Plage Centrale – Seppe Nobels en Wim Opbrouck

Seppe Nobels en Wim Opbrouck

Zou het kunnen dat vlaggenplanters bij uitstek verhalenvertellers zijn? Wim Opbrouck, de acteur die houdt van eten, en Seppe Nobels, de chef-kok die afstamt van een actrice, staan even gulzig als genereus in het leven. “De doeners, die hebben we nodig.” Wat echt telt, is wat je doet. “Ik wil niet meer preken voor eigen kerk.”

Ruben Aerts en Marjan Justaert

De Standaard


“Ik hou me vast aan de glimlach en de beleefdheid van iemand die een ander de straat over helpt”

Wim Opbrouck


“Maniakaal”, noemt Wim Opbrouck (55) zichzelf als het gaat over op tijd komen. De acteur-muzikant-presentator-tekenaar-levenskunstenaar stelt niet teleur, ook al is het een uurtje rijden van Bavikhove naar Oostende.

“Speciaal om overal op tijd te zijn, heb ik een camper gekocht. Ik vertrek heel vroeg, en dan kan ik erin slapen, werken of wachten. Superhandig, want de backstage in theaters is meestal ongezellig.”

Zo mogelijk belangrijker dan de camper is de wieg die Opbrouck aan het beschilderen is. Hij wordt binnenkort opa.

“Ik heb al drie paar botjes gekocht, ik heb al een playlist Kleinkind, ik ga alle clichés volledig beleven.”

Seppe Nobels (41) arriveert, hees als een schorre kraai. De schuldige? De match KV Mechelen-Westerlo. Zijn en ons voornemen om zijn stem te sparen sneuvelt evenwel meteen.

Nobels is er de man niet naar om zich níét te laten horen. Migration is normal, staat op zijn T-shirt. De groentekok is een al even bevlogen multidoener als Opbrouck: chef, ondernemer, voortrekker van integratie – of liever: inclusie – en sinds vorige maand commandeur in de kroonorde.

Opbrouck: “Ik heb het gelezen. Proficiat hè, zeg!”

Nobels: “Bedankt. Vroeger liep ik niet bijster hoog op met het paleis, maar ik moet zeggen: koning Filip is bij mij komen eten en toonde oprechte interesse. Hij is dubbel zo lang gebleven als gepland.

“De bekroning toont dat wat we doen – een opleidingstraject uitrollen voor en samen koken met vluchtelingen en nieuwkomers – relevant is.”

Ze ontmoeten elkaar als oude bekenden. Het is niet gespeeld, blijkt wanneer Nobels verklapt dat hij ooit een tafeltje fixte voor Opbrouck bij de Britse driesterrenchef Heston Blumenthal in het Mandarin Oriental Hotel.

“Ik ken Hestons rechterhand goed”, knipoogt Nobels.

“Eén telefoontje en het was in orde.”

Seppe, het was hemels”, likkebaardt Opbrouck.

Wij dachten dat jullie elkaar zouden kennen via mevrouw Hilde Van Haesendonck.

Opbrouck: “Van Haesendonck, ik ken die naam …”

Nobels: “Dat is mijn moeder. Ze is een collega van jou.”

Opbrouck: “Mo how, is dat jouw moeder? Dat wist ik niet.”

Nobels: “Dan ben jij de enige acteur in België die dat niet wist! Ze heeft haar hele carrière bij het Mechels Miniatuurtheater gespeeld.”

Opbrouck: “Met Jaak Van Assche en zo?”

Nobels: “Jep. En Mandus De Vos, dat was de soulmate van ons moeder. Ze was er kapot van toen hij stierf.

“Als kind kende ik al die mannen, van de gebroeders Verreth tot Tuur De Weert.

“’s Middags ging ik mijn bokes opeten in de kleedkamer van het MTM, en dan stonden de acteurs soms onder de douche, met de gordijnen open!”

© Jimmy Kets

Opbrouck: “Wat deed je vader?”

