Salman Rushdie – Mes – Over de aanslag op zijn leven – Een vijfsterrenboek als ultieme daad van verzet

Salman Rushdie

Twee jaar nadat schrijver Salman Rushdie in New York nipt een aanslag heeft overleefd, maakt hij in Mes een stand van zaken op. Het werd een indringend en soms rauw realistisch zelfportret. Rushdie-kenner Filip Rogiers las het boek en is diep onder de indruk.

Filip Rogiers – De Standaard


“Een vijfsterrenboek als ultieme daad van verzet”


Op 12 augustus 2022 is Salman Rushdie te gast in het Chautauqua Instituut, een onderwijscentrum in het noorden van de staat New York.

Hij is er gevraagd om te komen praten over City of Asylum, een mede door hem opgestart project dat bedreigde schrijvers van overal ter wereld een veilige plek in Amerika wil garanderen.

Daags voordien overweegt hij even om zijn kat te sturen. Hij heeft twee nachten eerder gedroomd van een aanslag met een speer in een Romeins amfitheater.

De zaal waar hij in Chautauqua wordt verwacht, ìs een amfitheater.

Predestinatie? Niet echt, want sinds de Iraanse ayatollah Khomeini op 14 februari 1989 een fatwa over hem uitsprak, omdat Rushdies De duivelsverzen “godslasterend” zouden zijn, leeft hij met dit soort dromen.

Ettelijke keren heeft hij zich sinds die dag trachten voor te stellen hoe iemand uit het publiek op hem af komt gerend en hem doodt.

Het is niet daarom dat hij overwoog om er weg te blijven. Gewoon, geen goesting.

Maar ook ten huize Rushdie dienen de rekeningen betaald en het huis was aan een nieuwe airco toe. Ach, schrijvers, het zijn net mensen, zelfs de grootste.

27 seconden

En dan gebeurt het. Rushdie zit nog op het podium als een twintiger rechtstaat en op hem afstapt. De schrijver staat perplex en weet achteraf nog dat hij dacht:

“Dus jij bent het. Daar ben je.”

Precies 27 seconden en 17 messteken later ligt de schrijver voor dood op de grond.

Wat volgt, is een lijdensweg van een welhaast miraculeuze redding, een lange en pijnlijke revalidatie, rouw om het voorgoed gehavende lichaam – het verlies van zijn rechteroog – en een boek dat geschreven diende te worden.

Dat boek, Mes, is geen roman, maar een bundeling “gedachten na een poging tot moord”. De denkende mens achter de feiten.

Rushdie krijgt de eerste zorgen net na de aanslag.
Rushdie krijgt de eerste zorgen net na de aanslag. © ap

Mes gaat naar de essentie. Het boek is een indringend, bij momenten rauw, klinisch verslag van een gevecht op leven en dood.

Je komt álles te weten, tot en met de kwaliteit van Rushdies stoelgang.

“In de aanwezigheid van ernstige verwondingen bestaat de privacy van je lichaam niet meer, je verliest de autonomie over je fysieke zelf, over het schip waarin je vaart.”

Sterven of overleven scheidt bij elke sterveling ballast van essentie. Ook als je Salman Rushdie heet en geschreven en geleefd hebt bij het adagium dat kunst vragen stelt, maar geen antwoorden behoeft.

Maandenlang snakten hij en zijn geliefden maar naar één, sluitend positief antwoord op de vraag of hij zou overleven.

We staan samen met de schrijver voor het eerst terug voor de spiegel en zien een “woestharige eenogige halve vreemde”:

“Zijn rechterooglid is dichtgenaaid. Hij kan succesvol ontlasting hebben. Hij kan zichzelf schoonmaken en afvegen.”

Wie rakelings langs de dood is gescheerd, komt tot de meest essentiële definitie van vrijheid: niet doodgaan.

“Leef. Leef.”

Vrijheid is wat Rushdie voelt wanneer hij na zeven maanden voor het eerst weer zelf zijn schoenveters kan strikken, wijnflessen kan ontkurken, aan deurhendels kan draaien en een vol glas water kan vasthouden.

“Ik ben bijna een mens.”

Niet doodgaan. En méér: “Je kunt niet zomaar zitten herstellen van bijna dood. Het gaat erom het leven te vinden.”

Het is de ultieme daad van verzet tegen alle krachten die Rushdie al een halve eeuw in romans en essays te kijken zet, de krachten die creativiteit, vrijheid, de lach en de open geest naar het leven staan.

Hij heeft dat altijd met de lichtvoetigheid van de geniale clown of de dichter gedaan.

Die is niet weg in Mes, integendeel, hij herwint de lach in de morbiditeit, zoals wanneer hij zich in gedachten tot zijn ‘mislukte moordenaar’ richt:

“Je kon proberen te moorden omdat je niet wist hoe je moest lachen.”

De strijd gestreden

Mes is behalve van een letterlijk existentiële crisis ook het verslag van een literaire crisis.

Ergens halfweg het boek stelt de schrijver zichzelf de vraag, zonder antwoord, of hij niet zo stilaan het voorbeeld van schrijver Philip Roth moet volgen?

Op het moment van de aanslag was Rushdies 21ste boek, Victoriestad, net af, een halfjaar later zou het verschijnen.

“Misschien zou dat een mooi moment zijn om te stoppen, de beste uitsmijter die ik ooit zou hebben”, schrijft hij.

“Misschien was het tijd om op de manier van Philip Roth uit de literatuur te stappen en een post-it op mijn computer te plakken met de woorden ‘De strijd is gestreden’.”

Waarom stoppen? Omdat Rushdie meer dan afdoende zijn zeg heeft gehad in romans en essays en op podia.

Il a donné, en hoe!

Koener, veelzijdiger, overtuigender dan Rushdie als strijder voor vrijheid, schoonheid, tolerantie en tegen obscurantisme – politiek, religieus of anderszins – en bekrompenheid vind je ze niet.

Anders dan bij Roth heeft de hoe-verder-vraag niet alleen met ‘voltooid schrijverschap’ te maken. Eerder met een boonsiaans ‘wat heeft het alles voor zin?’

Die 12de augustus 2022 zette de vraag op scherp: “Waar was ik al die vijftig jaar mee bezig geweest?”

In Rushdies proza gebeuren voortdurend bovennatuurlijke zaken. Zelf heeft Rushdie een frisse zin tegen het etiket ‘magisch realisme’ – en begrijpelijk, want zijn schrijven is tegelijk diep geworteld in de realiteit van de migrant die hij is en hij omschrijft zichzelf als man van de rede.

Maar van Middernachtskinderen (1981) tot Victoriestad (2023) wemelt het evengoed van mogelijke onmogelijkheden: er zijn djinns, Chupwala’s en andere vliegende creaturen, er is een vrouw die 247 jaar oud wordt, een man die op een dag een centimeter boven de grond zweeft.

Altijd al heeft de schrijver met duivels plezier de zachte grenzen tussen hier en daar, verleden en heden, deze en gene dimensie verkend.

Maar er was niets magisch aan het mes dat hem 17 keer raakte. De grens tussen voor en na was en is, net zoals die tussen leven en dood, hard.

“En toen dacht ik: ik ga dood”, dacht hij dus toen hij op de grond naar zijn eigen bloed lag te kijken.

“Het voelde prozaïsch.”

Galmende gong

Van alle essenties die Rushdie in de hem verlengde tijd van leven onder ogen ziet, is de liefde wel de meest essentiële.

Hij wist het al voordien, toen hij in 2017 verliefd werd op schrijfster, beeldend kunstenaar en al snel zijn vijfde echtgenote Eliza Griffiths, maar het mes zette als instrument van het ongeluk ook dit geluk helemaal op scherp.

De passages waarin hij het over de liefde voor Eliza, zijn zonen Milan en Zafar en zijn zus Saleem heeft, klinken welhaast Bijbels, zoals in Paulus’ Eerste Brief aan de Korintiërs:

“Als ik de liefde niet heb, ben ik niets meer dan een galmende gong of een schel cimbaal.”

Kunst ís liefde, kunst en liefde zijn het tegengif. Zo hervindt hij, na het lange, prozaïsch-klinische oplapwerk, na de even figuurlijke als letterlijke doorlichting van zijn bijna-dood en leven, de zin van zijn schrijverschap.

“Nee, Philip, zei ik zwijgend tegen de grote meneer Roth. De strijd is niet voorbij.
Je mag je post-it-aantekening houden.”

Je ziet het vaker bij schrijvers die getroffen worden door persoonlijk verlies: de literatuur, of juister, de literaire fictie, gaat on hold, een ander boek roept. Een rauwer boek, een rouwboek.

Wat voor Julian Barnes Levels of life was en Schaduwkind voor P.F. Thomése en Tonio voor A.F.Th. van der Heijden, is Mes voor Salman Rushdie.

Het is onrechtvaardig en het zegt meer over ons, lezers, dan over de schrijver, maar veelal wordt dat dan ook het meest verkochte, gelezen en bejubelde boek in ’s schrijvers carrière.

Of Rushdie daaraan ontsnapt, valt nog te bezien. Er is natuurlijk dat andere boek waarmee zijn naam voor altijd geassocieerd zal blijven, De duivelsverzen.

Dat boek begint bepaald omineus in het licht van wat er hem 35 jaar later overkomt daar in Chautauqua:

“‘Voor je wordt herboren,’ zong Djibriel Faristja toen hij uit de hemel naar beneden tuimelde, ‘moet je eerst wel dood’.”

Van al zijn boeken is dit het boek dat Rushdie graag eens en voorgoed achter zich had willen laten.

En net toen hij dacht dat het zover was, plofte een geradicaliseerde onverlaat, een sukkel van een vent, – hij noemt hem niet bij naam, hij noemt hem de A. met de A van aars/asshole – het mes letterlijk nog eens in de wonde.

Drie keer voordien al, schrijft Rushdie, moest hij revalideren, regenereren, in zekere zin herboren worden.

  • De eerste keer toen hij de deur van zijn ouderlijk huis in Bombay achter zich dichtgooide

  • De tweede keer toen hij door de fatwa moest onderduiken

  • De derde keer toen hij Londen verruilde voor New York.

De vierde keer was daar in het amfitheater, maar dat er toen nog überhaupt een hergeboorte in zat, hebben Rushdie zelf en zijn geliefden en, in derde orde, de lezers pas met zekerheid vele maanden en tientallen operaties later geweten.

Voor Rushdie zelf was er ook nog dit Ene Boek, Mes, nodig om echt verder te kunnen met zijn leven.

Therapeutisch schrijven wil hij het zelf niet noemen, dat genre doet te veel denken aan schrijvers met een pijntje, niet met een overleefde moordpoging, maar helend is Mes voor de schrijver zeker wel geweest.

Is het dat ook voor de lezer? O ja. Lees vooral verder.

De strijd gestreden

Laat dit de echte straf zijn voor de pathetische klungelaar die zelfs met 17 messteken geen schrijver kon treffen: Rushdie leeft.

Mes bevat een imaginaire ‘dialoog’ die de schrijver met zijn would-bemoordenaar in de cel voert.

Geen literair gesprek, zegt de schrijver, maar een theologisch gesprek op – pun intended – het scherp van de snee. De A ‘bekeren’ zit er niet in.

Rushdie wint toch, op het moment dat het miserabele lot van de A hem volstrekt koud laat.

Rushdie wint, op het moment dat hij zijn existentiële en literaire crisis overwint.

“Kunst is geen luxe”, hervindt zijn evenwicht.

“Ze is de essentie van onze menselijkheid en vraagt geen speciale bescherming, afgezien van het recht om te bestaan. Ze accepteert discussie, kritiek, zelfs afwijzing. Maar ze accepteert geen geweld. En uiteindelijk overleeft ze degenen die haar onderdrukken.”

Overleefde de kunst van García Lorca niet ook het fascisme van Franco en Ovidius de val van het Romeinse Rijk?

“We zijn anders,” luidt het door Rushdie gekozen motto van Samuel Beckett, “niet langer wat we waren voor de ramp van gisteren.”

Ook Rushdie wordt niet meer dezelfde, hij wordt misschien wel beter? Over religie zal hij het nooit meer hebben, niet uit angst maar uit onverschilligheid.

Eigenlijk is Mes één lang ‘We shall overcome’. Het is een immens prachtig, essentieel boek.

De les van Rushdie’s boek Haroen en de zee van verhalen (1990) blijft overeind.

Geen kracht is zo duister of fataal, geen fatwa of mes zo scherp, of kunst en liefde maken de bron van de zee van verhalen altijd weer vrij en vloeiende.

Kom op, barbaren, kom dan.


Mes
De duivelsverzen
Victoriestad
Middernachtskinderen

Salman Rushdie
Salman Rushdie © De Standaard

Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven