‘Een klap in mijn gezicht’, noemde Papis Dia het arrest in het proces-Sanda Dia. Een half jaar en een louterende reis naar Senegal later blikt hij terug. Op het proces, op #justiceforsanda, maar vooral: op het leven van zijn enige kind.
‘Ik hoor nog overal zijn lach.’
Stef Selfslagh – De Morgen
‘Níémand heeft in dit dossier de waarheid willen achterhalen: de Reuzegom-ouders niet, Luc Sels niet, de rechter niet’
Papis Dia
De vader van Sanda
Papis Dia doet bedeesd glimlachend de deur open. Hij draagt een blauwe jeansbroek, een grijze hoodie en een zwarte sjaal. Kleren die, zo zal hij later fluisteren, stuk voor stuk toebehoorden aan zijn zoon.
“Ik draag nog elke dag spullen van Sanda. Het is mijn manier om hem dicht bij me te houden. Om zijn energie te blijven voelen.”
Ook troost kan op dertig graden gewassen worden.
Op de gang zie ik de Nike-sneakers staan die hij tijdens het proces op de trappen van het Antwerpse gerechtsgebouw in de lucht stak. Hij diepte ze op uit een linnen tasje, een totebag vol verstild verdriet.
“Dit is het enige wat mij van Sanda rest”, zei hij tegen de aanwezige journalisten, meer vader dan burgerlijke partij. Wie niet ter plekke verschrompelde, had geen hart.
Een hoeksalon met zachte zitbanken, een salontafel met twee koppen koffie en een wand vol foto’s van een veel te vroeg gestorven zoon: dat zijn de decorstukken van wat een lang en intens gesprek zal worden.
Papis Dia zal nu en dan huilend uit elkaar vallen. Waarna hij, in een poging om zichzelf weer te assembleren, zal vertellen dat Sanda over hem waakt.
Hij zal nu en dan messcherp uit de hoek komen. Waarna hij, in een poging om zichzelf weer te verzachten, zal benadrukken dat hij tegen niemand haat koestert.
Gelukkig zal hij nu en dan ook gloeien van genegenheid. Telkens wanneer hij herinneringen aan Sanda ophaalt, blinken zijn ogen en gaat zijn stem in galop.
Voor wie de intreurige feiten heeft verdrongen: Sanda Dia overleed op 7 december 2018, enkele dagen na een studentendoop van de Leuvense club Reuzegom.
Twee dagen lang moest hij van de Reuzegommers waanzinnige, vernederende opdrachten uitvoeren. Een bidon visolie leegdrinken bijvoorbeeld, waardoor de hoeveelheid zout in zijn bloed levensgevaarlijke proporties aannam.
In een ziekenhuisbed in Edegem bezweek hij aan wat de wetsdokter “een acute zwelling van de hersenen, veroorzaakt door een overdosis zout” noemde.
Vervang in die zin de woorden ‘overdosis zout’ door ‘mishandeling’ en de diagnose blijft kloppen.
De dag voor ik Papis Dia interviewde, was het vijf jaar geleden dat Sanda Dia stierf. Zeven december 2023 was een dag die zijn vader “emotioneel erg zwaar” vond, “maar ook niet zwaarder dan alle andere dagen sinds 7 december 2018″.
In De Morgen verscheen een herdenkingstekst waarin KU Leuven-rector Luc Sels grote woorden van stal haalde.
“Sanda Dia heeft de beweging naar een aangehouden aandacht voor inclusie, respect en sociale veiligheid versneld”, schreef hij.
Ik vraag Papis Dia of hij de tekst van de rector gelezen heeft.
“Men heeft mij op dat stuk gewezen. Maar ik heb het niet gelezen, nee. Waarom zou ik?
“Luc Sels heeft het niet geschreven om mijn pijn te verzachten, maar om zijn geweten te sussen. Daar hoef ik hem niet bij te helpen. Ik hoop vooral dat hij op een dag eens in míjn schoenen gaat staan. Hij heeft zelf toch ook kinderen?”