Nobels: “Hij was politicus. Met andere woorden: ze speelden allebei komedie! (hilariteit) Hij heeft een jaar of tien bij de CD&V gezeten, daarna was hij onafhankelijk schepen.

“Hij was de rechterhand van Bart Somers. Samen hebben ze Mechelen in zijn huidige plooi gelegd en vooral: cultuur op de kaart gezet. Ik ken geen eerlijkere, fijnere politicus dan hij.”

Opbrouck: “Dan hebben wij nóg iets gemeen, beste vriend – (plechtig) het is hier de avond van de parallellen – want mijn vader is óók jarenlang schepen geweest, van Sport en Feestelijkheden. Ook hij kon niet tegen onrecht en onrechtvaardigheid.”

Nobels: “En bij welke partij zat hij?”

Opbrouck: “Een utopische socialist zal ik hem noemen. Dag en nacht was hij beschikbaar, hij zat in werkelijk alle verenigingen, van de kanoclub tot de voetbalclub, was non-stop aan het organiseren en faciliteren.

“In het streng katholieke Zuid-West-Vlaanderen zijn wij thuis héél pluralistisch opgevoed. Daar ben ik ongelooflijk dankbaar voor.”

Nobels: “Die permanente beschikbaarheid herken ik helemaal. Bij ons stond de deur ook dag en nacht open voor Jan en alleman.

“Eén keer is onze ruit ingegooid omdat hij een onpopulaire maatregel had moeten nemen. Daar waren wij als kinderen wel van onder de indruk.”

De trap of de lift

De chef bestelt smeus met garnalen van de Oostendse vissersboot O.191 Romy.

Romy is de enige vrouwelijke reder van de Belgische kust”, weet Nobels.

“Ze levert een fantastisch product.” Maar helaas, er zijn geen garnalen vandaag.

Opbrouck: “Het is te warm, ik hoorde het eergisteren al van een paardenvisser.”

Nobels: “Hoe warmer het water, hoe slechter de schaal- en schelpdieren. Dus geloof niet wat ze op de dijk zeggen: het is géén mosselseizoen. Die zijn volop aan het melken nu, het mosselseizoen is in de winter.”

Opbrouck: “Zulke dingen zouden moeten aangeleerd worden op school. Ik ben zelf een product én pleitbezorger van het vso – het vernieuwd secundair onderwijs – en daar moesten de jongens fruitsalade maken terwijl de meisjes elektriciteit leerden. Voeding mag van mij mee in het onderwijsprogramma.”

Nobels: “Als we iets aan het klimaat willen doen, is voeding de perfecte instap. Je kunt kinderen een hamburger geven, maar negen op de tien weten niet dat daar een koe voor gestorven is.”

Nog een raakpunt: jullie beroepen hebben best wat gemeen. Je moet er om te beginnen een passie voor hebben.

Nobels: “Absoluut.”

Opbrouck: “Vaak hebben mensen de neiging om wat wij doen te romantiseren. Maar er zijn weinig beroepen die gerecenseerd worden – er bestaat geen Michelingids voor journalisten of architecten.

“Terwijl wij elke dag moeten performen, de Champions League moeten spelen voor ons publiek. Ik vind het ook niet erg om recensies te krijgen, maar het is wel een realiteit dat ze onlosmakelijk bij onze job horen.”

Nobels: “Die recensenten weten ook: you cannot take the elevator to success, you have to take the stairs. Als je jarenlang laat zien dat je ervoor gaat en blijft gaan, dwing je respect af.”

Een acteur trekt zijn kostuum aan, een chef zijn koksvest. Zit er iets ritueels in beide voorbereidingen?

Opbrouck: “Ja. De grootste gelijkenis zijn misschien wel de rituelen.

“Op een filmset begint de dag met een lekkere koffie. Een stagiair die een goeie omelet maakt. Samen eten met de ploeg. Het eten is superbelangrijk, da’s een oud procedé. Als het eten niet goed is, gaat het leger in muiterij.”

