Ze zijn intens, superslim en herrezen na hun burn-out. Auteur Bregje Hofstede en historica Anaïs Van Ertvelde over je identiteit verliezen, je lichaam terugvinden en de kwellende vraag of liefde voorwaardelijk is. “Alles waar ik mijn zelfbeeld op had gebouwd, was in één keer weg.”
Sarah Vankersschaever en Ann-Sofie Dekeyser
“Zonde dat ik dat gevoel niet kon vasthouden: dat ‘weinig’ volstaat om gelukkig te zijn”
Anaïs Van Ertvelde
Dit geluid heeft niets vandoen met water of strand. Te weinig ruisend, allesbehalve golvend. Het tikken dat door het open hotelraam naar binnen waait, zijn zweepslagjes, pets pets pets, kordaat.
Een verdieping lager, op het balkon van het Thermae Palace Hotel, blijkt een vrouw aan het touwtjespringen: Bregje Hofstede, om 8 uur ’s ochtends, met zicht op zee en op het ritme van gedisciplineerde zelfzorg.
“Elke dag sporten, zelfs al is het maar even, is een noodzaak sinds mijn burn-out”, zei ze gisteravond. Ze is een schrijver die het gewicht van haar woorden nauw afweegt.
Het is iets wat voor Anaïs Van Ertvelde, ondanks de gedeelde ervaring van burn-out, niet tot de mogelijkheden behoort: touwtjespringen. Ze werd geboren met een korte rechterarm en ook al is er heel veel wat ze gewoon kan, dit dus niet.
Tant pis, ze vindt het zelf niet zo erg, maar velen in haar plaats wel.
Dezelfde mensen die, goedbedoeld maar ongevraagd, in de supermarkt de boodschappen uit haar linkerhand rukken en voor haar in tassen stoppen.
Of, voor de dag ermee: de mensen die zich stil afvragen of ‘iemand zoals zij’ wel geboren had moeten worden, want wat als zo’n stompje vandaag zichtbaar zou zijn op de echo? Zou de foetus geaborteerd worden? De kans is reëel, toont onderzoek, zeker bij meisjes.
De wegen van de Nederlandse Bregje Hofstede en de Vlaamse historica Anaïs Van Ertvelde hebben elkaar nog nooit gekruist, ook al lopen ze zowel in hun stroming als in hun vervaarlijke bochtenwerk indrukwekkend parallel.
Beiden 36, beiden vrouw, beiden schrijver, beiden activist. Allebei een burn-out, allebei zoekend naar een pad naast de geijkte geul, allebei vol levenslust worstelend met die disbalans tussen lichaam en geest.
Om hun ontmoeting in Oostende te beklinken, nemen ze een ‘Zeebonk gin-tonic’. En precies zo, als een volleerde bonk, gooit Anaïs Van Ertvelde de deur van het gesprek open.
“Ik heb een heftige maand achter de rug omdat de vader van mijn partner is overleden.
“Heel onverwachts: een telefoontje, een kankerdiagnose, een paar weken en knip, weg.
“Ik besef dat we het gesprek hier meteen keizwaar starten, maar ik geef liever mee dat dit de plek is waar ik momenteel zit.”
De Zeebonk laat zich gewillig via een rietje omhoog wurmen. Ze grinnikt.
“Alcohol. De Belgische oplossing én oorzaak van veel problemen.”
Bregje Hofstede luistert stil en discreet, hand onder de kin. Geen acute crisis bij haar, wel een recente verhuizing, het vele werk en het jonge moederschap: het gebruikelijke laken dat zich in plooien rimpelt en erom smeekt gladgestreken te worden. Al krijgt ze die ene kreuk er nooit meer uit: de burn-out op haar 24ste.
“In oktober vorig jaar bracht ik mijn boek Oersoep uit en in de slipstream daarvan voel ik me opnieuw in het rood gaan. Ik leer het niet, zelfs tien jaar na datum moet de burn-out me aan mijn grenzen herinneren.”
Beide vrouwen hebben hun ‘nulpunt’: het moment waarop het leven zoals ze dat kenden ongevraagd aftakte naar een ander leven, met dwingende wetten en nieuwe aandachtspunten.
De smeulende zone ertussenin, van instorten en opnieuw rechtkrabbelen, vergeten ze nooit. Al is het maar omdat hun lichamen dat niet doen.
Hofstede: “Ik was 24 en al heel lang heel moe, maar ik bleef denken: het kan nog wel. Tot ik op een gegeven moment bij mijn ouders was en alleen nog kon huilen. Ik kon niets anders meer.
“Toen dacht ik: weet je wat, ik neem gewoon het weekend vrij. Het wéékend. Dat leek me toen radicaal. Maar het werd erger.
“Toen ik eenmaal begon met loslaten, zakte ik er helemaal doorheen. Ik verloor de controle: ik viel vaak flauw en om de een of andere reden was dat meestal op een trap.”
“Maar het ergste: ik kon niet meer functioneren. Niet meer focussen, lezen, schrijven, nadenken. Hoe gaat zoiets alweer, dat je een zin formuleert en de volgende daar logisch op aansluit?
“Alles waar ik mijn zelfbeeld op had gebouwd, bleek allesbehalve stevig want het was in één keer weg. Dat was doodeng. Ook om praktische redenen.
“Ik was net begonnen als zelfstandig schrijver, dus ik had geen recht op een uitkering. Hoe moest ik dit overbruggen zonder iets te verdienen? Die stress hielp natuurlijk niet, zeker niet om beter te slapen.”
Van Ertvelde: “Dat verlies van je identiteit herken ik heel goed. Ik ben historica, lezen en schrijven is mijn beroep, en wanneer na amper twee zinnen de letters voor je ogen beginnen te dansen, dan raak je in paniek: dit is alles wat ik heb opgebouwd, dit is alles wat ik bén.
“Mijn burn-out sloeg toe in maart 2020, coronatijd. Met mijn beide partners was de relatie net uit, het verloonde deel van mijn doctoraat was afgerond, dus ik stond er alleen voor, zonder inkomen en met rekeningen die plots dubbel zo duur waren.
“En dan dat kluwen van de welvaartsstaat …
“Als het je al niet lukt om je haar te drogen, hoe moet je dan je weg vinden in het administratieve doolhof van de VDAB?
“Ik zag mijn spaarrekening slinken en wist: ik moet nú beter worden. Ik heb nog drie maanden, dan is het geld op.”
Hofstede: “Pas geleidelijk aan kreeg ik zicht op mijn onderliggende angst – en daar moest ik aan denken toen ik je boek las, Anaïs – namelijk dat liefde voorwaardelijk is.
“Dat ik zoveel niet meer kon, vond ik vooral erg omdat ik vreesde mijn plek te verliezen in dit leven, mijn aanspraak op respect.”
Te boek
Voor Anaïs Van Ertvelde en Bregje Hofstede elkaar spreken, hebben ze elkaar gelezen. Dus lees eerst even mee.
“Nooit eerder hebben wij mensen zo weinig met onze handen en zo veel met ons hoofd gewerkt. Soms lijkt het alsof ons lichaam voornamelijk dient als de woning van ons brein.”
Hofstede schreef deze zinnen in De herontdekking van het lichaam, de essaybundel die voortvloeide uit haar burn-out. En toch is die woning niet vrijblijvend, schrijft ze nog:
“De mens zwemt weliswaar vrij rond in een zee van keuzes, maar hij is gebonden aan het lichaam waarmee en het water waarin hij zwemt.”
Anaïs Van Ertvelde heeft De herontdekking gelezen. Ze greep ernaar toen ze haar burn-out kreeg en op zoek ging naar houvast.
Ze las en las en knikte en markeerde en las en … stokte, bij de passage over Hofstedes soloreis naar Israël en de Palestijnse gebieden.
Een trip waarop twee verschillende mannen haar kwamen zeggen: “I am strong and you are weak.”
Later op de avond zal Van Ertvelde uitleggen wat haar stak:
“Tijdens die reis ervaarde je je vrouwelijkheid als een handicap, je werd voortdurend aangeklampt, voelde je onvrij en aangestaard, en schrijft:
“‘Ik wil me krachtig voelen, niet gehandicapt en niet begeleid’, want ‘krukken en borsten, zijn dat vergelijkbare handicaps?’
“Ik was ontgoocheld toen ik dat las, door hoeveel waarde je hechtte aan het niet-kunnen.”
Maar we lopen vooruit, zover zijn we nog niet in het gesprek.
