De recent verschenen studie van professor André Decoster rond de inkomensongelijkheid in België sloopt enkele heilige huisjes. Zoals het idee dat het in ons land wel meevalt doordat de ongelijkheid afneemt. Niets is minder waar, en dat de politiek daarover stil blijft, moet ons zorgen baren.
Paul Goossens – De Standaard
17 januari 2025
Leestijd: 5 min
Het was geen onbelangrijk dogma dat op 3 december vorig jaar sneuvelde.
Uitgerekend het postulaat dat sociale pacificatie en maatschappelijke cohesie garandeert, werd onderuitgehaald.
Een even serene als doortimmerde studie toonde aan dat de inkomensongelijkheid in België allerminst verkleinde, wel integendeel.
Voor de federale onderhandelaars was de publicatie geen cadeau. Plotseling werden ze met cijfers geconfronteerd die de pleidooien voor een eerlijker verdeling van de lasten bij de hoogste inkomens brandend actueel maakten.
Terwijl de vroegere analyses rond ongelijkheid alleen op enquêtes steunden, boorde het onderzoeksteam van André Decoster (KU Leuven) andere bronnen aan. In eerste instantie de nationale rekeningen.
Wat bleek? Inkomsten uit vermogen werden in de enquêtes danig onderschat of compleet gemist. En geen klein beetje.
In 2022 ging het om circa 43 miljard euro, of 15 procent van het totale beschikbare inkomen.
Dat manco werd met de publicatie van De paradox van ongelijkheid in België eindelijk gecorrigeerd.
De breed gedragen perceptie dat ongelijkheid het laatste decennium toenam en tot voor kort door zowat alle academici werd tegen gesproken, kan niet langer als fake news worden weggezet.
Volgens Decoster en co.
is “de toename van de ongelijkheid onmiskenbaar en uitgesproken”.
Het zijn forse en ondubbelzinnige woorden die op solide cijfers stoelen en die tot dusver door geen enkele beslagen academicus werden tegengesproken.
De smoking gun was het kapitaalinkomen dat wel in de nationale rekeningen aan de oppervlakte komt, maar nauwelijks in de enquêtes. Daar deden zich de laatste vijftien jaar niet minder dan drie schokgolven voor.
Op de eerste plaats was er de implosie van de intresten op spaar- en termijnrekeningen. In 1995 bedroegen ze meer dan 19 miljard, in 2022 waren ze zo goed als verdampt.
Niet de opwarming van de aarde had er schuld aan, wel het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). Om de stagnerende economie van de eurozone op te peppen, werd het geld goedkoop en de rente laag gehouden.
Een opportuniteit voor de bedrijven, een calamiteit voor de kwetsbare en honkvaste spaarder, die na 2012 het rendement op zijn spaargeld compleet zag verdampen.
Managementvennootschappen
Terwijl de kleine spaarder drooggelegd werd, kon de pret bij aandeelhouders niet op. In 2022 werden ruim drie keer zoveel dividenden uitgekeerd als in 1995.
In tegenstelling tot de spaarboekjes zijn aandelen een luxeproduct. Slechts 20 procent van de bevolking is ermee aan de slag en vooral de hoogste inkomens geven hier present.
Bij de 1 procent rijksten heeft 9 op de 10 een aandelenpakket in de portefeuille. Dankzij de adembenemende stijging van de dividenden kon die groep de laatste jaren de kloof met de rest van de samenleving uitdiepen.
Daarbovenop konden de aandeelhouders zich opwarmen aan de wondere groei van de niet-uitgekeerde winsten in de bedrijven. In 1995 bedroegen ze 15 miljard, in 2022 piekten ze op 57 miljard.
Dat enorme bedrag groeide de laatste jaren spectaculair en werd tot dusver compleet genegeerd in het onderzoek naar ongelijkheid.
Dat had niets met slechte wil of vooringenomenheid te maken, wel met de blindheid van de enquêtes en de voorkeur van de grootverdieners om met managementvennootschappen te werken.
De correcties maken komaf met het idyllische plaatje van de Belgische inkomensverdeling.
De gini-coëfficiënt, de maatstaf voor de ongelijkheid – 0 staat voor een volledig gelijke verdeling, 100 voor maximale ongelijkheid – is significant hoger.
Voor de periode 2003-2022 bedroeg de coëfficiënt op basis van de data van de enquêtes gemiddeld 26,2.
Op basis van de methodiek-Decoster ligt die beduidend hoger: hij schommelt rond 33,9 en flirt bij momenten met 40.
Niets voor Arizona
De ongemakkelijke waarheid is dat de Belgische samenleving minder gelijk is dan de meeste academici voorhielden.
Ook al werd hun diagnose haast door het hele politieke en economische establishment omarmd, ze was een illusie, een vergissing.
Zo mogelijk nog problematischer is de vaststelling door team-Decoster dat vanaf 2009-2013 de daling van de ongelijkheid is gestopt en dat sindsdien de ongelijkheid toeneemt.
Behalve de metamorfose van de inkomsten uit vermogen was er de taxshift van de regering-Michel en de mankementen in de personenbelasting.
De vaststellingen van Decoster zijn schokkend en alarmerend:
“Hoe rijker, hoe kleiner de belastingdruk.”
Voor de 1 procent rijksten is de belastingdruk maar half zo groot als die voor het vierde kwintiel, waar de middenklasse vertoeft.
In normale tijden zou het werk van team-Decoster een schokgolf teweegbrengen. Maar alle politieke kopstukken, zeker de Arizona-onderhandelaars, deden er het zwijgen toe.
Dat Georges-Louis Bouchez (MR) de andere kant uitkijkt, verbaast niet. Bij hem moet zowat alles wijken voor de belangen van de happy few.
En er is meer.
Sinds de miljardairs in de VS de macht overnamen en zich opmaken om de staat onder curatele te plaatsen, is gelijkheid een beladen en belegen begrip.
Het past niet langer in het nieuwe normaal van de miljardairs, ongeacht waar ze aan de knoppen zitten.
Paul Goossens is Europajournalist.
Zijn column verschijnt tweewekelijks op vrijdag.
Lees ook
Klik op de hyperlink hieronder
en vind andere berichten
Bron: De Standaard