Nobels: (knikt) “Dat hoeft daarom niet duur te zijn. Het gaat om de echtheid. Je wilt dat feu sacré voelen.

“In ’t Gasthuis in Mechelen, waar we sinds begin dit jaar zitten, bieden we een sociaal-artistieke culinaire beleving. Ik ben een gids door het gebouw, in vijf ruimtes laat ik gasten eten.

“Elke ruimte is ingericht door een beeldend kunstenaar die in dialoog is gegaan met onze cursist. Wij vertellen de verhalen uit zijn thuisland, uit de keuken van zijn grootmoeders. En dat met 100 procent lokale ingrediënten, die in het juiste seizoen klaargemaakt worden.

“Dat is een avondvullend programma, en dat is zéér theatraal.”

Opbrouck: “Van Josse De Pauw heb ik geleerd om na een drukke periode, met lange opnamedagen, te vieren met het gezin. Dan koken we feestelijk en dekken we de tafel met servetten – alles erop en eraan.

“Ik kan zelf wel wat koken, maar mocht ik in de culinaire wereld aan de slag zijn gegaan, zou ik eerder een maître d’hôtel zijn. Ik zie mezelf dat helemaal doen.”

Terwijl Nobels bouwde aan zijn nieuwe verhaal in Mechelen, bouwde Opbrouck een levensgrote bultrug, samen met kwetsbare groepen, daklozen en straathoekwerkers.

Die monarch der zeeën liet hij aanspoelen in het Museum Dr. Guislain, “waar kunst en zorg samen­komen”.

© Jimmy Kets
Je walvis is gebouwd in het kader van Te Gek!?, maar ondertussen is hij een onderdeel van het Instituut voor Onderzoek van de Betovering der Zeeën – IOBZ – dat je hebt opgericht.

Opbrouck: “Frederik Carbon en ikzelf hebben een film gemaakt over de zee. Daarin onderzoeken we onder meer of we een filharmonisch orkest kunnen laten spelen op een zandbank in zee, De Standaard was erbij. Hij gaat in première in het voorjaar van 2025.

“Na de film hadden we kunnen zeggen: klaar, ander project. Door een instituut op te richten creëren we een koepel die een mandaat heeft om, net zoals andere oceanologische instituten, ondernemers, kunstenaars en wetenschappers te verzamelen rond maritieme projecten.

“Ik heb een boek gemaakt met een walvisexpert, we maken steden zeewaardig, en zo zijn er nog initiatieven.”

Heb je steeds meer nood aan kruis­bestuiving, of aan uitbreken?

Opbrouck: “Wat vooral meespeelt, is dat ik me voorgenomen heb om niet meer te preken voor eigen kerk.

“Al enige tijd ben ik weg uit de stadstheaters en kies ik steeds nadrukkelijker voor sociaal-artistieke projecten.

“We zijn aan het kijken wat we nog meer kunnen doen met die walvis, om mensen die geen toegang hebben tot mentale zorg in contact te brengen met iemand die toont dat ze niet alleen zijn. Er is altijd hulp.

“Ik zou bijvoorbeeld graag danstherapie doen rond die walvis, het mentale aspect uitbouwen met een aantal experts en er dan mee op tournee gaan. Overal aanspoelen.

“Dat is geen straatanimatie, hè, dat is … allee vooruit, we zullen het woord gebruiken: verbinding.”

Nobels: “Eten kan ook verbinding zijn.”

Mosselen op hindoewijze

Niet voor het eerst in deze reeks valt de komst van het hoofdgerecht samen met het golden hour en dus hét moment voor fotograaf Jimmy Kets.

Tegen dat onze gasten met de schoenen in de hand, voeten vol zand en opgerolde broekspijpen terugkeren, zijn de frieten koud.

Nobels trekt zonder aarzelen naar de keuken. Even later worden warme frieten geserveerd. In naam van de tafel bedankt Nobels de equipe, maar niet zonder met aandrang te vragen om de koude frieten niet weg te gooien.

