Poëzie – Oud-treinbegeleider en dichter Jan Ducheyne – Morsen met mensen


Jan Ducheyne is een fenomeen. Ooit was hij de grappigste treinbegeleider van het land, vandaag is hij fulltime dichter. En hopman van de groep Noodzakelijk Kwaad. “Onthoud één ding heel goed”, zei Simon Vinkenoog me. “Je hebt maar één leven. En hoe langer je iets doet, hoe meer de mensen zullen zeggen: Dat is wat hij doet.”

Stijn Tormans – Knack

Leestijd: 15 min


“Er staat een jonge generatie op die woke allemaal weer relativeert en ermee lacht.
Net als ik”

Jan Ducheyne


Sommige zomeravonden zijn beter dan andere. Zoals die van 28 juli in Oostende. Met dank aan de ondergaande zon die die avond in topvorm was, het gezelschap, en het geweldige orkest Noodzakelijk Kwaad dat op de dijk speelde.

Drie ­muzikanten en een dichter-hopman.

‘Er zijn weinig dingen die altijd opnieuw mooi zijn’, zei Jan Ducheyne, terwijl hij naar de einder wees. ‘Maar er blijft de evidentie van een ondergaande zon op een geboortestrand.’

“Met zijn lange rol papier leek hij wat op een sjamaan. Al is hij eigenlijk een oud-treinbegeleider, de bijzonderste die de NMBS ooit in haar rangen heeft gehad.

Ook toen al debiteerde Ducheyne aan de lopende band poëzie door de ­geluidsinstallatie, tot jolijt van de reizigers.

Dat is intussen alweer lang geleden. Vandaag, op een winterdag in november, zitten we in zijn woonkamer in ­Brussel. Geen ondergaande zon meer om naar te staren, maar de muziek stopt nooit.

Tussen ons ligt de plaat Morsen met Mensen: de nieuwe van Noodzakelijk Kwaad is prachtig, alsof de Beat Poets herrezen zijn en het plots in het ­Nederlands doen.

Ducheyne en co. hebben het over de wind, wilde bloemen, leer me de straten kennen, un peu danser en de feesten na corona. En over een strandcabine.

Dat laatste is geen toeval: Ducheyne is een jongen van de zee, groot geworden in Oostende.

‘Die strandcabine uit het lied van Noodzakelijk Kwaad bestaat ook echt’, zegt hij. ‘Ze staat in Mariakerke-Plage.’ De tweede van rechts, met het rode dak. Een familie-erfstuk.

‘”Zou je er niet liever een ­hebben die dichter bij de dijk ligt?” vragen ze soms. Maar dat is onaanvaardbaar voor mij. Alles verandert in het leven, maar ik wil dat dat blijft.’

Eindeloze zomers heeft hij daar doorgebracht. In zijn herinnering regende het toen ook nooit.

‘Mijn ouders zijn vroeg gescheiden, maar voor de rest heb ik een heerlijke jeugd gehad in Oostende.’

In 1986 was hij zestien en wilde hij punker worden, net zoals zijn helden van The Clash. Maar midden jaren tachtig klonken die al wat passé. Zijn jonge ambitie maakte hij niet echt waar.

Op die ene dag na, toen hij zeep in zijn haren had gesmeerd, en zo naar de bakker ging. ‘Moet het brood gesneden zijn?’ vroegen ze. ‘Nee!’ riep hij. Tot zover de rebellie.

Jan Ducheyne, let op het bord achter hem. ‘Dichten’, zei Simon Vinkenoog, ‘dat is wat je moet doen in het leven.’ © Saskia Vanderstichele

In de late jaren tachtig danste hij mee op het ritme van de new beat. Op een vette plaat als Move Your Ass and Feel the Beat van de Erotic Dissidents.

‘We gingen uit in Club 55 op de Kuiperskaai in Gent en organiseerden raveparty’s, onder andere in het ­Casino van Oostende. Een van de dj’s daar was Felix Da Housecat, nu wereldberoemd.’

