alles wat misliep in mijn leven. Ze leerde mij dat ik mijn zus moet laten rusten.
“Een harde boodschap, maar daar had ik iets aan.”
Uw werk getuigt van levenslust.
“Maar het is potverdikke toch waar: in het beste geval lopen wij hier tachtig jaar op deze aardkloot rond. Dan kunnen we beter proberen om gelukkig te zijn. Zo gelukkig mogelijk. In onze relaties met elkaar, in de manier waarop we met elkaar communiceren.
“Je bent niet zomaar wie je bent, je bent wie je wilt worden. En dat is een proces waarbij je dingen doet voor mensen. Zo word je best mogelijke versie van jezelf. Ik ben daar nogal drammerig in.”
Hoezo?
“Dat is de enthousiaste onnozelaar. Ik wil altijd dat het beter gaat. Bijvoorbeeld de relatie met mijn vrouw. Dat is soms vervelend voor haar, want zij is gelukkig en wil met rust gelaten worden. Terwijl ik vaak over van alles wil babbelen.
“Zij is zelfstandig, ik ben nogal aanhankelijk. Ik heb, vrees ik, veel bevestiging nodig. En sinds ik die columns schrijf, word ik betaald om te piekeren. Dat is niet altijd negatief: je bent bij alles wat je meemaakt aan het nadenken of er een stukje in zit. Dat is een vorm van druk, maar ik ben een gelukzak.”
En u kunt bijzonder zwierig piekeren. Zelfs over nare dingen des levens, zoals uw prostaatkanker van enkele jaren geleden.
“Zelfs in triestige dingen zit humor. Niet in de dood van mijn zus, dat niet, maar wel in al het andere onheil dat mij is overkomen.
“Een prostaatonderzoek doet verschrikkelijk veel pijn, maar ik vind het dan prettig om te schrijven dat het lijkt alsof je op een cactus gaat zitten. Ik zoek de lach op alle plekken.”
Even tussendoor: u bent kankervrij?
“Die kanker ben ik los voorbij, absoluut.”
U schrijft vaak over uw helden: wijlen Marc Mijlemans en Johan Anthierens, maar ook de nog springlevende Kees van Kooten – ik herken in uw stijl vooral de zijne.
“Wij hebben allebei van de schlemiel een stijlfiguur gemaakt. Al is hij veel virtuozer dan ik, zijn werk zal over honderd jaar nog gelezen en bekeken worden.
“Ik herinner mij een stukje over de dood van zijn moeder: aan het sterfbed stond hij te flirten met de verpleegster.
“Die ongelofelijke eerlijkheid ook: prachtig. En dat horkerige heb ik ook.”
Onhandig?
“Ik ben totaal onaangepast aan de loodgieterij van de wereld. Al vind ik dat geen kwaliteit, hoor. Mijn vadertje had dat ook. Als wij hem moesten helpen met een klus, en het lukte niet, dan werd hij altijd boos en begon hij te roepen. Dat weet ik nog goed. Misschien heb ik mijn eigen struikelgedrag daar een beetje aan overgehouden. Gelukkig is mijn vrouw erg handig. Die denkt niet te veel na over klussen, die doet dat gewoon.”
Wat kunt u wel goed?
“Die columns heb ik wel onder de knie. En ik heb toch een fatsoenlijke carrière gehad bij de VRT. Door toevallig altijd op het juiste moment op de juiste plek te staan en klaar te zijn voor wat men mij vroeg.
“Ik heb in de directie gezeten, ik ben netmanager geweest, bij de radio en bij Canvas. Ik heb een wonderlijk parcours mogen afleggen in de hogere regionen van dat bedrijf. Daar ben ik wel trots op.”
Deed u dat graag, leiding geven?
“Zeker, ook al omdat het goed verdient. (lacht) Ik heb het altijd leuk gevonden om samen met creatieve mensen iets te maken en ons te amuseren. Ja, ik heb mij heel mijn leven hard geamuseerd.
“Ik heb bij Studio Brussel als nethoofd de jeugd mogen perverteren met vuile popmuziek. Onder het motto: minder wijsneuzen, meer snotneuzen – toen dat citaat in de krant stond, was mijn boodschap meteen duidelijk voor iedereen.”
Kon u goed delegeren?
“Ja, ik ben slordig, maar kan het enthousiasme er wel in krijgen. Omdat ik mensen ruimte en vertrouwen geef. Dat is iets wat zo wordt onderschat in organisaties: het belang van vertrouwen. Als je mensen vertrouwen geeft, dan gaan ze vliegen. Of niet, dat kan ook. Maar dan hebben ze het talent niet.”
Werkte u op buikgevoel, of marktonderzoek?
“Ik heb altijd geloofd in onderzoek en strategisch vernuft. Wijlen Jan Callebaut was daar heel erg goed in, hij was de man die het gat in de markt voor radio Donna heeft ontdekt.
“Ik ben ook redelijk goed in denken op metaniveau en slecht in details.
“Als leidinggevende moet je eigenlijk ook stoppen met werken. Je moet niet meer operationeel zijn, maar bezig zijn met de toekomst van je bedrijf.
“Te veel managers zijn nog veel te operationeel bezig.”
U bent bijna CEO geworden bij de VRT.
“Ik heb daar op anderhalve meter, de corona-afstand, van gestaan, ja. Moet ik dat verhaal vertellen? Kort, dan.
“Die benoeming is uiteraard gepolitiseerd. En ik had de steun van twee partijen, maar die van de socialisten ontbrak.
“Na een gesprek met wijlen Steve Stevaert, toen de voorzitter van de socialisten, kreeg ik een afspraak met iemand uit de partij die met mij ging eten. Bij het nagerecht vroeg hij of ik niet geïnteresseerd was in de loge.”
Oei.
“Inderdaad. Ik zei dat ik niet uit de katholieke kerk was gestapt om lid te worden van een andere kerk.
“Daarna heb ik er niets meer van gehoord, toen was het gedaan met mijn kansen om CEO te worden.
“Achteraf weet ik ook niet of die functie mij gelukkig zou hebben gemaakt. Misschien zou het peterprincipe wel gespeeld hebben en was dat de functie net boven mijn capaciteiten.
“In ieder geval ben ik daarna netmanager van Canvas geworden, waar ik nog vijf mooie jaren heb beleefd.”
Tot men achter uw rug de zender wilde herpositioneren.
“Dat is gebeurd. Ik ben aangenaam in de omgang, en geef mensen snel vertrouwen. Maar als het vertrouwen geschonden is, word ik beenhard. Als ik voel dat iemand achter mij een mes in mijn rug wil planten, dan breekt de hel los.
“Daarom ben ik meteen opgestapt toen ik hoorde dat men zonder mij de zender aan het hertekenen was. Ze wilden mij nog een andere positie aanbieden – ik kon directeur worden van VRT Max of zoiets – maar dat ging niet door. Sorry, maar toen moest ik meteen weg. Van de ene dag op de andere.”
Hoe kijkt u nu naar de VRT?
“Ik denk niet dat men vandaag nog een openbare omroep zou beginnen, als die er nog niet was. We hebben ook geen openbare krant. Maar bij het begin van dat medium had je veel geld nodig, en moest dat van de overheid komen.”
Mooie kop! Mark Coenen: ‘Schaf de VRT maar af!’
(lacht) “Nee, maar ik zou er wel iets mee doen. De VRT staat of valt met het nieuws.
“Wat ze verder nog doen, documentaires, series, talkshows, dat kunnen de VTM’s en Play4’s van deze wereld op zijn minst even goed en misschien zelfs beter.
“Maar goed gecheckt nieuws is een democratische noodzaak.
“Tot voor kort had je een programma als Blokken nodig om mensen naar Het journaal te lokken, maar dat is niet meer het geval. Het lineaire kijken is met mijn generatie aan het uitsterven.”
Ik maak u even CEO. Wat doet u?
“Dat is een moeilijke discussie, omdat mijn vrouw producente van tv-programma’s is en men zal zeggen dat ik voor eigen winkel pleit.
“Maar je kunt perfect een model bedenken waarbij de VRT een gigantische en goed functionerende nieuwsdienst onderhoudt, maar tegelijk geld genoeg heeft om de rest uit te besteden.
“Ik denk niet dat het die kant zal opgaan, maar dat lijkt mij wel een logische stap.”
Wat vindt u van de perikelen met CEO Frederik Delaplace?
“Bij de VRT is een soort Zesdaagse van Gent aan de gang: men rijdt de hele tijd dezelfde rondjes.
“Ik noem Delaplace onder vrienden soms Delasurplace. Niet omdat ik iets tegen die mens heb, ik heb sympathie en empathie. Ik weet hoe moeilijk die plek is.
“Maar CEO’s zoals Dirk Wauters en Tony Mary zijn voor minder moeten vertrekken dan wat nu gebeurt onder Delaplace.
“Bij Mary ging het om een discussie over Flikken, dat hij eerst tegen betaling wilde aanbieden op Telenet, voor het gratis uit te zenden op de VRT.”
Nu is de sfeer zeer gespannen.
“Programma’s die rechtstreeks door ministers worden besteld: dat zouden wij in mijn tijd nooit toegelaten hebben.
“Natuurlijk ben je altijd in gesprek met de overheid, de VRT is nu eenmaal een overheidsbedrijf. Volledige depolitisering zou de politiek nooit toelaten.”
Hoe gedepolitiseerd bent u? Bent u geen socialist?
(gulle lach) “En waarom zou ik een socialist zijn?”
Omdat u een boek hebt gemaakt met Frank Vandenbroucke.
“Ik ben geen journalist, maar een stukjes schrijver, dus ik kan mij dat wel permitteren.
“Ik was gevleid door de vraag en vond het interessant om hem eens uitvoerig te interviewen. Zeker op mijn leeftijd is het boeiend om over pensioenen en ziekteverzekering te praten.
“Ik was vooral gecharmeerd. Zo onnozel ben ik dan wel weer. Maar dat wil niet zeggen dat ik een socialist ben.”
Uw dochter Charlotte, moeder van Juno, wel.
“Ja, zij stond op de federale lijst van Vooruit, maar is niet verkozen. Ze is nu een van de sherpa’s, zoals dat heet, die meewerken bij de onderhandelingen over Arizona. Over de Vlaamse regering heeft zij ook mee onderhandeld.
“Zij is gebeten door de politiek. En haar profiel is zeer interessant voor de partij. Ze komt niet uit de klassieke rangen, en kan een nieuwe wind laten waaien. Ze werkt op de studiedienst.”
Over journalistiek gesproken: u hebt de journalistenopleiding aan de Hogeschool PXL in Hasselt opnieuw op de sporen gezet.
“Dat heb ik gedaan nadat ik weg was bij Canvas. Daar heb ik mij ook goed geamuseerd, ik kon er een aantal interessante mensen aantrekken. Al ging het niet meer over budgetten van 50 miljoen, maar van 500 euro.
“Na een jaar of zes vond ik dat mijn taak erop zat. Wat niet slim is: vóór je pensioen weggaan uit het onderwijs. Maar ik heb daarna mijn grote droom mogen waarmaken. Als tiener wilde ik niet liever dan stukjes schrijven.
“Dus ik ben zo koppig geweest om ook bij PXL uiteindelijk te vertrekken.”
Hoe kijkt u terug op uw loopbaan?
“Ik ben blij dat ze niet te vroeg begon. Ik was pas op mijn 40ste klaar voor het leiderschap. Ik zie nu dat dertigers de topfuncties in de media bezetten en ik ben bang dat ze misschien rap zullen verbranden.
“Ik ben zelf een trage starter, een vervuilende diesel die langzaam optrekt. Ik heb veel tijd nodig gehad om volwassen te worden.
“Maar ik kijk met liefde terug op alles wat ik heb mogen doen. Ik heb geen centje spijt, en koester geen wrok of rancune.
“En eerlijk: toen ik wegging bij Canvas, zat ik dicht tegen een burn-out aan.”
Dat ontslag kwam gelegen.
“Misschien wel. Ik ben in een bepaald opzicht dankbaar dat er een andere deur openging. Zo is dat bij mij altijd al gegaan.
“Als ik tot mijn pensioen bij de VRT was gebleven, had ik drie zona’s en twee maagzweren gehad. Dat is het niet waard. Het is maar werk, hè.
“Dat zie ik bij mijn dochter Charlotte ook, die nu zwanger is van haar tweede. Als ik haar met de handen op haar buik zie, weet ik dat zij hard werkt, maar het ook kan relativeren.”
Iets anders: bent u woke?
“Ik weet niet goed wat dat betekent.”
Onder meer dat u Greta Thunberg en Anuna De Wever niet weglacht.
“Nee, ik heb respect voor die twee vrouwen.”
Maar ze willen het kapitalisme omverwerpen. Is dat niet lachwekkend?
“Ik hoef het niet eens te zijn met de boodschap om respect te hebben voor wie die brengt. Ik denk dat hun activisme mensen kan aanzetten tot nadenken.
“Ik ben zelf op geen enkele manier ideologisch ergens aan gehecht. En ik vind het wel tof dat je af en toe eens domme dingen mag zeggen. Ik vind dat niet zo erg.
“Er worden misschien te weinig domme dingen gezegd. Iedereen neemt alles altijd veel te serieus.”
Humor houdt ons overeind.
“Wie niet vaak lacht, heeft niet geleefd. Dat verwijt ik vandaag aan alle kanten van het spectrum: een gigantisch gebrek aan humor en zelfrelativering.
“Als ik nu één boodschap heb voor de mensheid, is het deze: neem uzelf toch niet zo verschrikkelijk serieus.”
Ik zal het onthouden.
(lacht) “Ja, mijn vrouw zal ook zeggen dat ik mijzelf altijd wel héél serieus neem, en dat is dan ook weer waar. En met oorlogen kun je niet lachen, dat is zeker waar.
“Maar velen in het publieke debat hebben de neiging om snel en luid de morele suprematie te eisen. En daar hou ik niet van. Ik vind dat geweldig vervelend.”
In uw vorige boek Alle mannen zijn onnozelaars gaat u flink mee in de veroordeling van toxische mannelijkheid.
“Ik weet dat ik zo eindig, maar ik ben vergeten wat ik ook alweer geschreven heb.”
U houdt niet van biologische verklaringen, terwijl die er wel zijn.
“Ik vind die verklaringen wat te gemakkelijk. Natuurlijk hebben mannen meer testosteron dan vrouwen – hoewel ik dat hier thuis nog wel zou willen zien. (lacht)
“Maar je zou hopen dat de mens na honderdduizenden jaren enkele fouten cultureel heeft gecorrigeerd. En dat is niet zo. Nog altijd rollen we vechtend over straat. Dan is het toch tijd om daar iets aan te doen.”
Akkoord. Maar het besef begint wel bij biologie, en hoe moeilijk het is om daar iets aan te doen. Overal ter wereld, in alle culturen, zitten de gevangenissen vol mannen.
“Dat weet ik, en ik ben het ermee eens dat mannen agressiever zijn, dat wij de verdorven soort zijn. Dat weet ik wel.”
Verdorven? Er is ook heroïsche mannelijkheid. Als Rusland Oekraïne binnenvalt, mogen vrouwen en kinderen vluchten, en gaan mannen het vaderland verdedigen.
“De mannen zouden beter ook vluchten. Het probleem is toch dat er oorlog is.
“Leg mij eens uit waarom dat vandaag nog altijd zo moet zijn. Ik snap concurrentie, maar oorlog? Ik kan daar met mijn verstand niet bij. Het is er altijd geweest, maar moet dat nu nog?”
Anders staat er een Rus in onze keuken.
(lacht) “Misschien moet die daar maar eens staan, en dan zullen we nog eens zien wat dat geeft.
“Ik bedoel maar: Mahatma Gandhi was ook van het geweldloos verzet. Ik wil niet zweverig klinken, maar moet je per se op elkaars bakkes slaan om gelijk te krijgen?”
Wat als er ’s nachts iemand Juno wil ontvoeren en u hebt een slagersmes vast?
“Dan zal ik het gebruiken. Ik zal mijn roedel beschermen. Maar op het niveau van een land of regio snap ik dat niet.
“Ik ben geen onnozele pacifist, dat niet. Maar als Tremelo morgen Keerbergen aanvalt, kan dat mij niet schelen. Ik ben ook te schijterig om naar het front te trekken, vrees ik.
“Weet u welke nachtmerrie ik de jongste tijd vaak heb? Dat mijn zonen worden opgeroepen omdat het oorlog wordt. Ik dacht dat we die fase voorbij waren.”
Dachten we dat écht?
“Zeker na de val van de Berlijnse Muur dachten veel mensen dat de buit binnen was. De geschiedenis was ten einde, het communisme was overwonnen, iedereen zou gaandeweg in vrede met elkaar leven. Wij geloofden dat écht. En nu ben ik bang dat mijn zonen onder de wapens worden geroepen.”
Uzelf past?
(lacht) “Ik ben destijds afgekeurd voor het leger. Ik heb een structureel rugprobleem.”
Nog altijd dus?
“Er is een stukje onderrug nooit volgroeid. Ik doe oefeningen en neem pijnstillers.”
De ouderdom?
“Nee, ik weet nog exact wanneer dat begonnen is. In de turnles tijdens het vijfde leerjaar. Ik ben toen verkeerd gevallen, en met de jaren is dat altijd maar erger geworden. In bed moet ik ook een rare houding aannemen die niets met seks te maken heeft. Maar ik heb er vrede mee.”
Dat is een les uit uw werk. Ondanks de slagen des levens, toch doorgaan. Mag ik dat zo zeggen? Bent u gelukkig?
“Goh, ik kan ongelukkig zijn, hoor. Lijstje op eenvoudig verzoek.
“Het klimaat, bijvoorbeeld, vervult mij wel met een zekere angst voor mijn kinderen. Minder voor mijn kleinkinderen, want ik geloof dat het ergste over veertig jaar achter de rug zal zijn. Maar mijn arme kindertjes gaan nog wat meemaken.
“Wij doen alles om onze ecologische voetafdruk te verkleinen.”
U bent vegetariër. Voor het klimaat?
“Nee, ik ben gestopt met vlees eten omdat mijn vrouw het niet meer at, en dat dus makkelijker was.
“Ik ben geen grote dierenvriend. Maar ik vind het ondertussen wel onverantwoord om eerst een hond op je schoot te pakken en dan een biefstuk te eten. Ik vind dat moreel gesproken niet oké.
“Vlees is lekker, dat weet ik wel. Maar coke is ook lekker.”
Van horen zeggen?
“Zeker, ik heb nog nooit gebruikt. Ik heb geen neus voor coke. (lacht) Ik zie dat ook niet, terwijl ik toch al decennia in de media zit.”
Nog even over uw wokeness: u aanvaardt dat wij het n-woord niet meer schrijven, in scherp contrast met uw goede vriend Marnix Peeters, die in Het Laatste Nieuws het woord nog wel gebruikt.
“Ik heb uiteraard vrienden wier meningen ik niet allemaal deel. Marnix is een provocateur, hij doet het erom.
“Er zijn ergere dingen dan bepaalde woorden niet meer gebruiken, vind ik.
“Ik zie veel generatiegenoten conservatiever worden, of noem het maar rechts. Veel zestigers zijn ambetant en kwaad, misschien omdat ze last hebben van hun prostaat. (lacht)
“Er zit ongenoegen in mijn generatie, dat voel ik wel.”
Gebrek aan erkenning?
“Een beetje frustratie, misschien. Dat kan. Het idee dat het vroeger allemaal beter was. En dat we toch veel meer mochten.
“Ik denk dat dus niet. Ik denk niet dat wij het vroeger zoveel beter hadden. Niet dat we het slecht hadden, maar we zijn er toch in alle opzichten op vooruit gegaan, niet?
“Ik voel veel nostalgie naar wat nooit geweest is.”
In dat verband. Een lijfspreuk uit uw werk, hebt u geleend bij schrijver Benno Barnard: we zijn wat we kwijt zijn.
“Ja, mijn ouders zijn dood, mijn zus is dood, mijn vrouw en ik hebben een kindje gehad dat dood geboren is – Daan, we hebben hem een naam gegeven.
“Ook dat was erg heftig. Maar mocht Daan niet gestorven zijn, zouden we onze dochter Billie niet meer gekregen hebben.
“Dat is een geluk: ik heb nog een dochter omdat ik een zoontje ben verloren.
“Een mooie manier om naar de dingen te kijken, is verlies bekijken als verandering.
“Dat is de truc, denk ik: alles verandert altijd.
“Ik heb nog wat werk, maar op den duur zal ik nog sterven van puur contentement. (lacht)
“Ik ga er wel raken.”
U bent niet gefrustreerd?
“Mijn vrouw zal dat misschien weer tegen spreken, maar: nee, ik ben niet gefrustreerd.
“Ik heb veel kansen gekregen en gegrepen. Ik ben op dat gebied een onverbeterlijk positieve mens.
“Ik ken sombere gevoelens en melancholie, maar ik heb in mijn leven toch vooral veel geluk gehad. Hier geboren worden: daar begint het al mee. Mij nooit zorgen hoeven te maken over geld. Altijd interessante jobs gehad, leuke vrouwen.
“En nu een prachtige kleindochter. Voor wie ik nu een sprookjesboek wil schrijven. En dan volgt mijn roman.”
Aha! Waarover gaat die?
“Dat zal een tikje frivoler worden dan wat ik tot nu toe geschreven heb.
“Het verhaal speelt zich af in Italië, en ik ben er al tien jaar aan bezig. Nu ligt het al een hele tijd stil. Maar ik hoop dat het boek er komt.
“Het is een psychologische thriller met enorm veel seks. Geloof me, ik heb mij helemaal laten gaan.”
Denk je aan zelfmoord en heb je nood aan een gesprek, dan kan je terecht bij de Zelfmoordlijn op gratis het nummer 1813 of via zelfmoord1813.be of via de chatdienst.
Lees ook
Klik op de hyperlink en lees meer berichten van
Bron: De Morgen