Geen journalist leidde zoveel publicaties als Karel Anthierens. Hij overleed vandaag, 87 jaar oud.
Marc Reynebeau – De Standaard
Marc Reynebeau neemt afscheid van Karel Anthierens
Pas rond zijn 85ste begon Karel Anthierens (1935-2022) zijn eerste boek te schrijven, Gedane zaken. Hij publiceerde het als een bescheiden privé-uitgave, waarvan uitgeverij Epo eerder dit jaar een commerciële editie uitbracht.
Niet dat hij het schrijverschap ambieerde. Dat deed hij al niet in de journalistiek, al bracht hij zijn hele professionele leven in dat vak door en had hij daarin een benijdenswaardige reputatie.
Wel bleef hij meestal nooit lang waar hij was, niet omdat hogere salarissen hem lokten, maar allicht uit verveling, om na verloop van tijd weer iets anders te doen.
Kranten, magazines, familiebladen politieke publicaties, groot en klein, hij is overal aan de slag geweest.
Zelfs nadat hij met pensioen was gegaan, kon hij het niet laten om nog even hoofdredacteur te worden van de stadskrant Deze Week in Brussel.
In Gedane zaken schreef Anthierens op een zakelijke toon zijn herinneringen aan zijn lange en erg gevarieerde carrière in de Vlaamse media uit.
Die variatie – de term jobhoppen was nog niet uitgevonden – was ongewoon omdat tussen die media lang hoge ideologische beschotten bleven staan.
Het was allerminst de gewoonte dat pakweg een journalist van een katholieke krant zomaar zou overstappen naar een redactie van een liberale uitgever.
Voor Anthierens, hoewel immer een vrijzinnige die daar nooit een geheim van maakte, vormde dat nooit een probleem.
Ook niet om hoofdredacteur te worden van Het Volk, de krant van de christelijke arbeidersbeweging, tot ze in 1996 door Het Nieuwsblad werd overgenomen.
Daarna verkaste Anthierens naar het, toch in theorie, liberale Het Laatste Nieuws.
Musti
Hoe anders de zeden in medialand waren: in Gedane zaken valt tussen de regels te begrijpen dat het niet helemaal toevallig is dat het tekenfilmfiguurtje Musti sterk doet denken aan Dick Bruna’s creatie Nijntje.
Maar de uitgeverij Dupuis in het Waalse Marcinelle, die zich, behalve in weekbladen als Humo ook in strips specialiseerde en waar Anthierens algemeen hoofdredacteur was, had nu eenmaal zo’n figuurtje nodig voor haar tekenfilms en er viel met Bruna nu eenmaal geen akkoord te sluiten.
Het klinkt als een cowboyverhaal, maar het illustreert vooral hoe groot het verschil is met hoe media vandaag opereren, zeker in de digitale wereld: professioneler, met veel meer ondersteunende diensten, zowel in marketing en promotie, als technisch en in vormgeving – en met veel strakkere regels.
Indertijd kwam bij het maken van een blad, de taak van veel kleinere redacties die veel meer zelf te doen kregen, vaak veel improvisatie kijken.
Gestroomlijnde routine was er maar zelden bij, ook in de drukkerij. Toen hij er hoofdredacteur was, gebeurde het weleens dat Anthierens een Humo zag verschijnen met slechts de helft van de voorziene kopij, omdat er per abuis een halve Moustique, het Franstalige zusterblad, in geniet was.
Al had dat improviseren ook voordelen. Bij het eerder conservatief-katholieke Dupuis sprak haast niemand Nederlands, waardoor de Vlaamse redacties weinig censuur of ideologische bezwaren uit Marcielle te vrezen hadden.
Gevoeligheid voor taal
Anthierens ontwikkelde zijn talent niet als interviewer of reporter, maar als organisator, leider en coach, soms als crisismanager, van redacties.
En als eindredacteur – en dat in een tijd dat nog veel Vlaamse bladen een Nederlander in dienst hadden om over het zuivere Nederlands te waken.
Tot het eind van zijn leven bleef Anthierens zich ergeren aan slordig taalgebruik.
Als Humo in zijn gloriejaren onder meer vanwege zijn levendige taal voor jongeren een cultureel-emancipatorische rol kon vervullen, lag dat mee aan Anthierens’ zorg voor spits Nederlands, een opdracht die zijn opvolger Guy Mortier vanaf 1969 voortzette.
Toen hij bij Humo wegging, de tijd waarover hij in Gedane zaken de warmste herinneringen koestert, was het lang niet meer dat brave, met veel vervolgverhalen gevulde weekblad dat hij er in 1960 had aangetroffen.
Het was het blad geworden waar de meestal jonge journalisten zich konden profileren volgens de stijl en interesses van hun generatie. Anthierens gaf hen daar de ruimte voor.
Gevoeligheid voor taal had Karel Anthierens gemeen met zijn twee broers die eveneens in de journalistiek waren gestapt.
Jef, de oudste, een altijd geprezen bladenmaker, en Johan, de jongere, die veeleer een brokkenparcours volgde, eerst liever met grafiek in de weer was voor hij dat polemische en ook snel populaire schrijftalent werd.
Cartoons
Karel, in het dagelijkse leven altijd erg stabiel en goed georganiseerd, leek vanuit die vastigheid altijd een bijzondere verantwoordelijkheid te voelen voor het welzijn van zijn meer chaotische jongere broer, zowel privé als professioneel.
Nadat Johan begin 1982 met veel branie en ambitie zijn eigen satirische weekblad De Zwijger had opgericht, botste hij financieel en journalistiek snel tegen zijn limieten aan.
Karel verruilde toen zijn baan bij het weekblad Knack om als redactiesecretaris Johan en De Zwijger wat organisatorische orthodoxie bij te brengen. Maar tevergeefs, het blad ging midden 1984 roemloos ten onder.
Karel was toen al andere horizonten gaan opzoeken, als hoofdredacteur van het weekblad Panorama, dat hij tot een kweekvijver van journalistiek talent maakte.
De breedte en het relatief rustige ritme van magazines pasten Anthierens het best.
Onder zijn leiding kende het blad, zeker journalistiek, zijn beste jaren. Ook omdat Anthierens er een andere passie kon uitleven, wat hij elders al eerder deed: nieuwe cartoonisten opsporen en een kans geven.
Gal, Zak, Quirit, allen zijn ze door Anthierens ontdekt.
De passie voor de getekende humor heeft hij zelfs institutioneel bestendigd, nog lang na zijn pensionering, als stichter en organisator van Press Cartoon Belgium, dat elk jaar de beste cartoons uit de Belgische pers bekroont.
Ook dat is een gedane zaak, en dat boekje, dat was omdat ‘ze’ erom bleven vragen.
Lees ook
Vul hieronder de zoekopdracht Postuum in en vind meer berichten.
Bron: De Standaard