Haar eigen boek dat dit voorjaar verscheen, Handicap, een bevrijding, is háár visie op het water waarin wij zwemmen, en hoe vrij zíj dat ervaart, met het lichaam waaraan ze gebonden is.
Van Ertvelde schrijft het zo:
“Handicaps bestaan altijd in relatie tot wat normaal is, wat de norm is en hoe ruim we beide definiëren.”
En met die ruimdenkendheid valt het best tegen, merkt ze op. Dat toont zich misschien nog het concreetst in hoe we kijken naar ongeboren kinderen met een beperking: de overheersende opvatting is dat ze beter niet het levenslicht zien.
“We hebben daarvoor zelden goed overdachte argumenten, behalve de aanname dat een gehandicapt leven een leven is dat lastiger te dragen is voor ouder, kind en samenleving, en daarom minder de moeite waard.
“Wat ik vervelend vind, is dat het mijn eenzame taak lijkt om de tegenargumenten aan te slepen. Om met mijn bestaan te bewijzen dat iedereen het mis heeft en een leven als het mijne wel waardevol is.”
Hoe leef je voluit, in het besef dat het water je niet gunstig gezind is? Dat je er mogelijk beter niet was geweest?
En als je daar allemaal een antwoord op wilt geven, wie zit daar dan op te wachten? Hoe zeg je “je hebt het mis”, op zo’n manier dat men het wil horen? Hoe verander je een denkkader?
Van Ertvelde: “Dus ja, Bregje, voorwaardelijkheid … Ook ik ben ervan overtuigd dat als ik aanspraak wil maken op geluk, ik daar hard voor moet werken. Ik ben doordrongen van het gevoel dat ik erg op mijn hoede moet zijn.
“Dat is een boodschap die mensen met een beperking vaak meekrijgen: de wereld is een gevaarlijke, onwelkome plek voor jou en jij zult je best moeten doen als je een van de uitzonderingen wilt zijn die daar een plekje in weten te veroveren.
“Ook in de liefde, trouwens, want je bent ‘een mindere catch op de datingmarkt, dus dan moet je laten zien dat je het écht wel waard bent’.
“Als je mensen vraagt om zich voor te stellen met wie ze willen samen zijn, dan is dat nooit iemand met een beperking. Een stompje of een rolstoel past niet in het plaatje van de gedroomde partner.
“Pas op, de meeste mensen raken daar wel over, vooringenomen ideeën zijn niet altijd een onoverkomelijke muur waartegen je als gehandicapte te pletter rijdt, maar ik heb altijd gedacht dat het mijn taak was om mensen erover te helpen. Door charmant of gevat of grappig of aantrekkelijk te zijn. Door de voorwaardelijkheid te verdienen.”
Bregje, had jij een relatie toen je een burn-out kreeg?
“Ja, maar die maakte water. Dat was deel van de stress, denk ik, want ik wou het niet onder ogen zien.
“Ik was vastbesloten om het te doen werken, een kwestie van heel hard mijn best doen want als je het maar hard genoeg wilt, dan kan het. We waren getrouwd en mijn partner was echt een lieve jongen, hoezo zouden we dat niet nog vijftig jaar uitzingen?
“Ik was er bovendien van overtuigd dat daar een bepaalde noblesse in zat, om het te moeten …
“Misschien is het een heel protestants idee dat als je maar hard genoeg lijdt, mensen van je gaan houden. Een soort ‘kijk mij m’n best doen’.
“Er was in mijn hele familie nog nooit iemand gescheiden of weggegaan … Ik zou de eerste zijn. Dat heb ik uiteindelijk gedaan. Maar de mentale stap om dat te doen was gigantisch.”
Van Ertvelde: “Zo’n burn-out dwingt je tot nederigheid.
“Precies door het maakbaarheidsidee waar ook jij duidelijk last van hebt: als ik maar hard genoeg werk, dan kan ik echt wel drie carrières combineren én dan kan ik deze relatie doen werken én …
“En ik kon die overtuiging niet lossen.
“Tot je zo uitgeput bent van dat hele bouwwerk stutten, dat je zelf in elkaar stort. Want het gaat nooit alleen maar over werk of over je relatie, het gaat over die enorme verantwoordelijkheid en die zorgende rol die je op je neemt vanuit de overtuiging dat alles wat je hebt maakbaar en voorwaardelijk is.
“De liefde, de vriendschap, het loon, de erkenning, het respect. Je bent altijd de rots in de branding geweest, dus je hoort niet te wankelen. Je zoekt geen rots, je bent ’m.
“Nou, in het leven na een burn-out kun je jezelf dat niet meer wijsmaken.”
Hofstede: “Ik denk niet dat ik mezelf dat ooit heb wijsgemaakt, ik heb voorwaardelijkheid altijd een heel naar idee gevonden.
“Alleen, als ik kijk naar hoe ik me in relaties gedraag, dan is het duidelijk dat ik dat nog steeds geloof.
“Ik vind het ongelooflijk moeilijk om kwetsbaar te zijn, om niet diegene te zijn die nodig is, maar om iemand te zijn die iemand nodig heeft.
“Ik vrees zelfs dat als ik op een punt kom in mijn carrière, en dat punt zal onvermijdelijk komen, waarop alles mislukt, dat ik het dan heel moeilijk zal krijgen in de liefde.
“Want als ik eerlijk ben, berust een groot deel van mijn zelfliefde op mijn schrijverschap: dat is wat ik doe en wat ik kan.
“Ik wil graag onvoorwaardelijk van mezelf houden, en het liefst wil ik dat iedereen in de wereld onvoorwaardelijk van elkaar houdt, maar ik weet niet of ik geloof dat zoiets kan.
“Ik geloof het alvast niet op het niveau van de basale reacties en acties in mijn onderbuik.”
In welk gedrag zie je die overtuiging dan precies?
Hofstede: “Goh, waarin niet? Dat ik altijd alles zelf wil doen. Dat ik zeer zelden zeg ‘ik heb dit van jou nodig’ of ‘ik kan dit nu niet doen’ of ‘het is me te veel want ik ben te moe’.
“Die voorwaardelijkheid zit als een angst verscholen achter mijn keuzes en handelingen.
“Het is een soort stuwing. Misschien zelfs een waarvan ik niet makkelijk afscheid neem. Omdat het nuttig is zo’n stuwing te hebben. Het is een enorme drive.
“Maar goed, het is niet wenselijk. En het beseffen volstaat niet om er vanaf te komen.”
Een burn-out dwingt je tot het tegendeel: hulp vragen, afhankelijk zijn, toegeven dat het niet lukt. Hoe was dat?
Van Ertvelde: “Als je amper nog iets kunt te midden een pandemie, valt er héél veel weg. Je werk, je sociale contacten, de restaurant bezoeken waarvan je dacht dat die je portie maandelijks geluk waren, enzovoort.
“Ik ben veel alleen geweest. Dat was moeilijk, maar ook heel mooi. Ik denk dat ik het dichtste ben gekomen bij wat je een spirituele ervaring zou kunnen noemen: in de tuin, met een mus voor mijn neus.
“Ik ben geen zweverig type, maar ik heb dat echt als een bevrijding ervaren: in de tuin zitten, amper nog iets kunnen en proberen te aanvaarden dat het niet beter wordt. Dat ik niet terug kan naar hoe het vroeger was.
“Ik heb de klik gemaakt en het was alsof mijn hoofd openging.
“Ik herinner me dat er een musje zat en dat ik dat zo prachtig vond. Zo betekenisvol. Het voelde veel overweldigender dan een prijs winnen.
“Ondertussen zijn we vier jaar later, ik doe van alles, maak weer deel uit van het sociale leven en ik vind het zonde dat ik dat gevoel niet heb kunnen vasthouden. Namelijk dat ‘weinig’ echt wel volstaat om gelukkig te zijn. (aarzelt)
“We hebben ook niet echt een taal om zulke betekenisvolle momenten te beschrijven, dus het is moeilijk uit te leggen wat je mist.”
Hofstede: “Is dat erg?”
Van Ertvelde: “Nee, maar ik merk dat ik allerlei disclaimers inbouw, zoals ‘ik ben geen zweverig type, maar …””
Hofstede: “Er is geen onbesmette taal om daarover praten, dat is waar. Voor je het weet wordt er met de ogen gerold.
“Maar het collectieve atheïsme van vandaag is meer schijn dan werkelijkheid.
“Wellicht is de impuls om te zoeken naar een grotere betekenis en een zingevend verhaal even primair als liefde en angst.
“Spiritualiteit is een beetje gênant geworden sinds de verlichting. We zetten in op objectief meetbare feiten, het materiële.
“Maar materialisme en levensgeluk zijn niet heel goed met elkaar verenigbaar.”
Van Ertvelde: “Op de momenten dat ik het probeer uit te leggen, voel ik me ook nog eens een echte streber.
‘Die wil zelfs haar burn-out heel goed doen.’
“Daar had ik in het begin sowieso last van: ik stapte naar mijn therapeut met de ambitie om de beste burn-outer ooit te zijn.
“Tien op tien voor het tienstappenplan. Uiteindelijk heeft het herstel gruwelijk lang geduurd.”
Hofstede: “Ik denk dat ik sinds een tweetal jaar kan zeggen dat ik er voorbij ben, terwijl het meer dan tien jaar geleden is begonnen.”
Van Ertvelde: “Fijn dat je dat zegt, want wat veel therapeuten ook mogen beweren, ik hoor van mensen die het doormaakten dat het minstens vijf jaar duurt.
“Dit is mijn vierde jaar en het voelt nog steeds alsof ik vroeger topsporter was en nu in derde provinciale speel. Je kunt niet terug naar wie je ooit was, punt.”
Hofstede: “Nee, ik heb dat wel lang gewild, dat ik gewoon weer alles kon, maar dat moet je loslaten. Dat is ergens wel een voordeel. Dan zie ik mezelf bezig en denk ik sneller: nu ga je te diep, niet doen.”
Waarin ben je nog veranderd?
Hofstede: “In allerlei kleine dingen. Dit is bijvoorbeeld mijn eerste en mijn laatste glas alcohol dit weekend. Drink ik een glas meer, dan heb ik de hele nacht hartkloppingen.”
Van Ertvelde: “En het liefst eten om zes uur, want nadien weegt dat op de nachtrust.”
Hofstede: “Was slapeloosheid bij jou ook een ding?”
Van Ertvelde: “Ja.”
Hofstede: “Bij mij ook, nog steeds. Dat is waar het korstje er het snelst af is.”
Van Ertvelde: “Klopt, de kanarie in de koolmijn. Zo’n burn-out is toch een beetje alsof je lichaam het stuur overneemt. ‘Jij kunt niet overweg met deze auto, laat ons het dan maar doen.’
“Als ik minder begin te slapen, zie ik die handjes weer naar het stuur grijpen.”
Hoewel bij spiritualiteit de nadruk op het geestelijke ligt, zoek jij die verlichting eerder in het lichamelijke. Je vindt meer spiritualiteit in een orgasme dan in een boek, Bregje?
Hofstede: “Het boek is de theorie, het orgasme de praktijk.
“Ik denk dat maar heel weinig mensen het licht zien door het lezen van een heilige tekst.
“Het is niet voor niets dat al millennia muziek, dans, wierook en verduistering worden ingezet om je via fysieke gewaarwordingen naar hogere sferen te brengen.
“De mystiekste ervaringen die ik heb gehad, waren eigenlijk allemaal fysieke ervaringen.
“Meeslepende seks. Inspannende bergtochten. Een trip op psychedelica. Een bevalling.
“Dat laatste is misschien het summum van de fysieke ervaring. Extase en gruwelijke pijn ineen die samen je hele filosofische basis wegslaan.
“Wat is nog het woord ‘ik’ als je twee mensen ineen bent? Ik vond dat heel ontregelend.”
Van Ertvelde: “Hm, pijn en extase. Denk je dat de hang naar bdsm van onze generatie te maken heeft met datzelfde verlangen?”
Hofstede: “Ik denk het wel. Het is een hang naar intensiteit.
“Als je op allerlei manieren professioneel, sociaal en privé wordt uitgenodigd om een groot deel van je leven buiten je lichaam op een scherm door te brengen, groeit alleen maar de behoefte om af en toe helemaal tot lichaam gemaakt te worden.
“Desnoods door je te laten vastbinden en met kaarsvet te laten bedruipen.”
Crip
Maar die ontgoocheling van eerder, dus. Niet dat ze als een zwangere wolk boven het gesprek hangt, maar ze mag benoemd worden. Al is het maar omdat Anaïs Van Ertvelde er in haar boek expliciet op ingaat:
“Beperkt worden is niet inherent aan mijn vrouwenlichaam maar wel aan het jouwe, lijkt Hofstede me te vertellen.
“Als vrouw is er een mogelijkheid tot bevrijding, als gehandicapte niet.
‘Hofstede wil niet alleen weg van beperkt worden. Ze wil weg van beperking. Ook zij heeft geleerd om terug te deinzen voor alles wat met handicap te maken heeft.
“Ook zij denkt zich te bevrijden door zich er niet mee te identificeren.”
Van Ertvelde: “Ik heb veel gehad aan De herontdekking van het lichaam, maar toch las ik een duidelijke afwijzing in jouw boek, een afwijzing van het niet-kunnen.
“Al was ook die ontgoocheling nuttig, want ik heb er een ‘antireactie’ op gehad: ik ga dat niet-kunnen omarmen, dacht ik.
“Ik ben veel gaan lezen over handicap, in eerste instantie maatschappelijke analyses, maar dat waren gidsen voor grote maatschappelijke omwentelingen.
“Tja, ik lag in de zetel, ik kon amper naar de winkel, hoe moest ik een maatschappelijke omwenteling teweegbrengen?
“Dus ben ik me gaan richten op crip-literatuur, verhalen van mensen met een handicap, en die stelden het heel scherp.
“Ofwel probeer je te leven als iemand zonder beperking, maar dan moet je je dubbel zo hard bewijzen in een wereld met normen die niet op jouw maat geschreven zijn.
“Ofwel erken je dat die maatstaven van succes niet werken voor jou en zoek je je eigen invulling van wat een zinvol en goed leven is, mét je beperkingen, en zal dat misschien mooier en zinvoller zijn dan dat van iemand die meer kan.
“Dat laatste was een sleutelmoment voor mij, daar kon ik iets mee, het gaf me controle. Meer dan welke therapiesessie ook. Omdat het wel degelijk een streven inhield naar een andere wereld, het ging over meer dan alleen zo snel mogelijk weer in de orde der dingen passen.”
Hofstede: “Toen ik je boek las, vond ik net dat het meest revelerende. Er zit iets verhevens in door niet je beperking als het probleem te zien, maar de manier waarop de wereld is ingericht.
“Hoe iets werkt, bepaalt of jij beperkt bent in je doen en laten. Dus wie of wat moet zich dan aanpassen? En waarom zien we alleen maar beperking en niet de disability gains?
“Dus ik lees Handicap, een bevrijding en ik lees en lees en knik en … ‘fuck, hier staat mijn naam’.
“Je hebt het over mijn boek en ik denk: ik ben gewoon net als zoveel anderen in die vooringenomen val getrapt en nu staat het hier zwart-wit op papier. Ik vind het goed dat we dat hier even op tafel gooien.”
Van Ertvelde: “Het gaat natuurlijk over het onderscheid tussen je beperking en hoe je door de wereld beperkt wordt.
“Die twee worden, in mijn beleving, vaak door elkaar gehaald: waar begint de eigenlijke beperking en waar word je door de wereld beperkt?
“Waarom moet je een onmogelijke procedure doorlopen om een traplift te krijgen en waarom is die traplift ook nog eens zo lelijk?
“Waarom zijn boekhandels niet toegankelijk voor rolstoelen, zodat ik er samen met mijn partner, die in een rolstoel zit, mijn boek kan gaan voorstellen?
“Dat is allemaal niet eigen aan de beperking. Het besef van dat onderscheid kwam er door jouw woorden te lezen.
“En natuurlijk zijn er dingen die ik niet kan omdat mijn ene arm te kort is, trapeze is bijvoorbeeld niet mijn forte (lacht), maar over andere dingen mag ik gerust boos zijn, namelijk daar waar de samenleving mij verhindert om te doen wat ik wel gewoon zou kunnen.”
Hofstede: “Wat mij in je boek ontroerde, was dat je het heel breed trekt. Je zegt: het is een poreus begrip om een ‘beperking’ te hebben, want niemand kan alles.
“Je kunt ook beperkingen krijgen door ouderdom of zwangerschap of om welke reden ook.
“Het deed me nadenken over de vraag waarom we desondanks volledige functionaliteit van elkaar verwachten.
“Daar het antwoord op zoeken is een verantwoordelijkheid van ons allemaal, want iedereen loopt vroeg of laat met zijn kop tegen een muur. Niemand kan op elk moment in zijn leven alles.”
Van Ertvelde: “Dat is fijn om te horen, want het is inderdaad mijn ambitie om herkenbaar te schrijven. Omdat ik geloof dat we allemaal situaties meemaken die raken aan de ervaring van beperkt en afhankelijk zijn, alleen zijn die voor de ene persoon uitzonderlijk en voor de andere dagelijkse kost. Voor de ene een bijkomstigheid, voor de andere van cruciaal belang.
“Ik moet denken aan een kennis van me, ze zit in een rolstoel en is samen met een trans vrouw. Samen wilden ze een kind via ivf, maar daarvoor moest ze door psychologen getest worden, want ‘ze heeft een beperking’ en dan zijn er plots een heleboel voorwaarden om te kijken of je wel in staat bent om een kind op te voeden.
“Wat zij op een extreme manier heeft meegemaakt, ervaart zowat iedereen met een beperking: de moeilijke evenwichtsoefening tussen je eigenwaarde en je streven naar onafhankelijkheid enerzijds, en de verwachting dat je hulpeloosheid uitstraalt anderzijds.
“Dat laatste is zeker het geval bij overheidsinstanties, anders krijg je niet waar je recht op hebt. Als je niet heel zielig doet, krijg je geen aangepaste auto.
“Maar aan de andere kant moet je net heel kranig zijn en tonen dat je eigenlijk alles kunt want anders maak je geen kans in een sollicitatiegesprek, of mag je geen kinderen opvoeden.”
Hoe kan het anders?
Van Ertvelde: “Wat je op zo’n moment nodig hebt, is niet iemand die je op de rooster legt, maar iemand die samen met jou op zoek gaat naar wat er nodig is om een gezin mogelijk te maken.
“Iemand met een beperking kan misschien minder, maar dat vraagt om extra steun om je rechten te garanderen, niet om aan die rechten te tornen.”
Is dat de impact die je wilt met je boek, mensen anders laten kijken en denken?
Van Ertvelde: “Ja, want daar zit volgens mij de crux van het probleem.
“Ik krijg schrijnende verhalen binnen van mensen die al lang wachten op ondersteuning of mensen mailen me met de vraag om eens met hun zoon met een beperking te praten want ‘we weten niet waar hij een voorbeeld kan vinden’.
“Ik voel dat appel, maar ik kan dat niet allemaal in mijn eentje doen. Ik kan hen meestal zelfs niet eens doorverwijzen, er bestaat geen plek waar mensen zinvolle kennis kunnen vinden over het leven met een beperking.
“Er zijn amper psychologen die disability informed zijn. Zonder die kennis kom je onvermijdelijk uit bij vragen als:
‘Heb je eigenlijk wel aanvaard dat je gehandicapt bent?’”
Waarom kun je niet veel met die vraag?
Van Ertvelde: “Omdat ze in eerste instantie over het wereldbeeld van de psycholoog gaat, en niet over de persoon die hulp komt zoeken.
“Ik merk het vaak genoeg in dagelijkse gesprekken of in de interviews naar aanleiding van mijn boek.
“Veel vragen die vertrekken vanuit goedbedoelde nieuwsgierigheid zijn eigenlijk een vermomde wens om gerustgesteld te worden:
- “Leg me uit hoe het komt dat je er zo uitziet, zodat ik me minder ongemakkelijk voel.
- “Zeg me welke woorden ik mag gebruiken, zodat ik niet bang hoef te zijn dat ik iets verkeerds tegen je zeg.
- “Vertel me hoe dat gaat, leven met een korte arm, zodat het idee makkelijker te verdragen is.
“Veel van die gesprekken gaan helemaal niet uit van wie ik ben als mens, en hoe jij bent als mens en hoe we samen de wereld beleven, ze gaan erover hoe verschillend wij zijn.
“En hoe beperkt ik in jouw ogen ben, in vergelijking met alle niet-beperkte mensen die je kent.”
Dus, hoe verander je een blik? Hoe verander je hoe een samenleving kijkt?
Van Ertvelde: “Stap per stap, beetje bij beetje. In de VS heb je bijvoorbeeld crip doulas.
“Zij helpen je niet bij een geboorte, zoals klassieke doula’s doen, maar bij de geboorte van je gehandicapte bestaan. Bijvoorbeeld omdat je een kind met een beperking krijgt of omdat je zelf een beperking hebt door een ongeluk of door ouderdom of ziekte.
“Crip doulas hebben de kennis en wijsheid van mensen met een beperking verzameld en geven die door.
“Ik denk vaak dat we hier ook zoiets nodig hebben. Want nu kan ik mensen alleen de weg wijzen naar rehabilitatiecentra, voor praktische skills.
“Maar zelfs daar – ik hoop dat het nu beter is – zie je dat er vaak een niet-gehandicapte logica wordt gehanteerd.
“Een kennis van me is aan één kant van zijn lichaam verlamd geraakt en een van de dingen die ze hem opnieuw hebben proberen aan te leren, is tandpasta op zijn tandenborstel doen.
“Ik vind dat absurd. Ik doe gewoon tandpasta in mijn mond en poets vervolgens mijn tanden. (lacht)
“De eerste methode is gebaseerd op de logica van een niet-gehandicapt lichaam, de tweede is crip-logica.”
Hofstede: “Ik hou van dat ‘ik doe het gewoon’. Je zoekt een weg, niet tegen je eigen beperking in, maar rekening houdend mét.
“In je boek heb je het over hoe het zwangere lichaam je evengoed beperkt.
“Ik heb, ruimer, geworsteld met het idee van ouderschap omdat de opvattingen daarover me te beperkend leken, ze voelden beklemmend aan.
“Het cliché van de moeder die zichzelf uitvlakt, is zo sterk. Ik weet zelfs niet of je daaraan ontsnapt als vrouw.
“Er zijn zoveel schrijvers die ‘bewijzen’ dat je niet tegelijk een scheppende en een barende vrouw kunt zijn: Connie Palmen, Virginia Woolf, Jeanette Winterson, George Eliot, Jane Austen, Emily Brontë, allemaal kinderloos.
“Ook ik heb lang getwijfeld of ik geschikt was voor het moederschap. Was ik niet te monomaan met mijn werk bezig, te veel einzelgänger, te egoïstisch?
“Ik was bang dat ik zou verdwijnen, dat ik ongelukkig zou worden, een zure, opgefokte, gefrustreerde moeder en dat ik zou willen ontsnappen.
“Tot ik vier jaar geleden dacht: fuck it, ik doe het gewoon. En het lukt, maar alleen omdat ik een vriend heb die, tja, in principe de moederrol vervult.
“Hij communiceert met de crèche, hij regelt de speeldates met andere moeders, onze dochter roept om haar papa als ze een schram op haar knie heeft.”
Was dat evident zo?
Hofstede: “Nee, dat kostte wel wat strijd, de crèche is heel lang als eerste naar mij blijven bellen, maar het is gelukt.
“En vandaag kan ik zeggen: schrijverschap en moederschap, het gaat perfect samen en ik heb nog nooit zo goed geschreven als nu.
“Ik zie dat mijn dochter floreert, dat is niet helemaal mijn verdienste, maar ik doe er ook geen afbreuk aan. Maar sommige ideeën blijven hardnekkig, weet ik.
“Er is bijvoorbeeld een onderzoek dat drie vrouwen beschrijft.
- “Vrouw 1 heeft twee kinderen en houdt niet van seks.
- “Vrouw 2 heeft twee kinderen en heeft seks met haar man omdat het, welja, leuk is voor hém.
- “Vrouw 3 heeft twee kinderen, houdt van seks en doet het met plezier.
“Wie is de beste moeder?
“De respondenten antwoordden overweldigend: Vrouw 1. De vrouw die seks tegen haar zin heeft.
“Jezelf wegcijferen op alle vlakken, weinig of niet seksueel zijn en je carrière zeker niet te belangrijk maken: het zit allemaal zo ingebed in ons idee van moederschap.
“En nochtans heb ik zelf een heel sterke moeder die een carrière uitbouwde. Weird, toch?”
“Ik wil het niet verpesten, maar het is bijna elf uur en ik voel dat ik moe word.”
Van Ertvelde: “Ik ook. Slapen?”
Een zomer lang komen twee mensen bij valavond samen aan de branding in Oostende.
In het decor van het Thermae Palace Hotel wordt van ’s avonds tot ’s ochtends ontmoet en gepraat.
Met de blik op de horizon gaan we van vloed naar eb, en helemaal terug.
Lees ook
Lees hier de andere gesprekken
Bron: De Standaard