Schrik de komende weken niet als op straat een penetrante lookgeur uw neusgaten binnendringt, of als u struikelt over een hoopje ellende met smurrie in het haar: het doopseizoen schiet weer uit de startblokken, uitgerekend enkele dagen na het begin van het proces-Sanda Dia. Stadslegendes genoeg over dooprituelen, maar hoe wijdverspreid zijn de praktijken van machtsmisbruik en al dan niet seksueel geweld à la Reuzegom?
Na de dood van Sanda Dia, die in december 2018 bezweek tijdens een doopritueel, ontbonden de leden van Reuzegom in allerijl hun studentenclub. De voorbije jaren was de ontgroening steeds harder en extremer geworden: de Reuzegomdoop gold als de zwaarste van het land.
De leden gingen tijdens de doop van 2018 voortdurend over de schreef: één kandidaat-schacht brak zijn neus, een andere student werd in elkaar geslagen. Getuigen hebben het over stomdronken studenten op wie werd geplast, en er werden dieren mishandeld en gedood.
Sanda Dia moest een levende vis inslikken met behulp van visolie en die vervolgens uitbraken, maar stierf omdat hij te veel olie had binnengekregen.
Enkele jaren eerder hadden kandidaat-leden de opdracht gekregen een semester lang een konijntje te verzorgen op hun kot, en het daarna eigenhandig af te maken en op te eten.
Ook seks was geen taboe in de studentenclub. Uit de verhoren blijkt dat sommige studenten de opdracht kregen om seks te hebben met iemand tijdens hun schachtenjaar en daarvan beeldmateriaal te maken.
Minstens één schacht gaf toe een foto en een video gemaakt te hebben van een meisje dat hem oraal bevredigde. Hij stuurde de beelden via een tussenpersoon door naar de schachtentemmer.
Er zijn nog verenigingen die hun studentendoop ‘zo memorabel mogelijk’ maken, maar getuigenissen liggen niet voor het rapen: het doopgeheim wordt ernstig genomen.
Jens Vandebroek (ex-presidiumlid van de Leuvense kring Crimen en gedoopt bij de club Thor):
“Er is een belangrijk verschil tussen studentenkringen en studentenclubs. Kringen zijn verbonden aan studierichtingen of faculteiten en zijn in Vlaanderen sinds 2019 gebonden aan het Vlaams doopcharter: de regels zijn zeer gedetailleerd en de naleving ervan kan op elk moment gecontroleerd worden. Dat wil niet zeggen dat het niet de spuigaten kan uitlopen.
“Daarnaast heb je de clubs, zoals Reuzegom er één was, die zich aan alle regels onttrekken. De meeste verhalen over geweld en misbruik komen uit die hoek.”
Joris (*): “Dat charter is een goede zaak. Ik volgde een opleiding aan een hogeschool in Hasselt en werd gedoopt in een lokale studentenclub, vlak vóór het Vlaams doopcharter werd gelanceerd.
“De verenigingen deden er alles aan om er zo’n brutaal mogelijke doop van te maken. Je kunt spreken van een concurrentiestrijd, zodat studenten zouden zeggen: ‘Jij bent dáár gedoopt? Chapeau!’”
BRANDWONDEN
Eén van de zwaarste dooprituelen is dat van de Vlaamse Diergeneeskundige Kring (VDK) in Gent. De verhalen die erover circuleren, zijn vaak van horen zeggen, maar Aurelie (*) wil wél praten.
Aurelie: “Ik heb eerst twee jaar aan de VUB gestudeerd, waar ik ook ben gedoopt. Dat was één van de leukste ervaringen van mijn leven: het was een ludieke bedoening met veel smurrie en gejoel, maar al bij al was het een plezierig en zelfs liefdevol initiatieritueel, waardoor ik me verbonden voelde met de andere studenten.”
“Twee jaar later ben ik in Gent aan de studie diergeneeskunde begonnen. Ik kende de reputatie van de kring, maar ik wilde me toch laten dopen. Mijn ervaring in Brussel was positief geweest, en ik had enorm genoten van het groepsgevoel, de feestjes en de cantussen.
“Maar ik had al snel door dat de doop niet zoals in Brussel zou zijn. Hij duurde zes weken, en je was een slaaf van je superieuren. Dat ging érg ver. Je naam werd vervangen door een nummer, en dat moest je aan een ketting rond je nek dragen, ook als je in de stad ging winkelen. Werd je gezien zonder die ketting, dan volgden zware straffen.”
“In Brussel is er een regel dat schachten niet te dronken mogen worden, maar bij de VDK bleek al de eerste avond dat daar in Gent geen sprake van was: schachten werden stomdronken gevoerd.
“Ik kreeg te horen dat ik een hele fles whisky ad fundum moest leegdrinken. Ik weigerde, want dat is ronduit gevaarlijk, maar ze vonden me een spelbreker.
“Ik was 21 en twee jaar ouder dan de andere schachten: zij deden naïef wat hun werd opgedragen, ik bekeek het hele ritueel veel kritischer. Daarom werd ik zwaarder geviseerd: de schachtenmeesters speelden het persoonlijk en boorden me de grond in.
“Ze bleven herhalen dat ik zwak was, te dom om te slagen als dierenarts, en dat alles in Brussel makkelijker was. Ze zetten ook de andere schachten tegen mij op, omdat ik ‘de slechte’ was. Die begonnen dat te geloven en ik stond helemaal geïsoleerd, terwijl ik ze net wilde beschermen tegen de excessen. Die mentale beproeving was nog het zwaarst. Ik was niemand meer.”
“Zes weken lang moest elke schacht dag en nacht bereikbaar zijn. Ik kon op elk moment uit mijn bed gebeld worden voor één of andere vernederende opdracht. Ik stond voortdurend onder stress en was doodop. Op het einde was ik paranoïde door het controlegedrag van de doopmeesters.”
“Er was geen enkel respect voor onze fysieke integriteit. Schachten moesten heel vaak knielen, en daar heb ik nog altijd last van: ik kan niet meer op mijn knieën zitten. Iemand anders heeft daardoor een geknelde zenuw die niet meer geneest. Meer dan eens belandden er schachten in het ziekenhuis. In het jaar vóór mijn doop was de slokdarm van een schacht doorboord.
“Toen ik in 2018 las wat er gebeurd was met Sanda Dia, dacht ik: dat had ook bij de VDK kunnen gebeuren.”
“Ik ben daags na de doop samen met mijn vader naar de huisarts gegaan. Ik kon nauwelijks de auto instappen, had overal pijn en kon mijn been bijna niet meer bewegen. Ik stond vol blauwe plekken, striemen en brandwonden.”
Brandwonden?
Aurelie: “De slotdag was traumatisch, anders kan ik het niet noemen. We werden meegenomen naar een geheime locatie buiten Gent voor de laatste uren van de doop.
“Daar moesten we een parcours door ploeteren dat bezaaid lag met slachtafval van dieren – organen, beenderen, ogen, bloed… Het waren loopgraven van dierlijke resten. We droegen allemaal badkledij. De schachtenmeesters konden je duwen of uit evenwicht brengen, en ik werd nog zwaarder aangepakt. Er werd aan mijn badpak getrokken en gesleurd, vandaar mijn brandwonden.
“Ik werd meermaals keihard geslagen. De dag erna stonden de afdrukken van hun handen nog in mijn huid. Mijn huisarts vertelde me dat, als ik naar het ziekenhuis was gegaan, ze me aangeraden zouden hebben om een klacht wegens mishandeling in te dienen.”
“Ik moest het parcours meermaals doorlopen omdat ze me wilden kraken. Op het einde was er nog een strontbad, en ik moest ook in een put zitten waar mensen op me urineerden. Ik heb dat doorstaan door mijn ogen te sluiten en liedjes te zingen. Ik zat in een trance. Het was de enige manier om zoiets te kunnen verdragen.”
“Toen het eindelijk achter de rug was en ik me stond te douchen, kwam een schachtenmeester me halen. Ik moest nóg eens door het parcours. Ik heb toen de boel bij elkaar geschreeuwd en twee andere studentes kwamen me helpen. ‘Jullie zijn helemaal doorgedraaid’, zeiden ze. Het werd tijd dat iemand dat eens hardop zei.”
“Mensen houden vaak vrienden over aan hun doop, maar ik niet. Dat was geen teambuilding, ze wilden ons breken.”
Waarom ben je tijdens die zes weken niet gestopt?
Aurelie: “Ik heb daar wel aan gedacht, maar mijn peter in de kring was een goede vriend van me. Hij zei: ‘Ze willen niet liever dan dat jij stopt. Beeld je hun gezichten eens in als je het gewoon afmaakt.’ Ik heb het als een uitdaging opgevat en heb alles stilzwijgend doorstaan.”
“Ik kende ook mijn rechten en heb die zoveel mogelijk verdedigd – een dopeling mag nooit naakt zijn, bijvoorbeeld. Door al dat sleuren aan mijn badpak had ik na een tijdje bijna niets meer aan, en heb ik een vuilniszak geëist en gekregen.”
“Het mooie is dat ik toch dierenarts ben geworden, en van de schachtentemmers die me toeschreeuwden dat er niets van me zou worden – ze méénden dat – is een groot deel gestopt of niet geslaagd.”
De VDK is een erkende faculteitskring in Gent. Hoe kan zoiets?
Aurelie: “De VDK treedt alle regels met de voeten. Alle dopen in Gent moeten gemeld worden aan de politie. Daarom trekt de VDK voor hun ergste plannen naar andere gemeenten.
“Er is wel een doopcharter, dat alle kringen hebben ondertekend.
“Het FaculteitenKonvent (FK) stuurt controleurs naar de dopen om na te gaan of alles koosjer is, ook buiten Gent. Maar in de praktijk is dat een lachertje. De controleurs kwamen gewoon genieten van het spektakel.”
“Geweld mag nooit, maar ik was het levende bewijs dat er gewonden vielen. En dopelingen mogen alleen voor menselijke consumptie geschikt eten krijgen, maar een medestudent kreeg oogbollen van dieren voorgeschoteld.
“Wij moesten ons een weg banen door slachtafval: ook dat is verboden. Toen ik dat na de doop aan de faculteit meldde, deed de decaan of zijn neus bloedde.
“De personeelsleden, van wie er ook heel wat gedoopt zijn, spelen het spelletje mee. De vuilnisbakken met slachtafval op de dienst pathologie in onze faculteit waren meegenomen naar de plek van de doop.”
Heb je ooit seksueel geweld gezien?
Aurelie: “Ik ken wel verhalen uit andere kringen, maar zelf heb ik nooit iets gezien.”
SEKS MET BANAAN
Toch is seksueel geweld in sommige clubs een terugkerend probleem. Op zogenaamde schachtenverkopen worden studenten voor echt geld verhandeld aan oudere leden en wordt van hen verwacht dat ze allerlei klusjes opknappen – een kamer poetsen, bijvoorbeeld. Maar in uitzonderlijke gevallen gaat het om seksuele handelingen.
Wat herinner jij je van de schachtenverkoop, Joris?
Joris: “Ik moest op een podium kruipen, gekke dansjes doen, me uitkleden tot op mijn onderbroek, en ik werd ingesmeerd met choco of confituur. Naarmate je het beter doet op het podium, wordt er op je geboden.
“Ik werd verkocht voor drie vaten bier. De persoon of de groep die je koopt, wordt voor een week je baas. Ik moest de flat van mijn koper poetsen, het ontbijt aan zijn deur brengen, in zijn café werken, enzovoort.”
“De meisjes hadden het zwaarder te verduren. Ze konden meer opbrengen als ze zich uitkleedden. Soms deden ze dat op eigen initiatief, maar vaker pas na aanmoedigingen van het publiek. Ze bootsten seksuele standjes na met elkaar of met een banaan, of kusten elkaar. Niet elk meisje voelt zich er goed bij als ze moet strippen voor zoveel mensen, maar door de groepsdruk gebeurt het toch.”
De Universiteit Antwerpen heeft recent onderzoek gedaan naar studentendopen, en daarin wordt die praktijk bevestigd.
‘Als al diegenen vóór jou zich ontkleden tot op hun ondergoed, wordt van jou hetzelfde verwacht,’ vertelt een schacht in de studie.
‘Als je ziet dat iedereen het doet, denk je bij jezelf: vooruit dan maar.’ Een andere studente voelde zich tijdens de verkoop ‘een vuile hoer’. Volgens de onderzoeker, die bij verkopen aanwezig was, riepen sommige toeschouwers dat ook naar de halfnaakte studentes.
Emma (*): “Bij sommige verenigingen zijn de normen compleet vervaagd. Een vriendin van me moest een vragenlijst invullen waarin gevraagd werd of ze een vriendje had en wat haar cupmaat was. Daarna moesten sommigen hun doopmeester of andere leden van het presidium pijpen.
“We hebben haar gezegd dat dat seksueel misbruik is, maar ze lacht dat weg. Een andere vriendin, die aan de VUB studeert, moest strippen tot ze naakt was. Als we haar om details vragen, doet ze er vaag over. Ik vermoed dat ze weet dat het verkeerd was, maar dat ze zich er slecht bij voelt.”
Matthias (*): “In onze vereniging speelden we spelletjes waarbij mensen mayonaise of ketchup in de mond kregen en dat in de mond van iemand anders tot cocktailsaus moesten mengen. Of ze voerden ons zo dronken dat we niet meer wisten waar we mee bezig waren.
“We moesten in een holebibar op de toog dansen met slagroom op onze blote bovenlijven. Oude mannen in die bar gaven onze doopmeesters geld om de slagroom eraf te mogen likken.”
Ralph (*): “Ik heb iemand een zogenaamde mistletoe zien ondergaan tijdens een cantus. Daarbij dragen twee personen een ‘gestrafte’ schacht in zijn blootje op hun schouders, zijn penis bungelt naar beneden. Daaronder moet iemand dan een drinkopdracht uitvoeren. De gestrafte student leek er eerst geen probleem mee te hebben, maar toen hij in de lucht hing, was hij hartverscheurend aan het huilen. Verschrikkelijk.”
Hoe reageerden de aanwezigen?
Ralph: “Toen we hem zagen hangen en tegenstribbelen, riepen sommigen verontwaardigd dat het moest stoppen, maar de schachtenmeesters bleven gewoon voortdoen. Nu vind ik dat er toen veel grenzen overschreden zijn.”
Matthias: “Dat was ook het geval bij een schachtenverkoop bij ons. Er stond een ton waar een schacht in moest kruipen. Iedereen werd dronken gevoerd, tot ze in die ton braakten. Ik was één van de weinigen die nee durfde te zeggen. Veel studenten zijn daarna gechoqueerd uit de vereniging gestapt.”
Ophélie (*): “Ik heb me in Brussel laten dopen. De doop bestond uit een toneelstuk waarin we ontbloot – volledig naakt voor de jongens en zonder bovenstuk voor de meisjes – een aantal keer op het podium moesten verschijnen. Het publiek gooide een mengsel van bloem en kleurstoffen op ons tijdens de show. Het was pijnlijk en vernederend.
“Tijdens de laatste scène moesten we naakt op het podium gaan liggen en kregen we ijskoud water over ons heen. De doop was in november, en de doopmeesters moedigden ons aan om elkaar naakt te knuffelen en ons zo op te warmen.”
In De Morgen stond een getuigenis van een studente die als schacht verkocht werd. Toen haar koper de deur opendeed, was hij naakt en had hij een erectie. Dacht jij nooit: dit is erover?
Ophélie: “Hoe meer ik mezelf probeerde te bedekken, hoe meer de toeschouwers me probeerden te raken met het goedje. Ik stond daar naakt, terwijl zatte mensen me bekogelden, en ik dacht: wat sta ik hier eigenlijk te doen?”
Joris, hoe verging het jou na de schachtenverkoop?
Joris: “Mijn studentendoop bestond uit een resem losse opdrachten. We moesten kattenbrokken en hondenvoeding eten, bedorven melk drinken, over kasseien rollen, enzovoort. Ik moest mijn haar laten wassen met lookshampoo – als het vier maanden later regende en mijn hoofd nat werd, rook ik die look nog.
“Sommige activiteiten waren niet oké, maar dat besef je niet altijd. Er was tijdens de doop duidelijk een competitie onder de doopmeesters: de schacht moest en zou braken. Daarna was het de beurt aan de volgende in het rijtje. Dat lukte wel aardig, dankzij de alcohol en de bedorven melk.”
Was je ziek?
Joris: “Ja. Ik heb maag- en darmproblemen gehad door het bedorven voedsel en al dat braken. Ik heb tot enkele dagen na de doop meermaals moeten overgeven.”
SPIRAAL VAN GEWELD
Na de dood van Sanda Dia in december 2018 en het overlijden van de Luikse student Axel Leroy, die een maand eerder na een kroegentocht in zijn eigen braaksel was gestikt, besloot rector Herman Van Goethem van de UAntwerpen een onderzoek naar dopen in Antwerpen te bestellen.
Van Goethem: “Ik kan niet genoeg benadrukken dat veel studentenverenigingen een plezierig, creatief en warm ritueel organiseren voor de studenten. Ik ben in die zin een groot voorstander van dopen. Heel wat studenten laten weten dat het de gedroomde sociale entree is tot hun nieuwe leven aan de universiteit. Maar een doop is geen kinderspel.”
Wat hebt u uit die studie geleerd?
Van Goethem: “Ze biedt een zeer interessant overzicht van de geschiedenis van ontgroeningstaferelen en studentendopen. In het oude Athene werden nieuwe studenten al ontgroend: bronnen hebben het over ontvoeringen, spotternijen en een zekere agressiviteit. Daarna werden ze gewassen en werd een groot banket gehouden.
“In de middeleeuwen werden eerstejaars in het Duitse Heidelberg behandeld als beesten: de studenten werden verkleed met hoorns en een wilde baard, en werden bespot. In een ruwe ceremonie werden ze gezalfd met een vieze substantie, werden de hoorns afgenomen, de tanden bijgevijld en de haren geknipt. Daarna volgde een banket ter verwelkoming van de nieuwkomers.”
“In alle culturen en beschavingen zijn er overgangsrituelen bij belangrijke gebeurtenissen zoals de geboorte, de puberteit, het huwelijk of de toetreding tot het studentenleven.
“In al die rituelen moet je je oude identiteit afleggen en ben je tijdelijk niets, tot je het bewijs hebt geleverd klaar te zijn voor de nieuwe gemeenschap.
“Die drie fasen zie je ook in de studentendopen. Eerst verliezen de schachten hun naam en krijgen ze een nummer, soms moeten ze hun kleren uittrekken en worden ze met pek en veren ingesmeerd.
“In de tweede fase, waarin ze symbolisch ‘niets’ zijn, volgen soms zware vernederingen. De schachten worden stomdronken gevoerd, misbruikt en mishandeld.”
Allemaal goed en wel, maar wat moeten we met die inzichten?
Van Goethem: “Toen ik me in de jaren 70 liet dopen, ging het er veel minder hard aan toe. In Antwerpen bestonden schachtenverkopen zelfs niet en de laatste fase, de verwelkoming, stond veel meer centraal.
“Studenten schermen vandaag met het argument dat een zware doop een traditie is, maar de geschiedenis toont aan dat tradities veranderen.”
“Ik pleit ervoor om de laatste fase van het overgangsritueel, de opnemingsrite, opnieuw belangrijker te maken. Het moet een warm moment zijn, één van verbondenheid met de nieuwe groep.”
U vindt de studentendopen niet meer van deze tijd?
Van Goethem: “Sommige niet, nee. In onze samenleving verdragen we niet meer dat een vrouw publiekelijk wordt vernederd. En ook grensoverschrijdend gedrag tolereren we niet meer zoals decennia geleden.”
Schachten beslissen toch zelf om deel te nemen?
Van Goethem: “Volwassenen doen wat ze willen, maar het argument dat studenten instemmen met problematische dooppraktijken, gaat voorbij aan de groepsdruk.
“Door het overmatige alcoholgebruik worden de grenzen nog minder goed bewaakt. Drinken is zelfs een onderdeel van de proeven.
“Schachten moeten altijd in staat zijn om nee te zeggen, maar als ze dronken zijn, kunnen ze dat niet meer. Niet iedereen beseft ook hoe erg de rituelen geworden zijn. Bij veel dopen is het normaal om alcohol te consumeren tot je ervan moet braken.”
Hoe verklaart u die steeds hardere dopen?
Van Goethem: “Een cultuur van vernedering groeit langzaam. En blijkbaar is er bij een minderheid van studentenverenigingen sprake van een spiraal van geweld: het volgende jaar moet het nóg gewelddadiger, moeten de vernederingen nóg zwaarder zijn. Die spiraal valt moeilijk te doorbreken.”
Volgens een ex-presidiumlid is de doop een machtsspel: ‘Het is machogedrag. Gaandeweg merk je dat je erin meegaat en ook dingen begint te roepen en te doen.’
Van Goethem: “Door die geweldlogica heb je om de tien of vijftien jaar een dramatisch incident, al dan niet met een dode.
“In 2018 lieten Sanda Dia en Axel Leroy het leven. In het buitenland zie je dat ook, bijvoorbeeld in de VS (waar elk jaar gemiddeld één dode valt bij studentendopen, red.).”
Opmerkelijk: uit jullie onderzoek blijkt dat veel studenten hun doop niet zwaar genoeg vinden.
Van Goethem: “Dopen mag geen kinderlijke flauwekul worden, het is een delicaat evenwicht. Een kleine groep wil blijkbaar pijn ervaren, zoals er altijd mensen zullen zijn die in de seksuele sfeer sadomasochisme willen beleven. Maar het merendeel van de schachten snakt wellicht gewoon naar wat onschuldig afzien en zwoegen.”
Intussen laten wel steeds minder studenten zich dopen.
Van Goethem: “Dat is voor mij geen verrassing, dat komt door al die verhalen en geruchten. Sommige studentenverenigingen ondermijnen zichzelf door de manier waarop ze dopen organiseren.”
Merken studentenkringen dat ook?
Vandebroek: “Als wij nieuwe studenten criminologie rondleiden op de Leuvense campus en vertellen over de activiteiten van de kring, stelt meer dan de helft ongerust vragen over de doop. Dat was zeven jaar geleden niet zo. Als de studentendopen jaar na jaar negatief in de media komen, denkt een eerstejaars al snel: niet voor mij, dank u.”
Kunnen de overheid en de universiteiten en hogescholen een verandering afdwingen?
Van Goethem: “Sinds de dood van Sanda Dia is er veel in beweging gekomen. Er is nu een grote gamechanger: het Vlaams doopcharter van toenmalig onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V).
“Daar staat duidelijk in dat vernederen verboden is, net als discrimineren, fysiek geweld en grensoverschrijdend gedrag.
“Je hoeft geen groot licht te zijn om in te zien dat veel studentendopen dan problematisch zijn.”
Maar zal er ook iets veranderen? Er bestonden al lokale doopcharters, zonder veel resultaat.
Van Goethem: “Sommige verenigingen weigeren elk charter te ondertekenen, maar dat is meer een probleem in Leuven.
“Voor studenten aan de UAntwerpen hebben we een regel aan het Vlaams doopcharter toegevoegd, dat bepaalt dat ze alleen mogen deelnemen aan doopactiviteiten die worden georganiseerd door studentenorganisaties die de doopcharters hebben ondertekend.
“Als die regel overtreden wordt en de universiteit of een lid van de universitaire gemeenschap schade zou kunnen ondervinden, volgt er een interne tuchtprocedure voor de student.”
De UAntwerpen is de enige instelling die zo’n streng beleid voert.
Van Goethem: “De tijden zijn veranderd. Universiteiten zijn ook werkgevers. Voor onze tienduizenden personeelsleden geldt de uitgebreide welzijnswetgeving, met alle verplichtingen van dien. En dan zouden studenten carte blanche moeten krijgen? Het hoger onderwijs is ook een opvoedkundig project.”
“Studentendopen verbieden vind ik een slecht idee. Frankrijk heeft dat in 1998 gedaan, en toen zijn de dopen er ondergronds gegaan. Nu proberen ze die illegale dopen te begeleiden en te reguleren. Het is zoals met prostitutie: er zijn nu eenmaal dingen die je niet moet verbieden, als je niet wilt dat er slachtoffers vallen.”
VRIENDEN VOOR ALTIJD
In onze zoektocht naar opmerkelijke doopverhalen kregen we voor elk negatief verhaal negentien positieve ervaringen te horen.
‘Ik ben jaren later nog steeds bevriend met mijn lotgenoten. Ik ben intussen peter van één van de kindjes,’ zegt één van hen.
Christophe B. (*): “Mijn doop dateert van 21 jaar geleden. Die was best pittig: ik moest bijvoorbeeld een beschuit met hondenvoer eten waar maden op krioelden. Voor mij hoorde zoiets erbij. Ik heb meer levenslessen opgestoken tijdens die doop en mijn tijd bij de studentenvereniging dan op de banken in de aula.”
Laura (*): “Mijn doop was één van de beste avonden van mijn leven, ik heb er vrienden voor het leven gemaakt. We zijn een hechte groep geworden, en dat is zo gebleven.”
Joris: “Ik was wel heel ziek nadat ik bedorven melk had gedronken, maar ik heb er nooit spijt van gehad. Ik voelde me een lid van de groep, het voelde als een eer, ik hoorde er echt bij. Dooprituelen moeten niet afgeschaft worden, maar meer transparantie zou wel wonderen doen.”
Vandebroek: “Dat is waar.
“Studentenverenigingen zouden duidelijker moeten maken waar het ritueel voor staat. Knielen, zwoegen en afzien helpt om een onzichtbare maar voelbare band te smeden tussen de nieuwe studenten.
“Je gaat nooit alleen door de modder, je doet dat met anderen. Achteraf krijgt iedereen ook een lintje, en heb je een nieuwe vriendengroep. Een schachtenmeester die in de gaten heeft wie het moeilijk krijgt, brengt een glas water of een dekentje. En achteraf klinkt iedereen samen tijdens de afsluitende cantus.”
“Als we de studentendoop in 2021 zouden uitvinden, zou het element van de schachten en de meesters ondergeschikt zijn. Dat is historisch zo gegroeid, en in veel verenigingen is het ook steeds minder belangrijk. Er is wel een verschil tussen afzien en ronduit vernederd worden.”
“Studenten moeten ook vooraf zeggen of ze ergens allergisch voor zijn. En als we ze iets te eten geven, moet dat ook eetbaar zijn. Dat staat in bijna alle doopcharters.
“Erkende kringen moeten een doop minutieus voorbereiden en een volledig draaiboek indienen: hoe, waar en wanneer doen we iets? Wat krijgen de schachten te eten? Hebben we van alle deelnemers een medische fiche? We krijgen ook controleurs over de vloer.”
Heb jij de indruk dat de weinige mensonterende studentendopen de boel verzieken?
Vandebroek: “Ja, absoluut. Ik vind het goed dat er regels bestaan over dopen en dat er ongeplande controles zijn, maar er zijn nog altijd organisaties die doelbewust en systematisch de mazen van het net opzoeken, en dus uit de stad trekken om te doen wat ze willen – waaronder, blijkbaar, hun gevoeg doen op mensen. Iemand insmeren met uitwerpselen is gewoon vetzakkerij.”
“Er had al véél langer opgetreden moeten worden: elk jaar loopt er wel iets fout, en wij zijn er de dupe van.”
Hoezo?
Vandebroek: “Telkens duiken berichten op van harde dopen van een groepje studenten zonder gezond verstand. Daarna vallen er gewonden of doden, en krijg je steeds strengere doopcharters. Dat kan niet blijven doorgaan: ook beschaafde studentenverenigingen zullen op den duur de charters, regels en controles negeren, en dat is veel erger. Van bovenaf zware regels opleggen of de dopen verbieden zal vooral zwaardere gevolgen hebben.”
Aurelie: “Het probleem lost zich ook deels zelf op: de Vlaamse Diergeneeskundige Kring heeft de doop van zes weken ingekort, omdat er te weinig kandidaten waren.”
Het FaculteitenKonvent Gent wenste te reageren op de getuigenis van Aurelie:
‘Deze getuigenis raakt ons enorm. De gebeurtenissen dateren van een aantal jaar geleden en in de tussentijd is er veel veranderd. Onze werking is er volledig op gericht om dergelijke praktijken tegen te gaan. Die zouden vandaag meteen bestraft worden. We hebben er dan ook vertrouwen in dat ze niet meer voorvallen, wat niet wegneemt dat wat Aurelie heeft meegemaakt, ook toen niet had mogen gebeuren.’
(*) De meeste getuigen in dit stuk wensten anoniem te blijven. Hun namen zijn bekend bij de redactie.
Bron: De Morgen