Dan, genadiger: “Toch zul je me niks slechts horen zeggen over Luc Sels. Ik ben lang kwaad op hem geweest: in mijn ogen heeft hij Sanda verloochend. Maar mijn boosheid is verleden tijd.
“Ik heb de voorbije maanden hard aan mezelf gewerkt: ik wil niet langer gebukt gaan onder wrok. Anders ga ik helemáál kopje-onder.”
In de spiegel kijken, dat deed hij in het Senegalese Thiès, op 42 kilometer van Dakar. Ver weg van de hoofdstedelijke drukte. Maar vooral: ver weg van de Belgische rechtbanken.
“Ik wilde na het proces even op adem komen. Mijn hoofd tolde, ik was als een boot zonder kapitein. In mijn geboorteland ben ik teruggekeerd in mezelf.
“Ik heb er opnieuw beseft dat ik nietig ben. Dat er in het leven dingen gebeuren die groter zijn dan ik. Die perspectiefwissel heeft me een klein beetje geholpen om te aanvaarden wat er gebeurd is.”
Papis Dia werd geboren in Rosso, daar waar de rivier Sénégal een streep trekt tussen Senegal en Mauritanië. In Thiès herontdekte hij de helende kracht van de Senegalese natuur.
“Ik logeerde in een huisje op een weide, waar ik niks anders hoorde dan kraaiende hanen. De zee was vlakbij. Urenlang heb ik in mijn eentje op het strand gekuierd.
“Als ik bij hoge uitzondering eens iemand kruiste, was het iemand die me niet kende. Die me geen ‘ocharme’-blik toewierp. Die niet over het verleden of de toekomst praatte, maar alleen over het nu. Dat deed deugd.”
“Ik ben ook teruggekeerd naar de stukjes Senegal die ik vijftien jaar geleden met Sanda bezocht heb. Ik had die trip down memory lane hard nodig.
“Herinneringen aan zorgeloze momenten zijn een welkom tegenwicht tegen de nachtmerries waarin ik zie wat Sanda tijdens zijn laatste uren heeft moeten meemaken.”
KLASSENJUSTITIE
Het proces-Sanda Dia ging de geschiedenis in als het proces dat de misdrijven ‘onopzettelijke doodslag’ en ‘mensonterende behandeling’ vergoedde met werkstraffen tot 300 uur en geldboetes tot 400 euro.
Over het opmerkelijk milde vonnis van de rechtbank, en de ongemakkelijke vermoedens van klassenjustitie die eruit voortvloeiden, is al veel gezegd en geschreven. Toch vindt Papis Dia nog de woorden voor een epiloog.
“Ook een half jaar na het vonnis blijf ik pal achter de term ‘klassenjustitie’ staan. Het leven van Sanda woog voor het hof niet zwaar genoeg.
“Het waren de levens van de Reuzegommers die onder geen beding gehypothekeerd mochten worden. Dat blijft voor mij een hartverscheurende vaststelling.”
“Ik heb nooit gevraagd dat de Reuzegom-jongens naar de gevangenis gestuurd zouden worden. Maar ik had wel gehoopt dat ze hun verantwoordelijkheid zouden nemen en de waarheid zouden vertellen. Dat hebben ze helaas niet gedaan.”
“Níémand heeft in dit dossier de waarheid willen achterhalen:
- De Reuzegom-ouders niet,
- Luc Sels niet,
- De rechter niet.
“Zelfs professor D., de dokter die op een parking in Leuven gezien heeft in welke vreselijke toestand Sanda zich bevond en de Reuzegommers aanmaande om de doop te beëindigen, heeft in alle talen gezwegen.
“Ik heb geprobeerd om met haar in contact te komen. Ze antwoordde dat ze pas na het proces met me kon praten en nam prompt een advocaat onder de arm.
“Mag ik veronderstellen dat haar zwijgzaamheid, die ertoe heeft bijgedragen dat de Reuzegommers niet veroordeeld werden voor schuldig verzuim, iets te maken heeft met het feit dat ze deeltijds bij de KU Leuven werkt?”
“Ach.”
Hij laat het woord vergezeld gaan van een bodemloze zucht. Misschien is lucht in je woorden blazen de enige manier om er niet onder te bezwijken. Misschien moeten woorden kunnen ademen om machteloosheid te vertolken.
Ik vraag Papis Dia of de maatschappelijke verontwaardiging die op de uitspraak van de rechtbank volgde balsem op zijn gekwelde ziel was.
“De vele acties en steunbetuigingen waren een hart onder de riem, ja. Omdat ze bewezen dat er in onze samenleving nog altijd menselijkheid is.
“Dat degenen die voor rechtvaardigheid strijden in de meerderheid zijn en degenen die zich boven anderen verheven voelen in de minderheid. Ik ben de mensen heel dankbaar voor hun steun.”
TWEE MANNEN, ÉÉN APPARTEMENT
We schuiven de bedenkingen over het proces terzijde, laten ons nog wat dieper in de zetel zakken en beginnen aan de opdracht die we onszelf gegeven hebben: Sanda Dia loskoppelen van de Reuzegom-doop die hem fataal is geworden.
Niemand verdient het om gereduceerd te worden tot een hashtag die postume gerechtigheid eist of tot sneakers die existentiële wanhoop uitbeelden.
En dus vraag ik Papis Dia of hij zijn zoon met woorden weer tot leven wil wekken.
Of hij me wil rondleiden in de hartkamer waar hij zijn herinneringen aan Sanda bewaart.
Of hij het beeld dat we van zijn zoon hebben wil detailleren, retoucheren of desnoods overschilderen.
Ik moet het geen twee keer vragen.
“Sanda was mijn beste vriend, mijn alles. Al toen hij klein was, nam ik hem mee naar het park van Edegem, waar ik samen met mijn vrienden ging voetballen. Sanda hoorde er meteen bij. Al na één wedstrijdje was hij one of the guys.
“Sommige mensen dachten dat ik zijn grote broer was. Omdat we elkaar zo vaak plaagden. Op het voetbalveld lachte ik hem uit met zijn O-benen. Hij probeerde dan weer de bal tussen mijn benen door te spelen. ‘Panna!’ riep hij, wanneer het lukte.
“Hij voelde me ontzettend goed aan. Alleen al aan mijn intonatie kon hij horen hoe het met me ging. Als hij merkte dat ik een mindere dag had, zei hij: ‘Kom papa, laten we samen koken.’
“Het was onmogelijk om níét van Sanda te houden. Ik heb te doen met mensen die hem nooit gekend hebben, zo vriendelijk was hij.
“Als kind werd hij voor elk verjaardagsfeestje uitgenodigd. Wat na een tijd best een dure aangelegenheid werd, want er moest natuurlijk telkens een cadeau gekocht worden.” (glimlacht)
“Op de begrafenis van Sanda vertelde Lucas, een van zijn beste vrienden, een anekdote die mijn zoon perfect typeerde.
“Lucas was met Sanda naar een fuif in Antwerpen gegaan. Ze zouden ’s nachts met de fiets terug naar Edegem rijden. Maar het was barkoud en Lucas had zijn handschoenen verloren. Sanda heeft hem toen één van zijn eigen handschoenen gegeven.
‘Steek je andere hand in je jaszak’, zei hij. ‘Ik zal hetzelfde doen.’ Dat was Sanda ten voeten uit. Hij was een gever: altijd bereid om te delen, ook al had hij zelf niet zo veel.
“Mijn ultieme Sanda-foto? Dat is de foto die ik op mijn Facebook-pagina als profielfoto gebruik: Sanda is een jaar of drie en kijkt glimlachend in de camera, een en al zachtheid, een en al onschuld.
“Op dat beeld zie ik de zoon die Sanda altijd voor mij zal blijven. Ik hoef er maar naar te kijken en ik vloei over van liefde. De onschuld die hij op die foto uitstraalt, heeft hij altijd behouden. Hij zag nergens kwaad in, zelfs niet toen hij al 20 was. Vandaar dat hij met die Reuzegommers optrok: hij zag hun slechte bedoelingen niet.”
Hij valt even stil. Schraapt zijn keel. Snuit zijn neus. Neemt een slok van zijn koffie, ook al is die al even koud. Daarna neemt hij zijn mandaat als chroniqueur van Sanda’s leven weer op.
“Nadat ik van mijn eerste vrouw gescheiden was, woonde Sanda een tijdje bij zijn moeder in Wilrijk. Daar had ik op aangedrongen. Ik wilde op dat moment in Westerlo gaan wonen, dichter bij mijn werk. Maar Sanda vroeg me om dicht bij hem te blijven.
“Op een dag belde hij me na zijn voetbaltraining: hij had op de Prins Boudewijnlaan een appartement te huur zien staan. We hebben het nog dezelfde dag samen bezichtigd, ik heb het meteen gehuurd.
“Een paar maanden later is Sanda bij mij ingetrokken. Twee jaar hebben we in dat appartement gewoond. We deden alles samen: de kook, de was, de plas. Hij kwam vaak al op donderdag naar huis, om pas op maandag weer naar zijn kot in Leuven te vertrekken. Het waren de mooiste jaren van mijn leven.”
Hij deelt nog een andere flard verleden: een gesprek waarin Sanda hem de oren waste omwille van een ondoordachte aankoop.
“Ik heb me lang van alles ontzegd opdat het Sanda aan niets zou ontbreken. Ik kocht altijd tweedehandskleren, nooit nieuwe. Maar toen ik eens een prul uit China had laten overkomen, wees Sanda me terecht:
‘Ik weet dat je geld wilt besparen, papa, maar ecologisch betaal je hier een hoge prijs voor. Je kunt beter iets meer geld uitgeven aan een product van bij ons en zo het milieu sparen.’
“Mijn zoon was slimmer dan ik. Ik heb veel van hem geleerd.”
EEN VALLEI IN SRI LANKA
Zijn telefoon gaat over. Het is Julie, vijf jaar geleden nog de vriendin van Sanda. Ze wil iets vragen over de herdenkingsdag die morgen in Edegem plaatsvindt.
Nadat Papis haar beloofd heeft dat hij haar later zal terugbellen, geeft hij duiding bij het herdenkingsevenement.
“Alle vrienden, familieleden en sympathisanten van Sanda hebben afgesproken om elkaar nog eens buiten de rechtszaal te ontmoeten. In de rechtbank was er te veel pijn en te weinig tijd om te praten. Maar morgen pakken we elkaar goed vast en halen we Sanda in gedachten terug.”
Zijn ogen haken zich vast aan de foto’s van Sanda die ingelijst aan de muur hangen. Sommige beelden zijn in het collectieve geheugen gebrand.
Zoals de foto die tijdens de uitvaartplechtigheid naast het spreekgestoelte stond: Sanda, piekfijn uitgedost in een wit T-shirt, een grijs colbertjasje en een beige Burberry-sjaal, kijkt onverschrokken in de camera en zegt – zonder woorden, maar overtuigender dan Novastar het ooit gezongen heeft – dat het beste nog moet komen.
“Mijn zoon was gelukkig”, mijmert Papis Dia.
“Hij zat goed in zijn vel, studeerde hard, had mooie perspectieven. Hij droomde ervan om later zijn eigen automerk uit de grond te stampen. Hij zag de dingen groot, veel groter dan ik.
‘Maak je geen zorgen, papa’, zei hij vaak. ‘De toekomst lacht ons toe.’
“Zo zie je maar: je kunt wel plannen hebben in het leven, maar het leven heeft ook plannen met jou. En die laatste krijgen altijd voorrang.”
“Wat voor vader ik was?
“Een strenge, zeker in het begin. Ik stond erop dat hij mensen correct behandelde. In de hoop dat de maatschappij – die niet altijd zo lief is voor mensen van kleur – hem óók correct zou behandelen. Sanda heeft mijn verwachtingen ingelost, de maatschappij helaas niet.
“Anderhalf jaar voor de dood van Sanda ben ik een tijdlang ernstig ziek geweest. Ik had het syndroom van Guillain-Barré: een auto-immuunziekte, waarbij het lichaam antistoffen aanmaakt die het zenuwstelsel aanvallen. Ik was gedeeltelijk verlamd, mijn ruggengraat voelde als een dode tak, ik dacht dat ik ging sterven.
“In mijn ziekenhuisbed heb ik God gevraagd om me te sparen. Ik wilde niet dat Sanda – die net aan de universiteit begonnen was – alleen zou achterblijven. God heeft toen mijn gebeden verhoord. Maar hij heeft nadien wel Sanda meegenomen.”
Het gebeurde op 7 december 2018, op de dienst intensieve zorg van het UZA in Edegem.
Sanda Dia werd in leven gehouden met een kunstlong en een kunsthart. Maar de dokters waren formeel: hij had onherstelbare hersenschade opgelopen, de coma waarin hij lag was niks anders dan de wachtkamer van de dood.
Papis Dia kon zijn zoon nog kussen en strelen, maar woorden uitwisselen – laat staan elkaar nog een laatste keer plagen – was onmogelijk.
Ik vraag wat hij Sanda nog gezegd zou hebben, had die hem vijf jaar geleden wél kunnen horen.
Zijn antwoord is van een pijnlijke vanzelfsprekendheid:
“Dat hij niet dood mocht gaan. (huilend)
“Maar hij was al onderweg, ik kon hem niet meer terughalen.”
Vijf jaar al probeert Papis Dia zich in te beelden waar zijn zoon nu is. Vijf jaar al houdt hij zich voor dat er niet alleen afwezigheid, maar ook aanwezigheid is.
“Ik geloof niet dat het leven stopt wanneer je sterft. Volgens mij blijf je verder bestaan, maar dan in een andere dimensie.
“De eerste nacht na de dood van Sanda had ik een visioen: ik was hem aan het zoeken in Sri Lanka, een land waar we nochtans nooit geweest zijn. In een prachtige vallei met rijstvelden ontmoette ik een oude man.
“Hij zei: ‘Je gaat je zoon niet vinden, maar hij is wel degelijk hier. En hij stelt het goed.’
“Sindsdien weet ik dat Sanda verder leeft, zij het in een andere hoedanigheid. Zijn materie is er niet meer, maar zijn ziel nog wel. Die gedachte troost me. Ze helpt me om overeind te blijven.”
Voluit leven doet Papis Dia tot nader order niet meer. Overleven is het hoogst haalbare.
“Soms, zoals vandaag, functioneer ik min of meer normaal. Maar op andere momenten ben ik zo goed als ‘onleefbaar’. Heb ik over alles en iedereen donkere gedachten. Ik ben soms bang dat ik mezelf iets ga aandoen. Tot nu toe heb ik telkens de kracht gevonden om uit het dal te klauteren en door te gaan.
“Ik weet dat Sanda het niet anders gewild zou hebben. Maar ik moet diep in mezelf graven om het leven vol te houden. Ik weet niet wat ik zou doen als Makemu, mijn vrouw, er niet zou zijn.”
Papis en Makemu kennen elkaar al lang. Maar ze werden pas zeven jaar geleden, toen ze allebei in echtscheidingsperikelen verwikkeld waren, een koppel.
Gedurende twee jaar was Makemu de plusmama van Sanda. Lang genoeg om duurzame liefde te laten ontluiken.
“Sanda en Makemu waren ongelooflijk close”, vertelt Papis.
“Ze mocht zelfs zijn haar knippen. Daar moest ík niet eens aan denken.”
Voorzichtig vraag ik of hij ook steun vindt bij zijn ex-vrouw, de moeder van Sanda. Hij schudt zijn hoofd.
“Wij kunnen elkaar niet helpen bij het rouwen. Daarvoor is er tussen ons te veel gebeurd. Maar ik bid vaak voor Annemie. Want het is ook voor haar ongelooflijk zwaar. En ze is een goed iemand, dat weet ik.”
VUILNISZAKKEN OP DE ACHTERBANK
Over twee maanden verschijnt bij uitgeverij EPO Ze hebben mijn zoon vermoord, het boek waarmee Papis Dia het verhaal van de gebeurtenissen van vijf jaar geleden wil terugvorderen.
“Sinds Sanda gestorven is, is er veel over hem geschreven. Zijn verhaal is het verhaal van anderen geworden. Met het boek wil ik ervoor zorgen dat het opnieuw zijn – en mijn – verhaal wordt.”
Ik merk op dat de titel van zijn boek niet luidt: Mijn zoon is het slachtoffer geworden van onopzettelijke doodslag. Is het woord ‘moord’, wat het hof van beroep in Antwerpen ook moge beweren, een juistere kwalificatie van de feiten?
“Het is het woord dat voor mij het best beschrijft wat er gebeurd is. Als je iemand vergif toedient, kun je achteraf zeggen: ik wist niet dat het vergif was. Maar als je iemand voor je ogen ziet sterven, en je doet niet het nodige om hem te redden, wat ben je dan aan het doen? Hem aan het vermoorden toch?
“Wist je dat de Reuzegommers, voor ze eindelijk met Sanda naar het ziekenhuis reden, nog de tijd genomen hebben om vuilniszakken op de achterbank te leggen? Kwestie van hun auto niet vuil te maken?
“Als je de properheid van je wagen belangrijker vindt dan het leven van je studiegenoot, waar ben je dan in godsnaam mee bezig?”
“Alles was anders geweest als de Reuzegommers samen met hun ouders naar mij toe waren gekomen en eerlijk hadden gezegd: ‘Wij hebben een enorme stommiteit begaan, en die heeft helaas uw zoon het leven gekost.’
“Dan zou er nooit een proces geweest zijn. Dan zou mijn boek een andere titel gekregen hebben. Als er al een boek geweest zou zijn.
“Maar de Reuzegommers zíjn niet naar mij toegekomen. Ze hebben gezwegen. Ze hebben sporen uitgewist. Ze hebben geweigerd de waarheid te vertellen.
“Ze zijn blijven denken dat sommige levens meer waard zijn dan andere en dat sommige mensen zich alles kunnen permitteren. En zo hebben ze de titel van mijn boek keer op keer bevestigd.”
Hij verzinkt in een lange stilte. Ik zie hoe hij de woorden die hij zonet heeft uitgesproken op zijn innerlijke weegschaal legt. Als hij opnieuw begint te praten, corrigeert hij zichzelf niet, maar vervolledigt hij zijn betoog.
“Ook al heb ik recht op rancune: ik voel geen haat tegen de Reuzegommers. Ik bid zelfs voor hen. Zij zijn in zekere zin ook slachtoffers.
“Van de mensen die hen hebben doen geloven dat ze superieur zijn. Die hen niet, of toch onvoldoende, hebben gewezen op het kwaad dat ze hebben aangericht.
“Ik denk echt dat ze tot op de dag van vandaag niet beseffen wat ze gedaan hebben.”
“Maar als ik morgen een Reuzegommer tegenkom, zal ik hem recht in de ogen kijken en met hem praten. Zonder vijandigheid, zonder mijn stem te verheffen. Ik wil geen wraak. Echt niet. Ik hoop alleen dat de Reuzegommers zich herpakken. Dat ze goeie mensen worden.
“Uiteindelijk is dat de enige hoop die me nog rest: dat Sanda niet voor niks is gestorven. Dat zijn dood het morele kompas van een aantal mensen heeft hersteld. Dat hij vanuit het hiernamaals ouders heeft doen nadenken over de manier waarop ze hun kinderen opvoeden. Dat zijn lot ertoe heeft bijgedragen dat de samenleving niet alleen de belangen van de elite dient.
(na een stilte) “Maar ik denk dat we nog een lange weg te gaan hebben.”
Er is veel gezegd en nog meer gevoeld, we besluiten de donkere decemberdag op te rollen en in te pakken.
Terwijl Papis Dia de deur van zijn appartement voor me openhoudt, leg ik heel even mijn hand op zijn schouder.
Geen gebaar was ooit ontoereikender.
Zoek in het archief
of vul hieronder een specifieke zoekopdracht in
Voorbeeld: Reuzegom, Sanda, Vrienden van Sanda, Reconstructie …
Bron: De Morgen