Paul Krugman is econoom en Nobelprijs-houder Economie. Hij was 24 jaar lang opiniemaker bij The New York Times. Dit is zijn slotcolumn voor die krant.
Paul Krugman – De Morgen
Dit is mijn laatste opiniestuk voor The New York Times. Ik maak van de gelegenheid gebruik om na te denken over wat er is veranderd sinds ik in januari 2000 mijn eerste bijdrage schreef.
Wat me opvalt als ik terugblik op de afgelopen 24 jaar is hoe optimistisch veel mensen aan het begin van de jaren 2000 waren en de mate waarin dat optimisme plaatsgemaakt heeft voor boosheid en wrok.
Dan heb ik het niet alleen over leden van de arbeidersklasse die zich verraden voelen door de elites; sommige van de meest woedende, meest rancuneuze mensen in de Verenigde Staten op dit moment zijn miljardairs die zich onvoldoende bewonderd voelen.
Het is moeilijk over te brengen hoe goed de meeste Amerikanen zich voelden in 1999 en begin 2000.
Opiniepeilingen toonden een mate van tevredenheid over de richting waarin het land ging die naar hedendaagse maatstaven onwerkelijk lijkt.
Bij de verkiezingen van 2000 beschouwden veel Amerikanen, naar mijn gevoel, vrede en welvaart als vanzelfsprekend en stemden gewoon op de man die hen het leukst leek.
In Europa leek het ook goed te gaan. De invoering van de euro in 1999 werd alom geprezen als een stap richting verdere politieke en economische integratie, richting een Verenigde Staten van Europa, zo je wil.
Sommigen van ons, nare Amerikanen, hadden twijfels, maar aanvankelijk werden die niet door iedereen gedeeld.
Natuurlijk was het niet allemaal rozengeur en maneschijn. Er bestond bijvoorbeeld al een behoorlijk aantal proto-QAnon-achtige samenzweringstheorieën.
Tijdens de Clinton-jaren waren er al gevallen van binnenlands terrorisme en er waren financiële crises in Azië, die sommigen van ons zagen als een mogelijke voorbode van grotere problemen.
Toch hadden mensen destijds een redelijk goed gevoel over de toekomst.
Vertrouwen in elites
Waarom is dat optimisme bekoeld? Volgens mij is het vertrouwen in de elites ingestort.
Het publiek heeft er geen vertrouwen meer in dat de mensen die de touwtjes in handen hebben, weten wat ze doen, noch dat we ervan uit kunnen gaan dat ze eerlijk zijn.
Dat is niet altijd zo geweest. In 2002 en 2003 kregen zij die betoogden dat de motivering die werd gegeven voor een invasie van Irak fundamenteel frauduleus was veel tegengas van mensen die weigerden te geloven dat een Amerikaanse president zo kon handelen.
Wie zou zoiets nu nog zeggen?
De financiële crisis van 2008 ondermijnde het vertrouwen van het publiek in de capaciteit van regeringen om hun economieën te beheren.
De euro overleefde de eurocrisis, die zijn hoogtepunt bereikte in 2012, toen de werkloosheid in sommige landen het niveau van de Grote Depressie bereikte, maar het vertrouwen in de eurocraten en het geloof in een mooie Europese toekomst overleefden niet.
Techmiljardairs als volkshelden
Niet alleen regeringen hebben het vertrouwen van het publiek verloren.
Het is verbazingwekkend hoeveel positiever men naar banken keek voor de financiële crisis.
En het is nog niet zo lang geleden dat techmiljardairs door het hele politieke spectrum werden bewonderd. Sommigen bereikten de status van volksheld.
Ondertussen zijn mensen ontgoocheld geraakt. Australië heeft zelfs het gebruik van sociale media verboden voor kinderen jonger dan 16 jaar.
Dat brengt me terug bij mijn punt dat sommige van de meest rancuneuze mensen in Amerika op dit moment miljardairs lijken te zijn.
We hebben dit eerder gezien. Na de financiële crisis van 2008, die op grote schaal – en terecht – werd toegeschreven aan financieel gesjoemel en gesjacher, had je mogen verwachten dat de voormalige meesters van het universum een beetje berouw zouden tonen, misschien zelfs dankbaarheid omdat ze gered waren.
In plaats daarvan kregen we Obama rage, woede op de toenmalige president omdat hij zelfs maar suggereerde dat Wall Street misschien gedeeltelijk schuldig was aan de ramp.
Tegenwoordig is er veel discussie over de zwaai naar rechts die sommige techmiljardairs maken.
Ik vind dat we daar niet te veel over moeten nadenken en vooral niet moeten proberen te bewijzen dat dat op de een of andere manier de schuld is van politiek correcte progressieven.
Die wending is gewoon het gevolg van de kleinzieligheid van plutocraten die zich vroeger koesterden in publieke goedkeuring en nu ontdekken dat je met al het geld in de wereld geen liefde kunt kopen.
Kakistocratie
Is er een uitweg uit de grimmige situatie waarin we ons bevinden?
Wat ik geloof, is dat wrok slechte mensen aan de macht kan brengen, maar ze op de lange termijn niet op die posities kan houden.
Op een gegeven moment zal het publiek zich realiseren dat de meeste politici die tegen elites tekeergaan in feite zelf tot een elite behoren en hen verantwoordelijk gaan houden voor het niet nakomen van hun beloften.
Op dat moment zal het publiek misschien bereid zijn te luisteren naar mensen die argumenteren zonder een beroep te doen op autoriteit, mensen die geen valse beloften doen, maar proberen zo goed mogelijk de waarheid te vertellen.
We krijgen misschien nooit meer het vertrouwen in onze leiders terug dat we vroeger hadden. Dat moet ook niet.
Als we ons verzetten tegen de kakistocratie, de heerschappij van de slechtsten, die op dit moment aan het ontstaan is, dan vinden we uiteindelijk misschien een weg terug naar een betere wereld.
© The New York Times
Bron: De Morgen