Zijn studie ‘pol en soc’ en zijn jaren in het regentaat draaiden op niets uit, te veel gefeest. Maar schrijven kon hij wel: zijn eerste bundel, Biofragment, verscheen in 1997.

Hij werkte in de winkel Compact Center in Oostende en als zijn ex-vriendin toen niet zwanger was geweest, verkocht hij daar wellicht nu nog platen.

‘”Je wordt vader, verantwoordelijk voor een kind”, zei mijn oud-schoonvader. “Je gaat toch niet in die muziekwinkel blijven werken?”’ “Heb je een alternatief?” vroeg ik. “Ze zoeken mensen bij de NMBS”, antwoordde hij.’

Ducheyne maakte een fake profiel op van zichzelf, ‘dat haaks stond op wie ik was’. Zo vulde hij de vragenlijst in van het spoor.

‘Als je even tijd hebt, begin je dan weg te dromen?’ ‘NEE!’ ‘Ben je punctueel?’ ‘JA, HEEL ERG!’ Prompt kreeg hij een contract van de NMBS.

***

Daar beseften ze niet wie ze binnengehaald hadden. Punctueel was hij niet echt. ‘Er zijn internationale treinen met een uur vertraging vertrokken omdat ik aan het lezen was.’

Maar alla, stiptheid is ook nooit een grote kwaliteit van het spoor ­geweest. ‘Ik keek reizigers altijd recht in de ogen, voor mij waren ze niet de vijand. Ik zag hun wanhoop.’ 

Daarom begon hij, bij wijze van troost, poëzie te ­debiteren door de geluidsinstallatie: zijn eigen gedichten en die van anderen.

Of hij deed mesjogge aankondigingen zoals:

‘Beste reizigers, thans verlaten we de hel genaamd Antwerpen-Berchem. We rijden de verkeerde kant op, richting Gent-Sint-Pieters. Als er toch nog reizigers zijn die naar Antwerpen-Centraal moeten: pech, ik heb het vier keer omgeroepen. Maar om het leed te verzachten kom ik nu rond met chocolade.’

‘Dat deed ik ook. “Was u dat daarnet?” vroegen reizigers dan. “Nee, nee”, zei ik. “Dat is een bandje dat wij moeten afspelen.” “Aha”,  lachten ze. “Dat dachten we al, want dat mag toch helemaal niet.”’ 

‘Maar de meeste reizigers stapten wel al zwaaiend af, of staken hun duim omhoog. Een keer heb ik zelfs opslag ­gekregen omdat ik zo veel complimenten kreeg.’

Al was niet iedereen fan. Zoals die razende man op het perron van Eeklo, die kwaad was omdat hij tussen Gent en Eeklo de hele plaat Blue van Joni Mitchell gespeeld had. “Vond u het storend?” “Heel erg”, antwoordde hij. “Die installatie is daar niet voor gemaakt.” “Maar houdt u dan niet van Joni?” “Daar gaat het nu niet over.”’

Zelfs als er belangrijke pieten van de NMBS in de trein zaten, zoals ex-baas Jannie Haeck, hield hij zich niet in.

‘De toiletten waren die dag weer eens kapot. Dus zei ik: “Beste mensen, in Gent Sint-Pieters houden we een kwartier ­plaspauze. Zodat iedereen rustig naar het toilet kan.”

“Zijde gij nu helemaal zot geworden?” riepen ze.’

Schalks over de lijn wandelen, dat vond hij heerlijk. Hij was verliefd op de kick van het verbodene, al ebde de voldoening na een tijd weg.

‘”Kijk, een bericht over jou in de Kiss and Ride-rubriek van Metro“, zei mijn lief dan. “De reizigers appreciëren wat je doet.” Maar ik kon er mijn pap niet meer mee koelen. Omdat ik als treinbegeleider een rol speelde.

‘Dat begon te vervelen op den duur. Maar ook omdat de job in die zestien jaar dat ik er werkte heel erg veranderd is. Toen ik bij de NMBS begon, had een treinbegeleider nog een sociale functie.

‘Maar dat veranderde. Op den duur werden wij vooral gecontroleerd in plaats van de reizigers. Zeker toen we de tickets moesten gaan scannen. Hoe meer je gescand had en hoe meer boetes je uitdeelde, hoe beter je bezig was.

“Meneer Ducheyne, van alle treinbegeleiders scoort u het derde ­slechtst”, zei mevrouw de instructeur.

“Mevrouw,” ­antwoordde ik, “dat kan niet.” “Hoezo?” vroeg ze. “Ik heb geen enkele kaart gescand. Het is onmogelijk dat er twee andere conducteurs zijn die nog slechter doen.”’

Het draaide uit op een burn-out. ‘”Maar allee meneer Ducheyne, hoe kan dat nu?” vroeg de arbeidsgeneesheer. “U was mijn favoriete treinbegeleider. En kijk nu.”

Het begon me steeds meer te dagen dat ik moest kiezen: ofwel stoppen met poëzie, ofwel met mijn job. Iedereen zou voor het eerste kiezen, ik koos voor het laatste.’

Met Noodzakelijk Kwaad deze zomer op de dijk van Oostende. ‘Natuurlijk zit de wereld niet te wachten op vier blanke vijftigers, dat weten we wel.’ © Saskia Vanderstichele

***

De eerste dag na het spoor schreef hij een gedicht: buitelen / springen / duiken / adem / inhouden / boven zijn.

Hij weet nog goed waar hij die woorden neerkrabbelde: op het terras van Les Brasseurs in Brussel, ergens in het voorjaar van 2016.

Het was een mooie, euforische dag. Wat verderop lagen nog een paar verflenste bloemen die ze er na de aanslagen op de metro en de luchthaven gelegd hadden.

Hij dacht terug aan een optreden dat hij lang geleden gezien had: Simon ­Vinkenoog, samen met Spinvis in de Petrol in Antwerpen.

Wat later was hij Vinkenoog gaan opzoeken bij hem thuis in Amsterdam, samen met een paar vrienden, omdat hij de dichter naar Oostende wilde halen.

‘Ik vond dat ik open kaart moest spelen: “Ik werk eigenlijk voor de trein”, zei ik.

Vinkenoog keek de andere kant uit, en praatte verder met mijn vrienden.

‘Later die avond sprak hij me opnieuw aan: “Kijk jongen, dat je voor de trein werkt, dat is jouw zaak. Maar onthoud één ding heel goed: je hebt maar één leven. En hoe langer je iets doet, hoe meer de ­mensen zullen zeggen: dat is wat hij doet.”’

Een paar weken later trad Vinkenoog op in Vrijstaat O in Oostende. Bij aankomst wilden ze elkaar groeten. Maar omdat de één de ene kant op draaide, en de ander de andere kant, gaven ze elkaar per ongeluk een kopstoot.

Ook ­Ducheyne bracht die avond een paar gedichten te berde.  ‘Achteraf kwam Vinkenoog naar me toe, gaf me een pint met jenever erin en zei: “Nog een kopstootje. Wat jij net gedaan hebt, jongen, dat is wat je moet doen in het leven.”’

‘Mensen hebben tegenwoordig pas het gevoel dat ze leven als hun tenen eraf vriezen ergens op de Zuidpool. Dan ga ik liever nog eens eten in De Vismet in Brussel.’  

Het idee van muziek en poëzie bleef lang gisten in zijn hoofd, omdat hij de juiste muzikanten niet vond.

‘Tot ik Teuk ­Henri en Frank Pay tegenkwam op café. Twee geweldige muzikanten. Zij kenden dan weer Jef Mercelis.’ Ooit tweede in de Rock Rally en de grootste belpopbelofte.

‘Vroeger was ik bang voor hem. Maar toen ik hem leerde kennen, bleek hij een fantastisch lieve kerel. En niemand speelt op een Korg-klavier terwijl hij erbij zingt zoals Jef dat kan.’

Samen vormen ze Noodzakelijk Kwaad.

‘Natuurlijk zit de wereld niet te wachten op vier blanke vijftigers, dat weten we wel. En de radio al zeker niet.’

Al knaagt het weleens als die pipo’s daar de nieuwe kutsingle van Lady Gaga wel ­draaien.

‘”Uw teksten zijn te lang, Jan”, zeggen de anderen weleens op repetitie. “Maar allee, zeg ik dan, dat is de korte versie.” (lacht)

‘We maken muziek die niet in een vakje te stoppen is. Maar dat doet Kate Tempest ook, dat is een ­genre op zich. Of Jack Kerouac, of William S. Burroughs.

‘Ik aarzel om die namen te noemen, want zij kennen hun gelijke niet. Maar natuurlijk ben ik door hen beïnvloed.

‘Ik heb ook lang gedacht: dat niveau haal ik nooit. Tot ik een interview las met de Italiaanse schrijver Sandro Veronesi. “Weet je waarom mijn boeken altijd zo dun zijn?” zei hij. “Ik heb drie kinderen, en die moeten eten hebben.”’

Toen begreep Ducheyne dat je niet aan de rand van de maatschappij hoeft te leven om een goede dichter te zijn. Of met Sylvia Kristel op een brommer door Parijs hoeft te sjezen.

Het kanaal van Brussel heeft ook wat. Daar waar hij zijn grote liefde ontmoette, die avond dat de trein Brussel-Oostende zonder begeleider Ducheyne naar zijn terminus reed. 

‘Veel mensen hebben pas het gevoel dat ze leven als ze op de top van een godvergeten berg op de Zuidpool staan en hun tenen eraf vriezen. Of in een spelonk liggen te wachten op een glimp van de sneeuwpanter, zoals Sylvain Tesson.

‘Maar dat zegt me allemaal niets. Ik zal de Kilimanjaro nooit in het echt zien, maar is dat erg? Ik ga dan liever nog eens eten in restaurant de Vismet in Brussel.’

‘De kok daar is een van zijn beste vrienden. Aan hem liet hij zijn eerste poëzie lezen. ‘Tof Jan,’ zei hij, ‘maar ik snap er geen bal van.’

‘Sindsdien ben ik toegankelijker beginnen te schrijven: ik wil een zo groot mogelijk publiek bereiken. Het mooiste compliment dat ik ooit kreeg is: “Ik wilde dat ook zo formuleren, maar ik kon het niet. Jij wel.”’

***

Op de nieuwe plaat van Noodzakelijk Kwaad citeert ­Ducheyne ergens Remco Campert: ‘Verzet begint niet met grote woorden, maar met kleine daden.’

Dat is zijn poëzie, zegt hij. Zelf noemt hij zich ‘een chroniqueur van de tijd’. Geen meningen man, niet meer.

‘Ik heb ook geen zin meer in polemiek. Ofwel ga je akkoord, ofwel niet. Maar nooit verandert er iemand van mening.

‘Ik weet nog heel goed wat het breekpunt was. Een tijd geleden ging het in het Radio 1 ­programma Nieuwe Feiten over Sam Smith, die zichzelf als genderneutraal beschouwt en voortaan met die/hen/hun aangesproken wilde worden. Een taalverkrachting vond ik dat.

‘”Maar dat is toch allemaal niet zo moeilijk?” zo verdedigde een vertegenwoordiger van de lgbtq gemeenschap dat op de radio.

“Als iedereen wat moeite doet…” “Wacht,” vervolgde hij dan, “ik moet nu wel even op onze website kijken of ik zelf geen fouten maak.”

‘Toen is er iets geknakt in mijn hoofd. Die man wilde ons de les lezen, maar moest het allemaal zelf opzoeken.

‘Dat ik mijn mening niet meer neerschrijf, heeft dus zeker te maken met woke. Als vijftigplusser word je snel versleten als boomer.

‘Onlangs raakte ik op café aan de praat met een zwarte vrouw en haar witte vriend. Ik had het over zwarte humor.

“Oee…” zeiden ze, “dat mag je niet meer zeggen.”

“Wat moet ik dan zeggen? Donkere humor?”

“Neeee… Helemaal fout.  Dat is bijzonder kwetsend, want zwarte mensen worden altijd geassocieerd met negatieve dingen. Gewoon: humor.”

“Jamaar, dit gaat toch nergens over?” zei ik, denkend aan Blackadder en al die andere geniale humor die zwart genoemd wordt.

‘Ik was een beetje in shock. Het was ook nacht, en – je moet je dat voorstellen – dan is een mens al eens baldadig om reactie uit te lokken.

“Jij voelt je aangesproken”, zei ik tegen het meisje. “Maar je bent niet eens zwart, maar bruin.”

‘Dat zorgde voor nog meer verwarring. Uiteindelijk heb ik het kunnen goedmaken door een gedicht over de liefde voor te lezen.’

‘Verzet begint niet met grote woorden, zei Remco Campert, maar met kleine daden. Poëzie is mijn verzet.’

Wat later vertelde Ducheyne dat voorval aan zijn goede vriendin-dichteres Astrid Haerens, maar die koos de kant van de zwarte vrouw en haar vriend.

‘”Allee Jan, het is toch fantastisch dat we nieuwe woorden mogen uitvinden”, zei ze.

‘Ze heeft gelijk, dacht ik. Het mooie is ook dat er naast de woke-generatie weer een nieuwe nog jongere generatie ­opstaat die dat allemaal relativeert en er net als ik wat mee lacht.

‘Zo gaat alles in het leven: met eb en vloed.’

***

Ik strompel terug naar het Brusselse Centraal Station. ­Ducheyne is dan wel niet meer in dienst van de NMBS, hij heeft hier wel iets achtergelaten.

Aan de buitenkant, aan de muur van de Ravensteingalerij, hangt een groot bord ­waarop staat: ‘Meer Poëzie. Altijd. Overal.’

Het is de beginselverklaring van de Partij voor de Poëzie, die hij samen met ­Michaël Vandebril, Lotte Dodion en voormalig dichter des vaderlands Laurence Vielle heeft opgericht.

Ze hebben het plaket er gehangen op 30 mei 2018. In het holst van de nacht, omdat het niet anders kon.

Foto VRT

Diezelfde nacht trokken ze in stoet van de Beurs naar café Monk, met de majorettes van Majoretteketet in hun zog en tientallen gedichten en tientallen plannen voor acties. Klaar om de wereld te veroveren.

In haar hoogtijdagen had de partij 1000 leden en een leger dichters in dienst, maar dat is intussen ook alweer even geleden.

Een paar maanden geleden belde ­iemand Ducheyne.

‘We gaan dat bord ­weghalen’, zeiden ze. Het stond wellicht haaks op de tijdgeest, maar het stemt hem blij dat het er nog altijd hangt, alsof het niet lukt om het te verwijderen.

‘Misschien heeft de wereld nu meer dan ooit zo’n partij nodig. Zeker vandaag.

Het regent uit het raam van de trein en de treinbegeleider is maar een saaie piet die straks zeker de revolutie niet zal beginnen te prediken.

Ik kijk naar mijn medereizigers en draai in mijn hoofd een lap Ducheyne

deze avond hebben we alvast weer gehaald

gij, ik, zij

maar evengoed die onbekende daar

wij hebben het gehaald

zie ons hier nu staan

zo tegenover / naast elkaar

geheel op ons gemak

gerust in wat komen gaat

ook al is de tijd er niet naar 



Morsen met Mensen van Noodzakelijk Kwaad
is uit bij Rotkat Records.
Bestel het hier.


Spotify


© Saskia Vanderstichele

Zie ook


Overzicht

Lees alle berichten in deze categorie

,

Bron: Knack

Welkom op Facebook

Welkom op Bluesky

Naar de website


Scroll naar boven