Reporter Annelies Rutten en fotograaf Bart Van Leuven portretteerden dertien Vlamingen in een boek dat ze zelf nooit in handen zullen houden. Ik heb geleefd toont hen voor en na hun overlijden, in pakkende post-mortemfoto’s. Dit is het verhaal van Rosita en Marcel.
Annelies Rutten - De Standaard
Marcel (76)
“Het is nooit mijn doel geweest om heel oud te worden”
“Ik heb ALS. Mijn ziekte manifesteert zich elke dag meer. Ik kan mijn haar nog amper kammen. Of de soepketel in de koelkast zetten. Of tikken op een klavier. Dat ging altijd zo vlot. Nu maak ik voortdurend fouten.”
“Ik voel dat ik mijn spieren niet meer onder controle heb. Dat is vervelend. En frustrerend. Heel mijn leven heb ik gewerkt en karweitjes gedaan: metselen, boren, timmeren.
"Soms denk ik: hoe is dit mogelijk?
Is dit hetzelfde lijf?
"Maar ik moet het accepteren. Ik heb geen andere keus. Mijn ziekte is niet te genezen. Er bestaat geen medicatie. Als ik het niet aanvaard, maak ik het mijzelf nog moeilijker.
"Dat is voor mij een levensles:
je moet het leven ‘laten gebeuren’.
"Ik put inspiratie uit het werk van Matthieu Ricard, een Franse wetenschapper en boeddhistische monnik die dicht bij de Dalai Lama staat. In zijn boek Happiness schrijft hij: Miserie is iets dat we onszelf aandoen.
"Ik las dat en besefte dat het waar is.
Als jij zegt: ik lijd hieronder, dan is dat een keuze die jij zelf maakt.
"In een boom in mijn tuin heb ik een bakje zaad gehangen voor de mezen. Als het bakje leeg is, verdwijnen de meesjes. Maar de duiven die op de grond de neergevallen zaadjes oppikken, blijven tot in den treure zoeken.
Totaal nutteloos.
"Je moet kunnen accepteren:
er is niets meer, het is voorbij.
"Ik kan klagen en zeggen: ik had ook vijf jaar later ziek kunnen worden. Maar het had ook vijf jaar vroeger kunnen zijn.
"Er zijn mensen die deze of andere ziektes krijgen als ze veel jonger zijn.”
***
“Ik weet nu al dat ik voor euthanasie zal kiezen. Ik heb afspraken gemaakt met de huisdokter en op papier gezet dat ik niet verder wens te leven als ik niet meer voor mijzelf kan zorgen.
"Doodgaan is geen prettig vooruitzicht. Maar de beslissing is genomen. In dit proces is het voor mij de enige mogelijkheid.
"Bij sommige nomadenstammen gaan de mensen die niet meer meekunnen op een bepaald moment onder een boom zitten. Ze zeggen: ga maar, ik blijf hier. Voor mij is dat de manier om naar de dood te kijken.
"Als ik mij niet meer zelf kan aankleden, mij niet meer kan wassen of scheren, als ik geholpen moet worden met eten en drinken, wil ik er liever niet meer zijn. Ik heb een hekel aan ziekenhuizen en operaties.
"Het moment waarop men zegt: we gaan u opnemen en kunstmatig voeden, hoeft het niet meer. Ik wil niet aan een machine liggen.
"Het is ook nooit mijn doel geweest om heel oud te worden. Ik heb er vrede mee.”
***
“Kan ik mijn leven als afgerond beschouwen? Wat is afgerond?
"Het is zinloos om te denken: als ik het opnieuw kon doen, zou ik het zus en zo aanpakken.
"Soms is er spanning geweest. Ik ben dertien keer verhuisd. Ik heb nooit een hechte vriendenkring kunnen opbouwen. Maar ik heb geen spijt van hoe het is gelopen.
"Ik kom uit Eksaarde, een dorp in Oost-Vlaanderen. Ik heb een mooie jeugd gehad tussen de boeren. Ik ging ook graag naar school. Ik had een goed stel hersens.
"Na mijn studie wiskunde heb ik als leerkracht mijn burgerdienst gedaan in Tunis.
Daar is mijn tweeling geboren.
"Terug thuis ben ik in de informatica gerold.
Had ik nog meer kunnen bereiken?
Misschien.
"Maar ik maak daar geen punt van. Ik heb gedaan wat ik kon, op de manier waarop ik kon.
"Ik ben vijfenvijftig jaar getrouwd.
Ik heb drie kinderen en twee kleinkinderen.
Ik vind dat ik het nog zo slecht niet heb gedaan.
"Ik heb ook geen bucketlist.
De dingen die ik wilde doen, heb ik gedaan.
"Ik heb altijd gezegd: na mijn pensioen wil ik bij een boer gaan werken.”
***
“Wel, ik heb een boer gevonden in de Oostkantons bij wie ik af en toe verbleef.
Ik heb daar zeer gelukkige momenten gekend.
"In de laatste jaren van mijn leven ben ik ook regelmatig in mijn eentje naar Griekenland gereisd. Ik heb daar mooie herinneringen aan. Maar op geen enkele manier voel ik de drang om dat opnieuw te doen.”
***
“Ik voel geen angst voor de dood.
Ik denk dat het een raar moment zal zijn,
maar bang ben ik niet.
"Ik vind het wel erg voor de mensen die achterblijven. Het leven van mijn echtgenote zal een grotere bocht nemen dan het mijne.
Daar zit ik wel mee in.
"Ik zal mijn kleinkinderen niet volwassen zien worden. Dat vind ik erg, maar dan vooral voor hen. Ze hebben er al verdriet over gehad.
"Toen ik mijn kleindochter onlangs vastpakte, voelde ik dat het emotioneel niet eenvoudig is.
"Ik weet dat ze al boos is geweest.
Euthanasie? Dat is moord!
Maar mijn zoon, haar vader, vangt dat goed op.
"Ik vind het ook een levensles voor hen, een gelegenheid om te leren omgaan met de dood. Mijn eigen vader is gestorven toen ik vijftien was.
"Wij hadden geen goed contact.
Op een zondag lag hij dood in bed.
Op zijn zesenvijftigste.
Het was voorbij.
"Maar met mijn moeder en mijn zussen werd er nooit over gesproken. Erover praten zal de pijn van het moment niet wegnemen, maar het maakt het wel draaglijker.
"Mijn kleinkinderen mogen het moment voor mijn part ook meemaken. Mijn vrouw en kinderen zeker, maar de kleinkinderen ook.
Ze moeten dat zelf bekijken.”
***
“Ik geloof niet dat er na de dood nog iets is. Hemel en hel, dat zijn constructies van de mens.
"De dood als instrument van macht, daar is in religies veel misbruik van gemaakt. In het geheel van de kosmos stellen wij weinig voor.
"Als je stilstaat bij de miljoenen jaren evolutie, mogen we van geluk spreken dat we er überhaupt zijn. Een beetje bescheidenheid is op zijn plaats.
"Op mijn computer staat een filmpje waar ik vaak naar kijk, van een Zuid-Afrikaanse dame die haar levensvisie geeft.
"De essentie?
Meer moet het niet zijn.
"In een wereld waarin iedereen altijd meer wil, vind ik dat een verademing.
"Het is ook mijn motto.
Ik leef mijn leven.
En als ik niet meer kan, is het gedaan.
Dan verdwijn ik.
Punt.”
Rosita (64)
“Mijn wens is dat ze mij aankijken, terwijl ik stilletjes wegglijd”
“Over een week zal ik er niet meer zijn. Ik moet nog 65 worden. Ik zal juist mijn pensioen niet halen. Ik heb de beslissing genomen uit angst dat ik zal stikken. Ik heb al enkele aanvallen gehad. Dat is beangstigend.
"Ik lijd aan COPD, een longziekte die in 95 procent van de gevallen veroorzaakt wordt door roken. Ook bij mij, ja. Ik heb zeer veel gerookt. Dat bekoop ik nu.
"Vier jaar al ben ik hard aan ’t sukkelen en de laatste twee maanden ben ik echt een wrak.
"Als ik te weinig zuurstof krijg, kan ik niets meer. Twee meter stappen van mijn bed naar de badkamer en ik zak door mijn benen.
Ik heb voor alles hulp nodig.
"De helft van de dag ben ik aan het slapen en om negen uur ’s avonds ben ik alweer kapot. Wat schiet er dan nog over van je leven?
Daar zitten, de hele dag.
"Ik kan ook nergens meer naartoe. Terug naar huis? Dat gaat niet meer. Een home? Als ik nog meer tijd zou hebben, zou ik het overwegen. Maar voor enkele weken, of maanden, nieuwe vrienden maken en dan sterven? Dat wil ik niet. Dus blijf ik in het ziekenhuis.
"Het is hier dat ik zal gaan. Ik heb het aanvaard.
Wat niet wil zeggen dat ik er rust in vind.
Ik zou veel liever verder leven.
Maar het kan niet.
Ik ben ziek.
Het gaat niet meer.”
“Ik heb geen precies beeld van het moment.
Ik voel wel een soort schrik.
Dat ze hier allemaal gaan zitten snikken.
Misschien is dat logisch.
Maar ik zou het liever rustig willen.
"Alleen de belangrijkste mensen uit mijn leven mogen erbij zijn: mijn zoon, mijn beste vriendin, mijn zussen.
"Mijn wens is dat we nog even samen kunnen zijn. Dat ik hen allemaal nog één keer goed kan vastpakken.
"En dat ze mij dan aankijken terwijl ik stilletjes wegglijd.
"Of ik nog iets zal zeggen, weet ik niet.
Ik heb niets voorbereid.
Alles is eigenlijk gezegd.
"Ik weet niet of het op die manier mogelijk zal zijn. Maar het is wat ik hoop.
"Misschien moet ik het hen vertellen. Maar dan gaan zij het ook nog moeten kunnen.”
***
“Dat is het moeilijkste: weten dat je dierbaren verdriet gaan hebben.
"Het meest ben ik bekommerd om mijn oudste zus. Mijn speciale zus. Acht jaar ouder, maar wij zijn twee handen op één buik.
We deden alles samen.
"Wel twintig keer zijn we samen op vakantie geweest. Ik weet dat ze goed voor elkaar gaan zorgen, maar mijn andere zussen hebben hun gezin.
"Het idee van haar, alleen voor de televisie ’s avonds, kan ik maar moeilijk aanvaarden.
"Ik ben wel opgelucht dat onze jongste ‘terug’ is. Er is een conflict geweest.
"Toen ze hoorde: ‘Ons Rosit gaat sterven’, heeft ze een sms gestuurd. Zo is het bijgelegd.
"Ik kan aan haar gezicht zien dat ze blij is.
En dat ze beseft: eigenlijk was dat allemaal niet nodig.
"Ik ben óók blij.
Want op die manier was ik niet willen gaan.
Gisteren was ze mijn handen aan ’t masseren.” (lacht)
***
“Ik ben de vijfde van acht kinderen.
Het buitenbeentje van de familie.
De kastaar, niet in de zin van ‘stout’.
Wel in de zin van ‘kleurrijk’.
"Ik was de ambiancemaker op feestjes.
Iemand die altijd bleef lachen,
ondanks de miserie.
Iemand die goed was voor iedereen.
In alle bescheidenheid,
dat durf ik van mijzelf te zeggen.
"Het leven is niet altijd mals geweest voor mij. Maar ik heb altijd mijn best gedaan. Ik heb een goede jeugd gehad, maar we hebben van jongs af ons plan moeten trekken.
"Ons moeder hield café.
Onze papa had een schildersbedrijf.
Op 12 jaar kon ik alles: wassen, koken, strijken.
"Ik was 18 toen mijn papa zelfmoord pleegde.
Onze familie is kwetsbaar voor zelfdoding.
Ook mijn broer en mijn grootvader hebben het gedaan.
Drie generaties na elkaar.
"Op mijn papa ben ik boos geweest.
Mijn moeder achterlaten met nog vijf kinderen thuis, dat doe je niet, vind ik.
"Ook mijn moeder is jong gestorven.
Ik was 27 en net gescheiden toen zij stierf aan longkanker.
"Ik heb mijn jongste zus, toen 13 jaar, onder mijn vleugels genomen en verder opgevoed.
"Ik had graag willen studeren. Maar omdat wij met zoveel waren, kon dat niet. Na het middelbaar moesten we gaan werken.
"Toch heb ik geknokt om van mijn leven iets te maken, mij opgewerkt van arbeidster tot bediende.
"De laatste tien jaar van mijn professionele leven werkte ik op de klantendienst van een medisch bedrijf. Dat ik daar geraakt ben, ondanks alles, is iets waar ik nog altijd fier op ben.”
***
“Ik weet niet of ik ergens spijt van heb.
Dat ik heb gerookt?
"Roken heeft mij ook zeer veel plezier verschaft. Het was bij ons ook heel normaal.
Op mijn moeder na heeft iedereen gerookt.
"Ik denk wel dat ik een kans gemist heb.
Mijn zus is op haar 43ste gestopt.
Uit schrik, na een embolie.
"Dat ik toen niet heb meegedaan, voelt nu als een gemiste kans. Maar ik was er op dat moment niet klaar voor.
"Zelfs nu rook ik nog af en toe een sigaret.
Een paar trekjes.
Het doet nog altijd deugd.”
***
“Mijn zussen hebben mij geholpen om het afscheid vorm te geven. We hebben een brunch gedaan hier in het ziekenhuis om alles te bespreken. Met pistolets en koffiekoeken.
Dat was een mooi moment.
"Op mijn afscheidskaart heb ik een schone foto laten zetten. Van op vakantie, toen ik mooi bruin was en er goed uitzag. (lacht)
"Mijn jongste zus heeft de tekst geschreven.
Ik kan dat ook. Maar voor mijzelf vond ik dat toch een beetje raar.
"Als het gebeurd is, zullen ze het kaartje op mijn Facebookpagina zetten, zodat iedereen weet dat ik er niet meer ben.
"Het doet mij goed om te weten dat alles geregeld is. Ik weet ook wat er met mijn as zal gebeuren. Die wordt gesplitst.
"De ‘vaas’ blijft bij mijn zus.
Met een foto en een bloemetje erbij.
Maar een deel zal ook uitgestrooid worden, zoals mijn zoon het wenst.
"Hij zegt: ‘Moetie, wij zijn zo lang met ons twee geweest, ik moet een plek hebben om naartoe te kunnen gaan.’
"Ik vind dat een mooi idee, ook voor mijn kleinkinderen. Veel herinneringen zullen ze aan mij niet hebben.
"Mijn kleindochter is 7. Zij zal wel beseffen dat haar moetie naar de hemel is. En hopelijk draagt ze nog een en ander van mij mee.
"Maar mijn kleinzoon is pas 3. Die zal in het begin nog wel van moetie spreken, maar daarna niet meer. Ik weet dat. Ik hoop dat zijn ouders en zijn zusje mijn naam nog zullen laten vallen.”
***
“Mijn laatste hoop is dat mijn dierbaren goed met dit afscheid overweg kunnen.
"Dat ze het kunnen plaatsen en doorgaan met hun leven. Dat ze weten dat ik hen allemaal zeer graag zie. Dat is het belangrijkste wat ik nog wil zeggen.
"Ik heb geprobeerd om het de laatste tijd ook regelmatig hardop uit te spreken.
"Ik denk niet dat ik hen zal terugzien. Ik ben gelovig. Mijn paternoster moet mee in mijn kist. Maar ik geloof niet dat er na de dood iets is.
"Soms wíl ik het wel geloven. Dan zeg ik in gedachten tegen al wie daar al is:
‘Houd jullie klaar, ik kom eraan.’
"Maar ‘uit stof en as zijt ge ontstaan,
en tot stof en as zult ge wederkeren’.
"Ik denk dat dat toch dichter bij de waarheid ligt.”
Overzicht
Lees meer berichten in deze categorie
Bron: De Standaard