Psychiater Uus Knops – We leven in een tijd van quick fixes – Konijntje dood, morgen een nieuw konijntje

© Eva Donckers

De dood van haar broer Casper toonde haar hoe diep verlies kan snijden, als psychiater sloeg Uus Knops daarna “het rouwpad” in. Ze werkt rond rouw, ze schrijft erover en ze droomt van een samenleving die daar meer ruimte voor laat. Maar ze pleit ook voor zorgvuldigheid wanneer we het over verlies hebben. “Op den duur noemen we alles rouw”, zegt ze. “Misschien moeten we het gewone verdriet herwaarderen.”

Lieve Van de Velde – De Standaard


Wat je doet, raakt aan zoveel dingen en tegelijk draait het vaak om hetzelfde: verdriet, afscheid, loslaten, tristesse. Mag ik je rouwtherapeute noemen?

“Er is een tijd geweest dat ik me verzette tegen het woord ‘rouwtherapeut’. Of ‘rouwdeskundige’. Het was te nauw, te negatief. Maar intussen heb ik er vrede mee. Want er heeft zoveel met rouw te maken, er zijn zo veel verlieservaringen, los van dood en overlijden. En ik besef dat veel van de dingen die mij boeien en waar ik graag mee bezig ben, samenkomen in rouw en verlies.”

© Eva Donckers

WIE IS UUS KNOPS?

Er was een tijd dat Uus Knops door de media vooral gebeld werd rond 1 november, want er moest een stuk over doodgaan zijn. En zij had naast psychiater ook het woord rouwtherapeut in haar digitale handtekening staan, dus wie anders?

Intussen reikt haar impact verder.
Dat blijkt uit de drie boeken die ze alleen al de voorbije maanden uit heeft gebracht. Het alfabet voor groot verdriet, een rouwboek voor kinderen.

Zijn we nog vrienden?, dat ze samen met therapeute Julie Minnaert schreef over vriendschapsverlies en Hoe zware dagen dragen.

Voor dat laatste ging ze met tien mensen – van Annelies Verlinden tot Dirk De Wachter – praten over hoe zij omgaan met de zwaardere momenten van het leven.

Intussen is haar oerboek Casper, een rouwboek uitgegroeid tot een klassieker in de rouwliteratuur. Ze schreef het in 2018, in het rouwproces om haar broer Casper, die intussen bijna twintig jaar geleden om het leven kwam tijdens een rugzaktrip in Venezuela. 

En ze is ook een van de bezielers van de Onumenten, de rust- en gedenkplaatsen voor de slachtoffers van de covid-epidemie en bij uitbreiding voor iedereen met een verlieservaring. 


Er zit ook veel persoonlijks in. Er is het verlies van je broer Casper en je kreeg zelf ook twee burn-outs. Die wisselwerking tussen wat je professioneel doet en je eigen leven is geen toeval, vermoed ik?

“Nee. Als mijn broer niet gestorven was, dan was ik dat rouwpad niet ingeslagen. Het is niet zo dat ik als kind al boeken over dood en rouw aan het verslinden was. Ik denk veel na over wat ik zelf ervaar en probeer dat dan open te trekken naar een groter geheel.

“Het eerste wat ik schreef en dat naar buiten kwam, was een stuk voor Charlie Mag over de burn-out die ik zelf als psychiater doormaakte. Er kwam ongelooflijk veel reactie op. Lezers herkenden zich erin en vonden net die persoonlijke ervaring inspirerend. Dat sterkte me in de gedachte dat je vanuit jezelf en de reflectie daarop mensen kan raken.”

“Bij de dood van Casper had ik dat inzicht nog niet. Toen heb ik het omgekeerde gedaan, en mijn persoonlijke ervaring echt afgesplitst van het professionele. Pas doorheen de jaren liet ik mijn rouw binnenkomen en daardoor kreeg ik veel meer oog voor verlieservaringen.

“Wanneer in teamvergaderingen iemand iets opperde als ‘het is nu toch al tien jaar geleden dat zijn moeder is overleden, dat zou nu toch niet meer moeten spelen’, dan was ik degene die een hand opstak met een ‘ha-llooo?’.”

Wat hebben jouw burn-outs je geleerd over het leven?

“Natuurlijk spelen er persoonlijke ervaringen, maar daarnaast heb ik toch ook echt gezien hoe het bredere plaatje speelt, en hoe complex we het leven maken als mens en maatschappij. Er is zo’n veelheid aan mogelijkheden en kennis dat we echt een keuze-expert moeten zijn om de weg niet te verliezen.

“We leggen onszelf zoveel vraagstukken op. Kiezen wat we wel en niet doen, waar we ons wel en niet druk over maken.

  • Aan welke verwachtingen kom ik wel of niet tegemoet?

  • Wat heb ik te accepteren en waar kan ik zelf iets aan doen?

  • Ik weet dat ik moet sporten, maar ga ik naar de yogaclub of doe ik het met Youtube, in groep of solo?

  • Koop ik in de supermarkt biologische nootjes, of waren dat nu net die nootjes waar kinderarbeid aan kleefde?

“Elke keuze heeft gevolgen, en rond elke keuze hangt een sociale druk.

“En dan is er nog die stortvloed aan beelden, dat eindeloze scrollen, waarin nog meer opties opduiken en onze aandacht nog meer gegijzeld wordt. Dan besef je toch: er is nooit meer rust.”

Maken je eigen ervaringen met rouw en burn-out van jou dan ook een betere therapeut?

“Daar heb ik lang over nagedacht en getwijfeld, en dat doe ik nog altijd. Maar ik denk het wel eigenlijk. Ik denk dat het me empathischer maakt, en dat het verbindend werkt als ik aan een patiënt kan laten voelen dat ik hem begrijp omdat ik iets gelijkaardigs heb meegemaakt. Misschien heeft het iets hoopvols en voelt zo iemand zich dan minder alleen.”

“Maar het blijft altijd afwegen en zoeken. Doordat ik me erg bereikbaar opstel, krijg ik veel vragen en verhalen toegestuurd. En dat maakt het wel zwaarder, op alle fronten. Soms zijn het kleine verzoeken, maar er zit altijd een groter verhaal achter. Alleen al daarmee bezig zijn, zou een voltijdse job kunnen zijn.

“Zo was er iemand die vertelde over een vriendin die op sterven lag en die graag nog een boekje wou om gedachten in na te laten. En of ik een idee had van wat en hoe. Daar kan je met één lijntje snel op antwoorden, maar tegelijk sijpelt dan ook het besef binnen dat ergens een vriendin aan het sterven is.”

Het is veelzeggend dat vragen over rouw in jouw mailbox belanden en mensen er niet mee terechtkunnen in hun omgeving. Hebben we het als maatschappij nog altijd lastig met rouw?

“We weten niet altijd hoe we ons moeten gedragen bij verdriet, hoe we kunnen troosten. We leven in een tijd van quick fixes. Konijntje dood vandaag, morgen een nieuw konijntje. Wat kapot is, moet hersteld worden. Maar zo gaat het niet.

“Je kan een overledene niet weer tot leven wekken om iemands rouw te verlichten, je kan iemand die treurt om een verloren vriendschap niet troosten door andere vrienden voor te stellen. Dat is ook niet de hulp die mensen op dat soort momenten nodig hebben.

“Wat je wel kan doen, is erkenning geven aan verdriet. Naast iemand op een bankje zitten, samen zuchten, samen zwijgen, dat is al heel veel. Laat het verdriet gewoon zijn. Ik denk dat we daar meer dan vroeger last mee hebben, omdat we zo gericht zijn op praktische oplossingen en menselijke maakbaarheid.”

Het is toch ook niet altijd simpel. Mensen zeggen of schrijven gewoon “sterkte” omdat ze niet weten wat anders te zeggen.

“Ja, onhandigheid en onwennigheid spelen natuurlijk ook.

“Het is makkelijker om aan iemand die rouwt praktische vragen te stellen dan naar gevoelens te vragen:

  • Ben je al terug aan het werk?
  • Hoe oud was hij?
  • Ga je hem begraven of cremeren?

“Niet dat er iets mis is met die andere vragen, maar het is fijn om die twee dimensies te hebben.”

© Eva Donckers
En je pleit dus ook voor stilte?

“Ja, ik denk dat je ook in stilte kunt samen zijn op momenten waarop je het lastig heb. Gewoon samen zitten, elk met iets anders bezig, of niet bezig, of in stilte wandelen, eventueel aan een van de Onumenten, dat is soms echt genoeg. Dat is voor mij de opperste vorm van acceptatie van wat er is en van wat je voor elkaar betekent. ”

In de klassieke theorie van Elisabeth Kübler-Ross, die intussen het meest ingeburgerd is, ging men ervan uit dat rouw een proces is waarbij je verschillende fasen doorloopt om dan uit te komen bij aanvaarding. Jij ziet het anders.

“Ik raak er in elk geval steeds meer van overtuigd hoe belangrijk het is dat mensen wat kennis opdoen over rouwen. Maar in de praktijk werkt dat idee van die opeenvolgende fases voor veel mensen niet. Het is aantrekkelijk, omdat je de indruk hebt dat rouw eindig is en je op een bepaald moment aan de andere kant van de tunnel uitkomt. Maar is dat zo?

“Ik volg andere modellen, en het beeld dat voor mij een rouwproces symboliseert, is dat van een bootje op de rivier met aan de ene kant een verliesoever en aan de andere kant een hersteloever. Je landt nu eens op de ene, dan weer op de andere, de hele rivier lang.”

“Ik merk dat dat herkenbaar is, zowel voor wie rouwt zelf als voor de omgeving. Dat laatste is belangrijk: het is niet omdat je collega staat te dansen op het personeelsfeest dat haar rouw voorbij is. Het is niet omdat die vriendin twintig jaar later nog huilt om haar miskraam dat ze in een pathologische rouw zit.

“Als een rouwtouwtje, zo zie ik het ook. Een touwtje dat je verweeft in het vlechtwerk van je leven. Soms zit het achteraan, soms weer vooraan. Het verbindt je ook voor altijd met wie overleden is. Zo loopt het ook in mijn leven, waarin de rouw om Casper wordt verweven in de dingen die ik doe.”

Met het boek over vriendschapsverdriet heb je het ook over een andere verlieservaring, de pijn die we kunnen voelen bij een vriendschap die stopt.

“Ja, dat is een van de verlieservaringen in de brede zin. En het verdriet dat daarmee gepaard gaat, mag ook gerust erkend worden. We zijn dat niet altijd gewend.

“Het fenomeen kwam voor het eerst aan bod in Een klein afscheid dat ik met Joris Hessels schreef, over afscheid nemen van mensen die er wel nog zijn.

“Toen ik op Radio 1 ooit het woord vriendschapsverdriet liet vallen, kwamen daar enorm veel reacties op. Mensen die verbaasd waren dat er een woord bestond voor wat ze voelden, dat wat ze voelden ook terecht was en dat ze daar gerust over mochten praten.”

© Eva Donckers
Het valt op hoe we vooral de voorbije twee jaar expliciet over vriendschapsverlies zijn gaan praten. Vanwaar komt dat plots?

“Ik denk simpelweg dat we de rol van vriendschap meer zijn gaan waarderen. Misschien omdat de rol van familie aan het verkleinen is. De tijd van de grote families die onder de kerktoren wonen en die op elkaar zijn aangewezen, is wat voorbij. Daardoor vallen we meer terug op vrienden, we gaan er bewuster mee om. We hebben er intussen ook aparte woorden voor: chosen family, framily, extended family … En hoe intenser je met mensen omgaat, hoe meer vrienden je hebt, hoe groter de kans ook dat het daar in misloopt.”

“Vermoedelijk spelen ook de sociale media mee, en Whatsapp maakt het allemaal nog explicieter. Zien dat je berichtje gelezen maar niet beantwoord wordt, merken dat je uit een Whatsappgroepje gegooid bent, het zijn dingen die de relatie met vrienden heel expliciet maken.

“Vriendschap blijft hoe dan ook de meest onderschatte vorm van liefde. En als het een vorm van liefde is, is het verdriet om vriendschapsverlies ook een heel valabele vorm van verdriet.”

“En het leeft. Al een tijd merk ik dat elk bericht over vriendschapsverlies dat ik op Instagram post, echt veel en intense reacties oplevert. Mensen die vertellen hoe ze daaronder lijden, hoe ze dat aan niemand durven te vertellen, hoe ze zich daarvoor schamen.

“Een paar weken geleden gaf ik samen met Raounak Khaddari, die ook over vriendschapsverlies schreef, een voordracht op Faar (het non-fictie boekenfestival, red.) in Oostende. We vroegen aan de zaal wie vriendschapsverdriet had, of gekend had. Iedereen in de zaal stak zijn hand op.

“Het is natuurlijk geen objectieve steekproef, ze zaten wellicht niet zonder reden in die zaal. Maar het feit dat ze zelf zagen met hoeveel ze hetzelfde voelden, was voor die mensen zo veelzeggend. Het mooiste moment van de dag, hoorde ik achteraf. We hebben dat gewoon nooit eerder benoemd, en vaak weggewuifd met een ‘ach, het is niet zo erg’-gebaar.”

Omdat we vriendschap altijd als iets vanzelfsprekends beschouwden? Zoals jullie ook schrijven: er is geen vocabularium voor vriendschap. Er zijn geen rituelen …

“En er zijn dus ook geen markeringen. In een relatie heb je vaak al een datum, al is het maar van de eerste kus. Bij vrienden loopt dat allemaal veel vager. In de lagere school en in onze tienerjaren willen we dat nog wel eens expliciet maken, dan noemen we elkaar onze beste vriend of bestie, of knopen we vriendschapsbandjes, maar als volwassene verliezen we dat discours.”

We hebben ook niet de gewoonte om over onze vriendschap te praten met vrienden, niet zoals we dat met een partner doen.

“‘Hoe zit het nu met ons?’ ‘Hoe voelen we ons bij elkaar?’ Het zijn vragen die de meeste mensen niet stellen aan hun vrienden. We voelen ons daar wat onwennig bij. Misschien is het een cultureel iets. Iets Vlaams. Volgens Raounak Khaddari doen Nederlanders dat al veel makkelijker, hun vriendschap evalueren.”

Het is ook moeilijk om te zeggen wat het is, vriendschap. Weet jij het?

“Ik zweer het, toen ik aan het boek bezig was, zag ik dat al als mijn meest gevreesde journalistenvraag: ‘definieer vriendschap?’ Je kunt daar op zoveel manieren op antwoorden, en eigenlijk is het iets wat je weet zonder het te weten.

“Ik wil zelfs niet proberen om daar een definitie voor te vinden. (lacht) Je herkent het als het er is.

“Voor mezelf zou ik zeggen: echte vrienden zijn die mensen met wie je na een concert of een feestje nog aan de fietsenstalling, met je sleutels in de hand, aan het echte gesprek van de avond begint. Of met wie je op een etentje nog uren blijft babbelen over de diepste dingen, terwijl je dessertbord al lang leeg is.”

Is het rouwen wat we doen, wanneer een vriend uit ons leven verdwijnt?

“Dat kan zeker, je kan rouwen om mensen die nog leven. Maar soms durf ik wel te denken dat de slinger wat is doorgeslagen. Waar rouw vroeger geen daglicht mocht zien of sociale aandacht kreeg, hellen we misschien nu wat over naar de andere kant en noemen we op den duur alles rouw. Daar ben ik niet zo’n voorstander van. Misschien moeten we het gewone verdriet herwaarderen. Niet elk vriendschapsverdriet moet rouw zijn. Niet iedereen wiens hond sterft, moet in rouw zijn.”

Waar zit dan het verschil?

“Rouwen is voor mij een veel intenser, langduriger gegeven. Als je twee moeders naast elkaar zou zetten, en de ene rouwt om het verlies van een kind en de andere om het legenestsyndroom omdat haar kind op kot zit, dan voel je toch onvermijdelijk een ander soort intensiteit.

“Ik hoorde op Faar Mirjam Rotenstreich, de echtgenote van A.F.Th. van der Heijden een lezing geven over hun verongelukte zoon Tonio en de boeken die ze daar allebei over schreven. Dat is niet gewoon verdriet. Door naar haar te luisteren voel je die pijn en hoe die je dagen en nachten bepaalt, je niet meer loslaat.

“Als we het dan over collectieve rouw hebben als België een voetbalwedstrijd verliest, dan denk ik dat we erover gaan. Natuurlijk is dat allemaal relatief en subjectief, en natuurlijk is dat ook een semantische discussie, maar toch is het veelzeggend.”

Het is een beetje zoals met het woord “trauma”: een voorbeeld hoe therapietaal de laatste jaren is doorgesijpeld naar het gewone taalgebruik.

“Dat is zo: trauma, narcisme, toxisch … Wellicht komt dat doordat het taboe op psychiatrische stoornissen en psychische moeilijkheden steeds kleiner wordt. En als je de dingen waarmee je zit kan benoemen met therapeutische begrippen, hebben mensen wellicht het gevoel dat ze meer erkenning krijgen voor wat ze voelen en meemaken, dat ze serieus worden genomen.

“Als je vertelt dat je weg bent bij je partner en je voegt eraan toe ‘dat was echt een stom mens, dat ging echt niet meer goed samen’ dan ben je een van de velen die zoiets meemaakt. Het is anders als je zegt: ‘Nu blijkt dat mijn ex een narcist is.’

“Met een burn-out thuis zitten en zeggen dat je gecrasht bent door je toxische werkomgeving geeft je misschien meer erkenning. Ik weet het niet, maar laten we wel wat bewuster omspringen met dergelijke begrippen.”

Zoals ook met het begrip “zelfzorg”? Ook dat is een hypewoord geworden, en controversieel.

“Au fond gaat zelfzorg over hoe we elk onze eigen dingen te fiksen hebben en hoe we ons daarbij op onszelf richten. Dat is één deel van het verhaal, maar dat kan volgens mij niet zonder te kijken naar hoe we er voor elkaar kunnen zijn.

“Je kan je niet goed voelen en de afspraak met een vriend afzeggen, oké, maar hoe voelt die vriend zich daarbij? Overdreven aandacht voor zelfzorg kan botsen met vriendschapszorg.”

Iets wat misschien ook met zelfzorg te maken heeft, is hoe we zware dagen dragen, waarover je schrijft in je jongste boek. Wat heb je geleerd van de tien mensen aan wie je gevraagd hebt hoe zij omgaan met de zwaarte die wel eens wil toeslaan in het leven?

“Heel veel! In het praten over zwaarte en lichtheid, licht en donkerte, kwam er veel wijsheid van de experten met wie ik sprak.

“Ik heb niet echt één les geleerd, wel wat de kracht van een gesprek is, tout court.

“Tijd maken om met elkaar te praten en nieuwsgierig te zijn, dat is echt gelukkigmakend en inspirerend.”

Het alfabet voor groot verdriet
Zijn we nog vrienden?
Hoe zware dagen dragen?
Uus Knops
Casper

© Eva Donckers
Uus Knops © Eva Donckers

Lees ook



Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven