Als de N-VA en Vooruit sinds 2018 dichter tot elkaar kwamen, was het omdat Vooruit water bij de wijn deed, niet omgekeerd, schrijft Paul Goossens
Paul Goossens – De Standaard
Jammer dat Agatha Christie haar licht alleen liet schijnen over de perfecte moord en niet over de perfecte defenestratie.
De manier waarop Groen uit het Gentse schepencollege verdween, verdient immers een bijzondere vermelding in de toekomstige bestseller Machiavellisme à la flamande.
Groen deed zelf de deur dicht, aldus de boegbeelden van de kartellijst Voor Gent.
“We hebben niet minder dan 31 correcties van Groen aanvaard op de onderhandelingsnota”, zeiden diezelfde boegbeelden met trillende stem. Die 31 amendementen maakten indruk.
Tegelijkertijd rijst de vraag waarom ze dan niet nog één extra amendementje konden aanvaarden, zoals de schrapping van de ondergrondse parking Zuid of van het publieke evenement op 11 juli.
Uitgerekend die weigering versterkt het vermoeden dat de kortsluiting met Groen geen accident, maar een doel was.
Was het Vooruit niet dat een paar maanden geleden Groen inruilde voor Open VLD? Dat creëerde onvermijdelijk afstand tussen de twee progressieve partijen.
Op ’t Schoon Verdiep had federaal formateur en Antwerps burgemeester Bart De Wever (N-VA) op 13 oktober vlug door dat hij in Gent een dikke vis aan de haak kon slaan.
Daarom temporiseerde hij het Antwerpse formatieberaad en begon hij een lange babbel met Groen en CD&V.
Maandagavond kwam het verlossende nieuws dat niet Groen, maar de N-VA tot het Gentse stadsbestuur zou toetreden. Twee dagen later werden de Antwerpse groenen en die ene CD&V’er gedumpt.
De vette vis was binnen. Klus geklaard.
Heeft De Wever daarvoor de arm van Vooruit-voorzitter Conner Rousseau moeten omwringen?
Allicht niet en wie er anders over denkt, doet er goed aan om de eerste aflevering van Het conclaaf nog eens te bekijken.
Tot verbazing van Tom Van Grieken (Vlaams Belang), die net voordien door De Wever met de “wekker van de bomma” in de vernieling was gepraat, is diezelfde De Wever een en al charme en vriendelijkheid tegenover Rousseau.
Hij protesteert niet als de interviewer het over een bromance heeft.
“Als jonge voorzitter je punt maken en zeggen waar het op aankomt, het is niet simpel. Hij deed het en bleef overeind. Hij heeft guts.”
En toen Rousseau het crisisbeleid van Vivaldi verdedigde, slikte De Wever zijn gebruikelijke vitriool en sarcasme in.
Ook toen Rousseau de hoop uitsprak dat iedereen in een volgende regering aan hetzelfde zeel zou trekken en de regeringsleider het project zou uitdragen, rolde De Wever niet met de ogen. Hij knikte instemmend en even later ging hij “met plezier” een koffietje voor hem halen.
Tussen De Wever en Rousseau bestaan een verstandhouding en een colloque singulier die geen van beiden met andere partijvoorzitters heeft.
Het is opmerkelijk, omdat zowel de historiek als de ideologie van hun beide partijen veeleer de confrontatie dan de pacificatie garandeert.
Overigens deed De Wever er zijn tijd over voor hij zijn primaire allergie voor alles wat links of socialistisch was – een reflex die het nationalisme en zeker extreemrechts kenmerkt – een beetje van zich afschudde.
Pas na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 maakte hij in Antwerpen zijn bocht en mocht de toenmalige SP.A in het stadsbestuur.
Wie er het rauwe besparingsprogramma van de N-VA van 2 mei op naleest – drastische rem op de gezondheidszorg en vijf indexsprongen voor leefloners en werklozen – merkt dat het conservatieve ideeëngoed van De Wever niet is veranderd.
Zijn bocht naar links was nep. Het draait allemaal om dominantie, mandaten en politieke macht.
Als er al sprake was van inhoudelijke toenadering tussen de Vlaams-nationalisten en de sociaaldemocraten, dan sloeg die nauwelijks op het sociaaleconomische of fiscale programma.
Net zoals in het pre-Rousseautijdperk blijven de standpunten, belangen en remedies er onverkort botsen.
Wel verdween het vroegere antagonisme rond migratie, integratie en nationalisme.
Het hielp dat Theo Francken zich tot Navo-groupie recycleerde en andere terreinen opzocht om zijn oorlogjes te voeren.
Daarnaast is er de impact van de geschriften van Mark Elchardus. In tegenstelling tot Louis Tobback nam een deel van de Vooruit-top, onder hen Rousseau, er nooit publiek afstand van.
Als de N-VA en Vooruit sinds 2018 dichter tot elkaar kwamen, was het omdat Vooruit water bij de wijn deed, niet omgekeerd.
Ondanks de labiele inhoudelijke raakvlakken opereren de twee partijen steeds meer als een tandem, zo niet als een geelrode alliantie.
Na 13 oktober ruimden ze in Gent, Zelzate, Oostende en andere gemeenten enkele hindernissen op die een langdurig samengaan in een Vlaamse en federale regering kunnen hypothekeren.
De gevolgen zijn verreikend. De Vlaamse progressieve frontvorming ligt er nu uitgeteld bij. Niet voor eventjes, maar voor jaren.
Elke partij die de axioma’s, dogma’s of taboes van de geel-rode alliantie niet deelt, dreigt als onverantwoord extreem te worden weggezet.
Een cordon sanitaire 2.0 is in de maak.
Voor De Wever en Rousseau is het de evidentie zelf dat de PVDA daarachter thuishoort.
Of Groen en later de vakbonden daar uiteindelijk ook moeten belanden, is nog in beraad.
De Pax Romana, zo durft De Wever weleens te doceren, kwam alle volkeren van het Romeinse rijk ten goede.
Het is een betwistbare stelling, want vooral de imperator en de Romeinse patriciërs sponnen er garen bij.
De Pax Flandria waar de keizer van Antwerpen van droomt en waar het opdoeken van de opkomstplicht een essentieel sluitstuk in vormt, is in hetzelfde bedje ziek.
Voor Vooruit zou dat een ondraaglijke vaststelling moeten zijn.
Paul Goossens is Europajournalist.
Zijn column verschijnt tweewekelijks op vrijdag.
Lees ook
Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind andere columns van
Bron: De Standaard