“Zero waste, alstublieft”, raspt hij. “Bak ze gewoon nog een keer, we eten dat wel op.”

Hoe is jullie maatschappelijke engagement begonnen?

Nobels: “Tijdens de coronacrisis zat ik thuis in mijn zetel en ik dacht: wat wil ik nog bijbrengen?

“Ik heb een groot rechtvaardigheidsgevoel – op de schoolbanken zat ik naast Fikri, een keitoffe Marokkaanse jongen, die zodra hij buitenkwam ‘vuile zwarte’ naar zijn hoofd geslingerd kreeg. Daar kon ik niet tegen.

“Nog altijd zeg ik tegen de stillere stagiairs, die dreigen het mikpunt te worden van spot: ‘Als er iets is, kom naar de chef, de chef gaat dat regelen.’”

“Wat de doorslag heeft gegeven, is de uitwijzing van mijn souschef in Graanmarkt 13.

“Hij was een vluchteling, die fantastisch werk leverde, en dan ineens het land werd uitgezet op een heel onrechtvaardige manier.

“Dat is een wonde die gaapte, en tijdens corona had ik tijd om daarover na te denken.”

© Jimmy Kets

Opbrouck: “De verruwing, verrechtsing, het racisme dat mijn vrienden van kleur elke dag ervaren, dat is iets waar ik niet passief bij kan blijven.

“Nu ook weer die extreemrechtse rellen in Groot-Brittannië, een land waar diversiteit al relatief lang normaal is. En soms moet je het dan gewoon dóén. Moet je nieuwe Belgen betrekken in een traject …”

Nobels: “… maar je moet het ook kúnnen, hè. Als jij theater maakt met vluchtelingen, komen de mensen wel kijken. Omdat ik Seppe Nobels ben, zit mijn restaurant vol. Maar als Jan met de pet een zaak opent met vluchtelingen, zit daar geen kat. En al zeker niet de bourgeoisie.”

Opbrouck: “Ik heb gefilmd in Fedasil, hier vlakbij, voor een project waarin we aan heel West-Vlaanderen vragen om ‘Min moaten’ te zingen van Flip Kowlier, en dus ook aan de bewoners van het opvangcentrum.

“Wel, we moeten eens beseffen dat de kust wordt bediend door mensen van daar!

“Een bevriende elektricien klaagde onlangs dat hij geen medewerkers vond. Ik zei: ‘Kijk eens naar de mensen bij Fedasil.’

‘Ja, maar daarmee kan ik geen alarm gaan installeren in Kortrijk.’

“Ik vind dat het steeds stuitender wordt. Vandaar mijn beslissing om niet meer te preken voor eigen parochie.”

Nobels: “Ik zal dan de preek wel geven.

“Bij dezen vraag ik vriendelijk aan alle mensen die het project willen bezoeken om te kunnen zeggen dat ze eens bij Seppe Nobels hebben gegeten, en om aan Seppe Nobels te kunnen zeggen dat ze ‘ook aan integratie doen, want hun poetsvrouw is Pools’, wel, aan die mensen wil ik zeggen: het hoeft niet.”

Opbrouck: “Daar zijn we toch al voorbij? Voorbij het stadium waarin je een aflaat koopt voor je eigen gemoedsrust – het is dat wat je wilt zeggen, toch?

“Vroeger werd de sociaal-artistieke sector al te therapeutisch benaderd, maar vandaag is dat al lang niet meer het geval.

“Het feit dat jij het een ‘academie’ noemt, daarin hoor je meteen dat je mensen op een gelijkwaardige basis wilt binnentrekken in deze samenleving, met ijzeren hand ook, maar op niveau.”

Nobels: “Dat wil ik zeggen. Ik wil met onze academie mensen afleveren die klaar zijn voor de arbeidsmarkt.

“Ik droom ervan om ooit op ’t Zand in Brugge een pot mosselen te gaan eten op hindoewijze, want dan wéét ik dat de jongen die in de keuken de mosselen staat te schudden niet gewoon geleerd heeft hoe hij mosselen op z’n Belgisch moet klaarmaken, maar dat hij zijn eigen inbreng heeft gehad en met liefde aan het koken is.”

Was dat het plan, om eerst bekendheid te vergaren en die in te zetten voor je maatschappelijk engagement?

Nobels: “Ik doe altijd alles vanuit mijn buik, à la minute. Maar áls je die bekendheid hebt, vind ik wel dat je er iets mee moet doen.

“Ik ben een vlaggenplanter. Ik durf mijn piket iets verder te zetten dan een ander. Ik wil niet voor de high society koken, maar ik wil een chef van het volk zijn.

“Mijn grote droom is het project naar een wijk te brengen waar mensen wonen die niet het geld hebben om op restaurant te gaan en hen voor 2 à 3 euro bij mij te laten eten.

“Ik zou niet liever willen dan dat mijn restaurant vol zit met zulke mensen.”

Ooit stond je nog als chef op Tomorrowland, waar je best veel geld betaalt om te eten of een stand uit te baten.

Nobels: “Uiteindelijk was dat mijn doorbraak.

“Ik had toen nog geen ster, geen noemenswaardige titels. Ik had Manu Beers (een van de twee broers achter Tomorrowland, red.) leren kennen. Hij had nog geen enkele lokale chef op zijn festival, en toen hebben we een deal gesloten.

“Evenementen doe ik heel vaak. Zo hebben we onlangs in het Smak gekookt voor de zestig Europese ministers van Migratie en Integratie.”

Doe je dat voor iedereen of trek je ergens een grens? Mag, bijvoorbeeld, Fernand Huts bellen?

Nobels: (op dreef) “Graag, omdat hij naast de stad Antwerpen de meeste mensen met een migratieachtergrond tewerkstelt.

“Wie komt er niet in? Multinationals als Bayer, Monsanto, Coca-Cola.

“Ik ben diehard tegen pesticiden, tegen mensen verslaafd maken aan suiker. Maar je moet oppassen met het uitspreken van die namen.

“De Amerikaanse chef Dan Barber heeft dat gedaan en hij krijgt al een jaar politiebewaking.”

Opbrouck: “Nu goed, zulke spelers gaan jou misschien ook die vraag niet stellen.”

Hoe zit dat bij jou, Wim? Stel nu dat ze van Thuis plots aan de lijn hangen.

Opbrouck: “Alsjeblieft, zeg! Ik respecteer de makers en spelers van Thuis enorm. Die cultuurpolitie is allang naar huis gestuurd.

“Pas op, in de jaren 80 was dat ondenkbaar, maar vandaag gelukkig niet meer.

“Studio 100? Perfect ambachtschap. Laat duizend bloemen bloeien, want de tijd van hokjesdenken is echt voorbij.”

Dus zei je volmondig ja op de vraag om Bake off Vlaanderen te presenteren?

Opbrouck: “Ik heb eerst gevraagd of ik mijn goesting mocht doen, en toen dat het geval bleek, heb ik twee dingen gedaan.

“Ik heb een pak besteld – (schalks) voor de meerwaardezoeker: dat is het pak dat Dirk Bogarde draagt in de film Death in Venice – en ik heb inhoudelijk ingezet op de waanzinnigste intro’s en een diverse casting. En het werkt.

“Onlangs was ik in Laken. Doorgaans word ik daar niet zo vaak herkend, maar ineens vroeg een vrouw met een hoofddoek om een selfie. Haar dochter keek naar Bake off Vlaanderen. Echt gek is dat niet, want zij worden daarin gerepresenteerd.”

Nobels: “Ik heb twee jaar Grillmasters gedaan, omdat ik zo eindelijk eens op tv kon laten zien dat er mensen zijn die van barbecueën hun passie hadden gemaakt.

“Dat barbecue meer is dan een kippenbil op de rooster gooien, met een snee tomaat en wat geraspte wortelen erbij. Maar goed, vandaag zou ik andere accenten leggen.”

Nu maak je het geweldige Restaurant Misverstand, een tv-programma waarin je een keukenteam van mensen met jongdementie aanstuurt.

Nobels: “Die mensen hebben allemaal een zware medische diagnose gekregen en ik wil hen het gevoel geven dat ze belangrijk zijn voor mij.

“Ik zie die mensen graag, en zij zien mij graag. Voor mij is het belangrijk dat zo’n project geen windowdressing is.”

Ook op dat vlak hebben jullie een link.

Opbrouck: “Inderdaad: Het Ventiel, een buddywerking voor mensen met jongdementie. Ik zit in het bestuur.”

Nobels: “Fantastische organisatie.”

Opbrouck: “Weet je wat zo fijn is aan Het Ventiel? Dat de focus artistiek is.

“Zij hebben geen gebouw, dus gaan ze beeldhouwen of schilderen in de Academie voor Schone Kunsten in Harelbeke, of Kortrijk, ze gaan paardrijden, ze spelen toneel met de buddy’s.

“En onlangs heb ik beseft dat ik als persoon, als Wim, veel meer kan betekenen voor de buddy’s.

“Ik kan zorgen voor de zorgers door hen een luisterend oor te bieden, hen op de schouder te hijsen, een zoen te geven en te zeggen: ‘Goed bezig.’”

Iets anders. Het woord ‘klimaat’ is al gevallen. Hoe belangrijk is het klimaat voor jullie? Of duurzaamheid?

Nobels: “Goh, dat is zo’n gigantisch containerbegrip.

“Vier jaar geleden kreeg ik de eerste groene Michelinster van België omdat ik met lokale, seizoensgebonden groenten werk – voor mij is dat evident.

“Vandaag probeer ik in te zetten op duurzame werkgelegenheid door cursisten op te leiden die gepassioneerd met een vak bezig zijn en niet om de twee weken met een ziektebriefje afkomen.”

Opbrouck: “In het Afrikaans is er een prachtig woord voor, volhoudbaarheid. Daar is alles mee gezegd. Hoelang houden we het vol?

“En kijk dan alsjeblieft niet naar je buurman, maar veeg voor eigen deur. Ik composteer, ik mijd plastiek, ik heb een lapje grond gekocht dat ik laat verwilderen en waar ik inzet op biodiversiteit.

“Het is geweldig om te zien, er komen egels, vleermuizen, op de meidoorn zitten zangvogels …

“Maar wat ik dan zo beangstigend vind, is dat alles weer tenietgedaan wordt door één vrucht of één stuk vlees te eten.”

Nobels: “We moeten af van het culpabiliseren van mensen.

“Wat veel erger is, is al dat plastic in de supermarkt. En ja, ik rijd elke dag met de auto naar het werk, want ik moet te allen tijde weg kunnen. Maar ik heb zeven plaatsen en als ik naar huis rijd, kan iedereen een lift krijgen. En al mijn cursisten hebben een treinabonnement.”

Opbrouck: “Dat is hetzelfde voor die diversiteit: onze sector moet die altijd incarneren, anders worden we ter verantwoording geroepen.

“Maar in mijn hele carrière ben ik nog nooit gefotografeerd of geïnterviewd door iemand van kleur.

“In de filmwereld wordt ingezet op zo weinig mogelijk vliegen, festivals moeten herbruikbare bekers hebben: er wordt enorm gekeken naar cultuur. ­MeToo, toxisch leiderschap: wij zijn de eersten van wie verandering geëist wordt.”

“Maar bon, ik vind dat eigenlijk niet slecht. Het betekent dat het een maatschappelijk belangrijke sector is.

“En waar en wanneer is België ontstaan? Door een culturele revolutie na De stomme van Portici in 1830, op de trappen van het theater.

“Waar wordt er geprotesteerd? Op de trappen van de Bastille in Parijs of die van de Beursschouwburg.

“De grote culturele omwentelingen beginnen op de trappen van het theater.”

© Jimmy Kets

Op de trappen van het strand zetten we het gesprek nog even voort. Nobels is zijn natte schoenen gaan wisselen voor de slofjes van het hotel, en onderweg is hij Tom Lanoye tegen het lijf gelopen.

Het blijkt het startschot voor een aaneenrijging van anekdotes uit de cultureel-culinaire wereld. Met als bottomline een ijzeren wet van Nobels:

“Een restaurant waar vijf acteurs zitten, daar is het eten goed.”

Bullebakbaas

Onze gasten verschijnen fris en monter aan het ontbijt. Wim Opbrouck brengt de serie The Bear ter sprake.

“Ik heb heel veel culinaire films gezien. Altijd wordt eten slecht in beeld gebracht. In The Bear is dat fe-no-me-naal. Dat komt door één man: Matty Matheson. Zelf een beer, volgetatoeëerd. In Toronto heeft hij meerdere restaurants, urban farming, korte keten.”

Nobels: “Ik zou moeten kijken, maar ik heb geen tijd. Als ik even privé vrij heb, probeer ik alle schermen zo hard weg te duwen. Vervelend, want dan kan ik over veel niet meepraten.”

Opbrouck: “Je gaat veel herkennen, los van het koken.

“Waar ik zo van houd, is dat het zo positief is, het straalt heel veel medemenselijkheid uit. Terwijl keukens toch de reputatie hebben van roepen, tieren en vloeken, hoewel ik denk dat dat wel voorbij is.”

In hoeverre is dat vandaag zo, Seppe?

Nobels: “Af en toe kom ik dat nog eens tegen en dan is dat heel hard schrikken. En natuurlijk heb ik het tijdperk van de bullebakchef meegemaakt.

“Maar dat zelf zijn? Ik kan weleens naar een bijkeuken gaan waar verder niemand is en uit mijn krammen schieten. Dat is dan bij een fout die niet mocht gebeuren of omdat er iets onrechtvaardigs is gebeurd.

“Maar ik heb nog nooit in mijn hele leven – nog nooit! – tegen mijn personeel geroepen.”

Zijn daar leermomenten aan vooraf gegaan? Je was nog maar 28 toen je Graanmarkt 13 opende.

Nobels: “Ik werkte met een team van mensen die allemaal elders hadden gewerkt, op topplekken. Ik kon onmogelijk de klik maken dat ik hun chef was.

“Eigenlijk waren we allemaal copains, na het werk gingen we samen pinten pakken. We gingen voor elkaar door het vuur en dat was ook deel van het succes. Maar ik was geen chef.

“Ik heb daar hard mee geworsteld. Je beseft dat dat het moeilijk maakt om kordaat te zijn.”

“Ik had aan de mama van mijn kinderen gevraagd om een jaar loopbaanonderbreking te nemen om mee die zaak op te starten. Dat was mijn grootste kemel.

“In de badkamer stonden we te discussiëren over een werknemer die Sharon niet bekwaam vond.

“Aan de afwas waren wij bezig over het rapport van de klein mannen. Onze privé? Die moesten we er ergens tussen nemen.

“Tot je toch een beslissing moet nemen: uit elkaar gaan of stoppen met samenwerken.”

Opbrouck: “Ik ben altijd een creatief ondernemer geweest. Op mijn veertiende was ik al frontman van een groep. Dat is toch ook een leidinggevende positie, een beetje een haantje zelfs. Maar kijk, we bestaan nog altijd.

“Ze zeggen dat goede ondernemers weinig verloop hebben. (lacht) Het zal dan wel in mij zitten. Karren trekken, ook als het gaat over het bedenken van programma’s zoals De bende van Wim, ik doe het al mijn hele leven.”

Toen Johan Simons vertrok als artistiek leider van NT Gent, ben jij hem opgevolgd.

Opbrouck: “Het is nooit mijn ambitie geweest om directeur te worden van zo’n grote instelling. Ik had de leiding over 125 fte’s of fulltime-equivalenten. Ik had zelfs nog nooit van die afkorting gehoord.

“Raden van bestuur, vakbonden, ondernemingsraad, noem maar op: ik deed dat heel graag. Ik nam mij voor dat het niet mocht mislukken.

“Het eerste wat ik gedaan heb, is een team bouwen met mensen die slimmer zijn.”

Heb je spijt dat het voorbij is?

Opbrouck: “Nee, een theaterdirectie mag geregeld veranderen, zodat de satellieten rond de zon niet te groot worden.”

Nobels: “Ik ben bevriend met veel acteurs en ik moet zeggen dat ik toen niks dan lof gehoord heb over jou.”

Hoe zien jullie de toekomst?

Opbrouck: (peinzend) “Moeilijke vraag. Het hangt ervan af hoe er gekozen wordt in Amerika.”

Nobels: “Ik denk dat we ons gelukkig mogen prijzen dat er zoveel toppers zijn in de culturele wereld die een glimlach geven aan de mensen op straat, die de goede smaak op de tong willen leggen en het geluk laten proeven. Die brigade moet het rechthouden.

“Als acteurs de angst die op straat wordt gezaaid gaan overbrengen naar de zaal, dan zijn we verloren.”

Als je echt iets wilt veranderen, moet je aan de knoppen van de macht zitten, wordt gezegd. Jullie zijn allebei zonen van politici.

Opbrouck: “Het is mij al meermaals gevraagd, vanop het hoogste niveau. Maar ik zou dat echt niet goed kunnen.

“Ik kan wel in denktanks zitten om zo het beleid mee te vormen, dat doe ik ook. Ik heb altijd geleefd met hoop. Ik ken mijn geschiedenis, ik zie de golven.

“Wat nu gebeurt, is raar. Er is veel agressie in de wereld. Maar er is ook veel zorg en beleefdheid. Er zijn pluktuinen, sociaal-artistieke projecten. Er is veel schoonheid.

“Als ik straks hopelijk die walvis gefinancierd krijg, dan gaat die aanspoelen in Charleroi, Borgerhout, noem maar op.”

“Hoe de toekomst eruitziet? Veel inclusiever.

“Agree to disagree, dat kan blijkbaar niet meer. Niet meer zoals onze vaders dat konden: samen een pint gaan drinken, zelfs al is er geen compromis gesloten. Ik zie de wereld verruwen en verscherpen.

“Wel, ik hou mij vast aan de glimlach en de beleefdheid van iemand die een ander de straat over helpt. De doeners, hen hebben we nodig. Brengt het altijd iets bij? Mij geeft het alleszins energie.”

Is opa Opbrouck het niet aan zichzelf verplicht om die energie, en die hoop, te koesteren?

Opbrouck: “Ik denk vaker na over die vraag nu ik opa word.

“Welke wereld wil ik voor mijn kleinkind? Een wereld waarin er goede zorg is, naast een rechtvaardige overheid, gastronomie, kunstbeleving.

“Cultuur is voor mij ook sport, daar mag voor gejuicht worden. Dat is van ons.”

Nobels: “De woorden ‘van ons’, die wil ik heel graag terug. Want die woorden zijn mismeesterd, terwijl dat juist iets heel schoons is.

“Als iets van ons is, en je bent er trots op, steek het dan in de lucht.

“En pas op, met ‘van ons’ bedoel ik: van ons allemaal.”

www.iobz.be


Een zomer lang komen twee mensen bij valavond samen aan de branding in Oost­ende.
In het decor van het Thermae Palace Hotel wordt van ’s avonds tot ’s ochtends ontmoet en gepraat.
Met de blik op de horizon gaan we van vloed naar eb, en helemaal terug. 


Seppe Nobels en Wim Opbrouck
Seppe Nobels en Wim Opbrouck
© Jimmy Kets

Lees ook

Lees hier de andere gesprekken



Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven