De Matadi-wijk in het windstille Heverlee, aan gene zijde van de Leuvense ring. Wanneer we ten huize Mark Schaevers (67) arriveren, kuiert de buurman net voorbij: ex-minister Louis Tobback, met zijn boxer Bella aan de leiband. ‘Ha Mark,’ groet de buurman, met die strenge, wat krakende stem. ‘En? Ben je onderhand klaar met Claus?’
‘Officiële presentatie op 29 februari’ antwoordt Schaevers.
‘In de Bourlaschouwburg in Antwerpen.’
‘Antwerpen!’ smaalt de ex-burgemeester van Leuven, en hij kuiert voort. Wij spoeden ons naar binnen, want we moeten kletsen over Claus. ‘Ik hoop toch dat ik hem niet kleiner, maar juist groter heb gemaakt.’
Danny Ilegems – De Morgen/Humo
Terwijl ik mij neervlij in zijn sofa bedenk ik dat we dit uiterst zelden doen, onder collega’s: elkaars woning betreden. Andermans deuren lopen we uit hoofde van ons beroep vrolijk plat, maar onder elkaar zijn we geneigd afstand te houden.
Kritische distantie heet dat: zoek het maar eens op, ooit was het een journalistieke vuistregel, bij velen van ons een ingebouwde reflex.
Tot een aanzienlijk deel van onze vakbroeders in het zinkgat van de gezelligheid tuimelde. Nu modereert Gert Verhulst het maatschappelijke debat.
Nagenoeg elke muur van zijn woonkamer is bekleed met boeken. Een vijfduizendtal, volgens mijn voorzichtige schatting.
Je kunt veel zeggen van de intellectuelen van zijn generatie – Boomer! Flop! – maar ze waren tenminste vooruitziend: lang voor het een klimaatzaak werd, maakten zij hun huizen energiezuinig met wereldliteratuur.
“Het is maar een deel van de collectie”, grijnst mijn gastheer.
“Hier bevinden zich de geschriften van levende schrijvers; de oeuvres van mijn favoriete dode auteurs heb ik ondergebracht in ons vakantiehuis in de Franse Ardennen. Daar heb ik overigens allang spijt van, want ik lees tegenwoordig liever dode schrijvers.”
Meerdere decennia was Mark Schaevers een gewaardeerde collega bij Humo.
Een richtinggevende, met autoriteit beklede aanwezigheid op het kruispunt van literatuur en politiek. En één van die zeldzame schrijvers-over-schrijvers die zelf geen mislukte schrijver is.
In 2015 won hij de Gouden Boekenuil met Orgelman, zijn biografie van de Joodse schilder Felix Nussbaum, die in 1944 vanuit de Mechelse Dossinkazerne werd afgevoerd naar Auschwitz en daar tussen de plooien van de geschiedenis verdween.
Enkele jaren geleden nam Schaevers afscheid van Humo om zich helemaal te kunnen toeleggen op het boek dat nu af is.
Moe?
Mark Schaevers: “Nee, waarom? (lacht)”
Je hebt tien jaar van je leven gegeven om een dode schrijver opnieuw tot leven te wekken. Je hebt net De levens van Claus ingeleverd bij de uitgever, een werkstuk van 950 bladzijden, noten en bibliografie inbegrepen. Daarom.
Schaevers: “O, maar als je het indrukwekkend wilt maken, kan ik wel met wat cijfers goochelen.
- Het Hugo Claus-centrum in Antwerpen vermeldt op z’n site wel 200 publicaties op zijn naam.
- Zijn verzamelde werk – gedichten, toneelteksten en romans – telt zo’n 7.000 bladzijden, en daarin zijn talloze vertalingen, bewerkingen, scenario’s niet opgenomen.
- Er is het enorme Claus-archief, door het Letterenhuis verworven: brieven, dagboeken, manuscripten, notities.
- Daarnaast zijn er de geschriften over Claus: wetenschappelijke werken, essays, artikels in kranten en bladen.
“Vanaf zijn 20ste levensjaar werd Claus zo ongeveer geschaduwd door de media, in binnen- en buitenland.
“Tik zijn naam in het zoekvenster van Delpher, het Nederlandse digitale archief van boeken, kranten en tijdschriften, en je krijgt 27.000 hits en dan hebben we het nog niet over de Vlaamse bladen.
“Zelf heb ik ook nog een paar honderd mensen geïnterviewd.
“Dus ja, het was… veel.”
Heb je al zijn werk herlezen?
Schaevers: “Uiteraard. Cruciale werken als Het verdriet van België heb ik zelfs een keer of zes, zeven gelezen in de loop van die jaren.
“Terwijl ik aan het ploeteren was met de feiten, was dat mijn grootste plezier, en misschien ook wel de grootste verrassing: dat zijn fictie zo fris is gebleven.
“In zijn literaire werk bespeelde Claus alle registers: kort en lang, hard en zacht, grimmig en speels, toegankelijk en weerbarstig. Maar vlak werd hij nooit, en geestig was hij altijd. Ik kan hem blijven lezen.”
In de proloog van De levens van Claus zet je hem neer als een pathologische leugenaar.
Schaevers: “Pardon: als een man die zijn leven mythologiseerde, die de dingen verfraaide.
“Pathologisch liegen schreef hij liever aan zijn vader toe: die wist niet wanneer hij loog, zei Claus, en hij wél.
“Liegen was voor hem een kwestie van etiquette. Zijn filosofie was: door de waarheid te omzeilen, vermijd je conflicten en vergemakkelijk je de sociale omgang.
“En schrijven zag hij als een chiquere vorm van liegen.”
Je citeert zijn zoon Arthur Kristel: ‘Alleen als hij met een hamer op zijn vinger slaat, krijg je direct en ongefilterd te horen wat hij denkt.’ Ga er maar aan staan, als biograaf.
Schaevers: “Mijn voordeel was dat ik de mythe Claus heel goed kende. Ik heb ze namelijk zelf mee vormgegeven in Groepsportret, het boek met citaten uit zijn verzamelde interviews dat uitkwam ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag, en dat ik in nauw overleg met hem heb samengesteld.
“In die periode heeft hij tegen mij gezegd:
‘Ik heb mijn hele leven dingen verzonnen, en daar moet het maar bij blijven. Het zou iemand tien jaar kosten om waarheid en leugen uit elkaar te halen.’”
De nagel op de kop! Hoe heb je het opgelost?
Schaevers: “Door er zoveel mogelijk andere stemmen bij te halen. Ik heb een loopbaan in de journalistiek achter de rug, voor mij is het interview een zeer valabel werkinstrument.
“Ik geef er wellicht meer gewicht aan dan de literatuurwetenschapper die zich strikt aan de vuistregels van de historische kritiek houdt: één getuige is geen getuige, geschreven bronnen primeren op orale.
“Ik weet uit ervaring dat die ene getuige cruciaal kan zijn. Het ligt eraan wie het is, uiteraard, je moet zijn of haar geloofwaardigheid kunnen inschatten.
“De vrouw die vijf jaar Claus’ minnares is geweest, heeft in een biografie meer belang dan de collega-schrijver die hem twee keer tegen het lijf is gelopen.
“Natuurlijk, interviews kunnen tricky zijn. Het menselijk geheugen is zo onbetrouwbaar als wat.
“Maar autobiografische geschriften als brieven en dagboeken zijn evengoed verdacht materiaal. Je hoeft die van Claus maar gelezen te hebben, om te beseffen hóé corrupt ze kunnen zijn (lachje).
“Ik heb ervoor gekozen van deze biografie een waar stemmenconcert te maken. Ik poneer weinig absolute zekerheden, maar evenmin zet ik de twijfel te hard in de verf.
“Veel biografen hebben de neiging om de blinde vlekken in hun verhaal in te kleuren met interpretaties:
‘Wellicht, vermoedelijk, mogelijk, misschien is het zus of zo gegaan.’
“Dat heb ik vermeden. Als je iets niet zeker weet, weet je dan wel zeker dat je het moet vertellen?”
Herinner je je eerste ontmoeting met Claus nog?
Schaevers: “Als de dag van gisteren. Het was 1993, ik treinde met hem naar Amsterdam voor een groot dubbelinterview met Harry Mulisch, in opdracht van Humo, ter aankondiging van de Saint Amour-tournee van dat jaar.
“Toen we uitstapten in Amsterdam, zei hij: ‘Je mag niet vergeten om tegen Harry over de Grote Drie te beginnen, want dan komt hij op dreef.’”
De Grote Drie, dat waren Gerard Reve, Willem Frederik Hermans en Mulisch: de zogenoemde titanen van de naoorlogse Nederlandse literatuur, maar ook eeuwige rivalen die elkaar het licht van de zon niet gunden.
Schaevers: “Precies. Maar toen ik halverwege het interview over de Grote Drie begon, deed Claus heel dramatisch alsof hij uit de lucht viel: ‘O nee! Krijgen we dat gezeur weer!’
“Het tekent de verhouding die ik met hem had: hij nam mij in vertrouwen, hij betrok mij in zijn spelletjes, maar hij wist heel goed dat ik altijd een bandrecordertje of een notitieboekje bij me had.
“Onze relatie is professioneel begonnen, en ze is professioneel gebleven. Ik ben nooit een intimus van hem geworden.
“Ik was er soms bij op intieme momenten, maar steeds in mijn rol van journalist. Dat heeft hard geholpen bij het schrijven van deze biografie.
“Ik had hem vaak genoeg bezig gezien, ik kende zijn charmes en zijn vileine trekjes, zijn bekoorlijkheid en zijn gespletenheid.”
ONVERZADIGBARE SATER
Claus zelf vond dat je zijn leven kon indelen volgens een amoureuze tijdlijn, aan de hand van de vrouwen met wie hij lange relaties heeft gehad: zijn eerste vrouw actrice en fotomodel Elly Overzier, de Nederlandse actrice Kitty Courbois, de glamourbom Sylvia Kristel, en zijn tweede echtgenote Veerle De Wit. Waarom heb je daar niet voor gekozen? ‘De vrouwen van Claus’: het zou vast een commerciële titel zijn geweest.
Schaevers: “Ongetwijfeld, maar ik had niet de ambitie om een nieuwe titel aan de Bouquet-reeks toe te voegen (lacht).
“Luister, ik heb een heel eenvoudige opvatting van wat een goeie biografie is: het verhaal van een leven, liefst zo compleet mogelijk.
“En ik meen ook te weten hoe je dat verhaal moet vertellen: chronologisch, en zo geschreven dat de lezer de pagina’s blijft omdraaien.
“Met mijn meer dan 900 bladzijden stel ik sommige lezers wellicht op de proef, maar dat is de gok die ik waag.
“Mijn grootste bekommernis was: hoe dik durf ik dit ding te maken, hoe sleep ik de lezer door al die levens?
“Ik heb het manuscript aan verscheidene mensen laten lezen. Van sommigen kreeg ik de opmerking: ‘’t Is wel lang hè, Mark. Kill your darlings!’
“Maar als ik dan vroeg welke darlings ik zoal kon killen, kreeg ik alleen maar suggesties voor toevoegingen (lacht).
“De levens van Claus biedt naar mijn bescheiden mening een vrij volledig overzicht van wat Claus heeft beziggehouden. Vrouwen waren belangrijk voor hem, maar zijn werk was belangrijker. Dat neemt niet weg dat zijn liefdes in De levens royaal aan bod komen.”
Elly Overzier overleed in 2010, Sylvia Kristel in 2012 en Kitty Courbois in 2017. Heb je hen nog kunnen interviewen voor dit boek?
Schaevers: “Toen Claus 75 werd, in 2004, heb ik een artikelenreeks gemaakt voor Humo:
‘75 scènes uit een schrijversleven.’
“Achteraf gezien was dat de ideale voorbereiding voor een biografie. Elly, Sylvia en Kitty kwamen aan het woord, naast een aantal goede vrienden, onder wie de in 2013 overleden schilder Roger Raveel.
“De brieven van Elly, die hun zoon Thomas me liet lezen, zijn ook belangrijk geweest voor mij.
“Claus trouwde met Elly in 1955, in 1970 verliet hij haar voor Kitty Courbois, maar pas in 1987 gingen ze officieel uit elkaar.
“In hun correspondentie komt de complexiteit van hun verhouding vol aan het licht. De moderniteit ervan: man-vrouwrollen, genderissues, polyamorie, al die dingen die nu volop spelen, daar worstelden zij al mee in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw.
“Claus zag zichzelf als een seksuele vrijheidsstrijder in het roomse Vlaanderen.
“‘Mijn enige kruis is het kruis van je muis’, schreef hij in een gedicht.
“Het dagboek dat hij volschreef ter voorbereiding van Het jaar van de kreeft, de roman waarin hij afrekende met Kitty Courbois, die het had gewaagd hém te verlaten, is zeer expliciet.
“En in zijn logboek over de relatie met Sylvia Kristel vroeg hij zich af of hij misschien aan satyriasis leed: een moeilijk woord voor ‘onverzadigbare sater’, mannelijke nymfomaan.”
De vrouwen stonden soms letterlijk aan te schuiven voor zijn deur.
Schaevers: “Klopt. Claus was geen jager, de vrouwen kwamen naar hem toe. En ook na een breuk kwam een geliefde vaak terug: dat was het geval voor Kitty, voor Sylvia, voor Ellen Jens.
“Elly Overzier is lang blijven aanklampen. Bij haar was de verbittering groot toen hij het contact uiteindelijk verbrak. Zij is hem altijd als haar man blijven beschouwen, ze heeft de scheiding nooit verteerd.
“Kommerloos was Claus’ liefdesleven niet, wel integendeel. Maar als het ingewikkeld werd, was zwijgen zijn recept. De ene vrouw wist niet van de andere. Hij probeerde het zo te regelen dat ze elkaar niet tegenkwamen.
“Cees Nooteboom, zijn oudste nog levende vriend, noteerde in dat verband in zijn dagboek:
“Als ik bij Hugo ben, wil ik ook vrijgezel zijn, maar als ik denk aan de dienstregeling van al die dames, vlucht ik.’”
Maar als de vrouwen hetzelfde deden als hij, rondneuken, was hij er kapot van, stikjaloers.
Schaevers: “Sylvia Kristel was op een gegeven moment uiterst, euh, bedrijvig met de fine fleur van de Franse filmwereld, onder wie de beruchte ladykiller Roger Vadim.
“We schrijven 1976, ze woonden samen in Parijs. Claus voelde het einde van hun relatie naderen, maar hij pepte zich op om in de buurt te blijven en ‘nog even de komedie van de vriendschap te spelen’.
“‘Ik wil zien hoe het stukloopt,’ noteerde hij in zijn logboek, ‘ik wil de verpietering gadeslaan.’”
Om er later des te indringender over te kunnen schrijven?
Schaevers: “Hij stak een aantal van die notities in een map met de titel ‘A novel about jealousy’. Maar die roman heeft hij, vreemd genoeg, nooit geschreven.”
Je hebt ook een liaison aan het licht gebracht die bij vrijwel niemand bekend was: die met ex-omroepster Rita Boelaert, de pin-up van de BRT in de jaren 70 en 80.
Schaevers: “Ze hebben naar verluidt goed gelachen samen, op Waregem Koerse en elders.
“Volgens Boelaert waren ze ‘goede vrienden’ die hun sores met elkaar deelden. Ik heb geen privédetective ingehuurd om de feiten te checken (lacht).
“Ook Rita Boelaert maakt trouwens melding van vrouwen die bij Claus kwamen aanbellen om naar zijn seksuele belangstelling te solliciteren. Ze beweert dat hij er geen misbruik van maakte, ze vond hem ‘braaf’.”
Een ronduit treurige affaire was die met de Nederlandse actrice Marja Habraken. Met catastrofale afloop bovendien: zij pleegde zelfmoord.
Schaevers: “Dat was een affaire die ontaardde in een destructieve relatie en vervolgens, van haar kant, in een obsessie, zij wilde hem niet lossen. Er was ook nogal wat drank in het spel. Het eindigde met haar dood.
“Claus drukte er later zijn spijt over uit in een gedicht getiteld ‘M.’, in de bundel De sporen: ´Een keer te veel heb ik mijn schouders opgetrokken’.
“Claus kon hard zijn, hij kon radicaal breken en weglopen. Maar alle exen met wie ik heb gesproken, zeggen hetzelfde over hem:
“‘Hij was de belangrijkste man in mijn leven.’”
Veerle De Wit, zijn tweede vrouw, beheert zijn literaire nalatenschap. Is zij een steun geweest, of wilde ze met deze biografie niks te maken hebben?
Schaevers: “Veerle is, tot mijn geluk, een grote steun geweest. Ik mocht het archief volledig inkijken, en we hadden openhartige gesprekken.
“Waar ze wel tegen opzag, was praten over Claus’ levenseinde. Ze had een zware rouwperiode achter de rug, en zo’n biografie brengt natuurlijk alles terug naar boven.
“Ik heb haar het manuscript van De levens ter lezing aangeboden. Ik denk dat ze er tot vandaag in een wijde boog omheen is gelopen.”
BLOED EN BODEM
In een Humo-interview heeft Claus eens gezegd: ‘Ik noem mezelf geen groot schrijver. Daarvoor ben ik te veel een speler.’ Ben je het postuum met hem eens, of vind je dat hij wél in de galerij der allergrootsten thuishoort?
Schaevers: “Louis Paul Boon zei over hem:
“‘Hij zit aan zijn schrijftafel alsof het een roulettetafel is. En hij durft hele hoge inzetten te wagen.’ (Denkt na)
“Door die speler in zichzelf toe te laten, heeft Claus soms ook de onderkant van zijn talent…”
… benut?
Schaevers: “Hij schreef soms dingen om de telefoonrekening te betalen, zo simpel is het. Zeer tot zijn eigen ongenoegen, overigens.
“Zijn oeuvre is misschien van ongelijke kwaliteit, maar als je de volle breedte ervan overschouwt, kun je niet anders dan erkennen dat hij één van dé naoorlogse dichters van Europa was. Is.
“Dat zeg ik niet, dat zegt J.M. Coetzee.”
Coetzee heeft de Nobelprijs voor Literatuur gewonnen, Claus niet. Maar hij is er verdomd dichtbij geweest, lees ik in De levens.
Schaevers: “In conservatief Vlaanderen werd daar meewarig over gedaan. ‘Onze would-be-Nobelprijswinnaar’ noemden ze hem.
“Ook in de nieuwe online-editie van de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging staat nog het artikel van de vorige editie, met onder meer dit zinnetje:
‘Al een paar jaar wekken Vlaamse media in september de indruk dat zijn naam voorkomt op de shortlist voor de Nobelprijs voor Literatuur.’
“Terwijl ik meen te weten dat Claus twee keer op een zucht van de Nobelprijs heeft gestaan, in 1992 en in 1994.
“Mijn bron is iemand die goeie contacten had met leden van de Zweedse Academie, die zelf leesrapporten schreef voor de Academie, en die de uitslag twee keer correct heeft voorspeld in de Nederlandse krant NRC Handelsblad (zijn naam is Gabi Gleichmann, red.).
“In 1992 haalde de Caribische dichter Derek Walcott het nipt van Claus, in 1994 ging de Japanse schrijver Kenzaburo Oë met de eer lopen.
“Die laatste zei nadien in een Zweedse krant:
‘Ik hoopte dat Hugo de prijs zou krijgen – hij is zo’n geweldige schrijver. En toen kreeg ik hem in zijn plaats.’”
Niet slecht voor een autodidact die niet eens de middelbare school had afgemaakt.
Schaevers: “Ja, nadat hij de vierde Latijnse drie keer had gedaan, hield hij het voor bekeken.
“Om zijn historisch belang in te schatten, verwijs ik graag naar de metafoor die Herman de Coninck heeft gebruikt: ‘God heeft Claus geschapen om de 20ste eeuw samen te houden.’
“Als je Claus volgt op zijn levenspad, komt werkelijk alles voorbij:
- Het kostschool-Vlaanderen van voor de oorlog
- De collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog
- De bevrijding
- De fifties als voorspel op de sixties
- De kunstenaars met wie hij samenschoolt in Parijs
- De Cobra-schilders Karel Appel en Corneille
- De dichters Lucebert, Simon Vinkenoog en Hans Andreus
- De jazz
- De cinemacultuur
- Rome met Elly
- Het glamourleven met Sylvia Kristel
- Het toneelleven in Amsterdam
- De miskenning en de erkenning
- De armoede en de glorie
- De vrijheid en de roem
“Om uiteindelijk ten prooi te vallen aan de ziekte van de 21ste eeuw: alzheimer.”
Echt meeslepend wordt De levens van Claus wanneer je de lezer meeneemt op zijn internationale dwaaltochten.
Schaevers (lacht): “Soms liep hij gewoon zijn vrouw achterna, hoor. Het was Elly die hem meelokte naar Parijs en Rome.
“Maar ik vond het zelf ook heerlijk om Claus te kunnen volgen in de jaren 50 en 60, als vroege toerist in Amerika, Mexico, Cuba, Turkije…”
Kunnen we stellen dat Claus zijn unieke stem heeft gevonden buiten Vlaanderen?
Schaevers: “Nee, niet akkoord. Hij heeft eerst zijn Vlaamse stem moeten vinden, om vervolgens overal ter wereld gehoor te krijgen.
“Er waren twee beslissende momenten: 1955, toen hij terugkwam uit Rome, naar eigen zeggen om ‘weer Gents, Oostends, Kortrijks te kunnen horen’, en eind jaren 70, toen hij terugkeerde uit Parijs om Het verdriet van België te schrijven.
“Het is de verbondenheid met Vlaanderen, met bloed en bodem, die hem voortjaagt als schrijver. Die hem exciteert én irriteert.
“Zijn schrijfprogramma verwoordde hij zelf heel bondig: ‘Woorden over mensen.’
“Hij was een schrijvende voyeur, luistervink is te zwak uitgedrukt. Hij luisterde naar zijn moeder en de mensen om hem heen. Hun stem, hun Vlaams, integreerde hij in zijn taal.
“In Het verdriet van België ging hij voluit. Dat is het grote taalfeest.
“En met de vertalingen van Het verdriet is hij internationaal doorgebroken, die hebben hem Nobelprijswaardig gemaakt.
“Ook binnen zijn toneeloeuvre zijn het de realistische, door en door Vlaamse stukken als Vrijdag die erboven uitsteken.
“Claus is kosmopoliet én dorpsidioot. Het is die combinatie die hem zo sterk maakt.”
MOOIE UNIFORMEN
Let’s mention the war. Als Claus zelf niet naar het ‘zwarte’ oorlogsverleden van zijn familie had verwezen in Het verdriet van België, zou De levens van Claus nu een groot schandaal veroorzaken: Hugo Claus heeft zijn eigen oorlogsverleden goeddeels verzwegen, en wat hij heeft toegegeven, heeft hij vergoelijkt.
Schaevers: “Nuance: in Nederland zou het een groot schandaal zijn. Zoals in 2018, toen Wim Hazeu zijn biografie van Lucebert uitbracht, waaruit bleek dat de dichter in zijn jonge jaren nazisympathieën had gekoesterd en tijdens de oorlog in de Duitse oorlogsindustrie was gaan werken. Zaken waarover hij altijd in alle talen had gezwegen.
“Hoe Claus met zijn oorlogsverleden is omgesprongen, illustreert voor mij vooral zijn handigheid.
“Mondjesmaat heeft hij wat dingen toegegeven, de salamitactiek toepassend:
- Dat hij in een collaborerende familie is opgegroeid
- Dat hij een tijdje bij de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV) heeft gezeten
- Dat hij in uniform heeft rondgelopen tijdens de oorlog
- Dat hij samen met andere kinderen uit het collaboratiemilieu naar Duitsland op vakantie is gegaan met de Kinderlandverschickung
- Dat er toen contacten waren met de lokale Hitlerjugend-afdeling.
“Maar precieze gegevens over zijn gedrag in die periode loste hij nauwelijks: hoe dacht hij erover, was hij een voortrekker of een meeloper?”
Is er iets wat je ondertussen wel heel zeker weet?
Schaevers: “Dat hij het altijd heeft geminimaliseerd.
“In een interview met de BBC beweerde Claus dat hij ‘drie weken’ bij de NSJV heeft gezeten. Terwijl er meer dan genoeg aanwijzingen zijn dat hij minstens tot het einde van de oorlog aan de verkeerde kant heeft gestaan, en dat hij na de oorlog nog een hele tijd onder de invloed van het collaboratiemilieu heeft gestaan.
“Ook in Het verdriet van België schrijft hij Louis Seynaeve, zijn alter ego, veel te vroeg uit de collaboratie. Daar vervalst hij zijn geschiedenis. Maar dat is uiteraard niet verboden in fictie (lachje).”
Claus was amper 11 toen de oorlog uitbrak, piepjong.
Schaevers: “Dat praat in zijn geval niet álles goed. Hij heeft later altijd uitgepakt met zijn ‘vroegrijpheid’ en zijn zelfstandigheid op piepjonge leeftijd. Naar eigen zeggen schreef hij op zijn 13de al een roman.”
Hoe heeft hij zijn gedrag in de oorlog vergoelijkt?
Schaevers: “In lijn met de meeste collaborateurs en Vlaams-nationalisten deed hij het voorkomen dat collaboratie in Vlaanderen de normaalste zaak was, dat verzet nauwelijks bestond.
“Wat wringt en onbehaaglijk stemt, is niet zozeer wat hij gedaan heeft, maar wat hij verzwegen heeft. Dát hij gezwegen heeft.
“Kijk wat Günter Grass, ook een Nobelprijs winnaar Literatuur, overkwam toen die in 2006 bekendmaakte dat hij zijn dienstplicht had gedaan bij de Waffen-SS.
“Niet het feit dat hij bij de SS had gezeten werd hem kwalijk genomen, maar wel dat hij er vijftig jaar lang over had gezwegen en ondertussen voor geweten van de natie had gespeeld.
“In zijn autobiografie maakte Grass een knieval: ‘Dit is een smet op mijn leven en op mijn schrijverscarrière, dit kan ik niet meer goedmaken.’
“De handige Claus heeft nooit een knieval hoeven te maken, hij heeft een echte confrontatie met zijn oorlogsverleden en dat van zijn familie kunnen ontwijken door er weinig over prijs te geven.
“Ja, als puber vond hij die uniformen mooi, en toen de Duitsers binnenvielen vond hij dat opwindend, gebeurde er tenminste iets in het provincienest Kortrijk, et alors?
“Toen ik hem in 2004 vroeg waarom hij zo lang zo zwijgzaam was geweest over zijn oorlogsverleden, antwoordde hij:
“‘Ik had in de naoorlogse jaren nooit zin om dat precies uit te spitten, het waarom en het hoe. Ik had geen zin in gezeur. En ik wilde evenmin dat de verkeerde mensen me sympathiek zouden vinden.’
“(Denkt na) Nu, ik gun het hem, hè. Het zou jammer zijn geweest als hij zijn talent niet had kunnen benutten.
“Als hij onmiddellijk na de oorlog alles op tafel had gegooid, zou hij bijvoorbeeld nooit zo vlot binnen zijn geraakt in de kring van de Vijftigers.
“Remco Campert had zijn vader verloren in de oorlog, Bert Schierbeek had in het verzet gezeten, Gerrit Kouwenaar in de gevangenis.
“Dat Lucebert ook een collaboratieverleden had, kwam pas veel later aan het licht.
“Met een parfum van nationaalsocialisme over zich zou Claus’ carrière in Nederland nooit van de grond zijn geraakt.”
ZELFVERNIETIGING
Hoe moeilijk was het om de grote Hugo Claus, de schrijver die je zo hoog hebt zitten, kleiner en menselijker te maken? Want dat is wel wat er gebeurt in De levens.
Schaevers: “Het doorprikken van de mythe is nu eenmaal part of the job voor de biograaf. Ik noem het onttoveringsarbeid. Maar ik hoop toch dat ik door hem in zijn volheid neer te zetten hem niet kleiner maar juist groter heb gemaakt.
“Als je mij zou vragen om zijn leven, zijn levens, in één woord te omschrijven, dan kies ik voor ‘moedig’.
“Het was een moedig leven, tot op het bittere einde, de manier waarop hij verkoos te sterven inbegrepen.
“Hij had de moed om uit het zwarte milieu te breken waarin hij was opgegroeid, om het verleden van zich af te schudden.
“De moed om van kamp te wisselen, wat niet voor de hand lag in het nog zeer katholieke Vlaanderen, waar hij als een pathologisch geval werd weggezet.
“Hij had de moed om zijn werk desnoods in armoede te maken; de jaren in Parijs en Rome waren heus geen dolce vita.
“In de jaren 60 en 70 had hij de moed om de confrontatie aan te gaan met koning, kerk en kapitaal.
“Voor zijn toneelstuk Masscheroen werd hij tot vier maanden effectieve gevangenisstraf veroordeeld, in beroep omgezet in voorwaardelijk, wegens openbare zedenschennis.
“Met zijn stuk Leopold II riskeerde hij een proces wegens majesteitsschennis. En al zaten zijn politieke overtuigingen misschien niet erg diep – ja, je kon hem als een anarchist of een salongauchist afschilderen – hij stond er wel vaak moederziel alleen mee.
“En ten slotte had hij de moed om zichzelf een treurige afgang te besparen en heen te gaan in het volle licht.”
Je hebt in 2003 en 2004 nog met Claus samengewerkt aan Groepsportret. Toen was hij al ziek. Heb je daar veel van gemerkt?
Schaevers: “In 2006 heb ik, net zoals een zeventigtal vrienden van Hugo en Veerle, een e-mail gekregen met de melding dat Hugo aan de ziekte van Alzheimer leed.
“Voor veel mensen uit zijn omgeving was dat geen verrassing. Al van in 1999 was het duidelijk dat er iets met hem scheelde.
“Connie Palmen zag ‘de schrik in zijn ogen’.
“Zelf sprak hij ook geregeld zijn ongerustheid uit over ‘de ontreddering’ in zijn hoofd.
“In 2004 zei hij tegen mij: ‘De dokters zeggen dat het al beter gaat, maar ik geloof er niks van.’
“Op sommige momenten was hij afwezig, maar op andere momenten was hij dan weer geestig en ad rem. Hij heeft het lang behoorlijk goed kunnen verstoppen voor de buitenwereld. Maar zodra hij voelde dat hij niet meer kon schrijven, wilde hij ook niet meer leven.
“Voor veel mensen is Hugo Claus nu die man die euthanasie heeft gepleegd, en die voordien kennelijk boeken schreef.
“Dat is jammer. Want ik denk niet dat Claus erop uit was de held van vrijzinnig Vlaanderen te worden, of dat hij zijn euthanasie als een politiek statement zag.
“Die dood was gewoon de consequentie van zijn levenswijze.
“Eind jaren 60 publiceerde hij in het literaire tijdschrift Randstad een tekst van de Frans-Roemeense schrijver en filosoof Emil Cioran.
“Het was een akte van verdediging van de zelfmoord. De aftakeling weigeren was volgens Cioran het toppunt van luciditeit.
“‘We moeten onszelf vernietigen op het juiste moment’, schreef hij, ‘anders verdienen we onze vernederingen.’”
Wat ik niet wist, is dat Claus in 1993 impotent was geworden, ten gevolge van een behandeling voor prostaatkanker. Hij verweet het zijn arts en toenmalige vriend Bo Coolsaet.
Schaevers: “Coolsaet kon daar vanwege het medisch geheim niet veel over zeggen, wat ik respecteer.
“Uit notities van Claus blijkt dat het hem bleef bezighouden. Hij vroeg zich af of de ingreep echt nodig geweest was. Maar voorts viel zoiets voor hem in de categorie ‘Dingen waar ik niet over praat’.
“Ik ga er dus niet over speculeren, want dan moet ik het soort zinnen formuleren die ik niet wilde schrijven: ‘Het moet de erotomaan en liefdesdichter Claus zwaar te moede zijn geweest, blabla.’
“In die jaren stonden daar voor hem ook veel geneugten tegenover. De jaren 90 waren zijn gloriejaren. Hij stond op het toppunt van zijn roem, in Vlaanderen en ver daarbuiten.
“Hij had met Veerle een nieuwe, jonge partner. Hij kon à volonté reizen. Hij had een tweede thuis gevonden in de Provence. En zijn verjaardagen werden met groot vertoon gevierd.”
Impotentie en alzheimer: het ergste wat iemand als Claus kon overkomen. Hardleerse katholieken zullen zeggen: hij heeft voor al zijn godslasteringen de ergste straf van God gekregen.
Schaevers: “Er zijn geen aanwijzingen dat Claus zijn onfortuinlijk einde aan God toeschreef. God was al lang voor hem doodgegaan.”
© Humo
Lees ook
Bron: De Morgen/Humo