De erecode die Donald Trump lijkt te hanteren, doet Tinneke Beeckman denken aan die van de oude aristocratie, of van de nieuwe georganiseerde misdaad.
Tinneke Beeckman – De Standaard
26 maart 2025
Leestijd: 5 min
Het beleid van de Amerikaanse president Donald Trump betekent niet alleen een economische, militaire en (geo)politieke omslag, maar ook een culturele.
Trump lapt de gebruikelijke scheidingen tussen het presidentschap (uitvoerende macht), het Congres (wetgevende macht) en de juridische macht geregeld aan zijn laars.
In zijn buitenlandse onderhandelingen stelt hij zich eerder op als een patroon, aan wie leiders geschenken moeten geven om zijn bescherming te genieten of akkoorden te sluiten.
Hier gelden de regels van de diplomatie niet meer. Patronage draait rond eer.
Montesquieu noemt eer ook het actieprincipe van een monarchie.
Deugd is het actieprincipe van een republiek, aldus Montesquieu, maar dat lijkt hier minder relevant.
Angst is dan weer het principe van het despotisme.
‘Eer’ lijkt een oubollige term om sociale en politieke relaties te vatten, het begrip is complex en contra-intuïtief.
In een eercultuur bekommert elk lid zich om zijn reputatie, om zijn status. Je behoudt je status door de voortdurende strijd om eer aan te gaan.
Publiek vertoon is cruciaal. Wie de ander overtroeft, wint aan status. Wie niet reageert op een krenking, is laf en dus oneervol.
Eer heeft twee bronnen:
- Afstamming (voor aristocraten)
- Verdienste (buitengewone kwaliteiten).
Aristocraten verdedigen de eigen reputatie en die van hun familie, maar ze hebben niet noodzakelijk de kwaliteiten die bij eer passen, terwijl moedige of bijzondere mensen door hun inzet status kunnen verwerven.
Die strijd – tussen eer vanuit afkomst of eer door kwaliteiten – is een belangrijk literair onderwerp; bijvoorbeeld in Shakespeares Richard II of in Le Cid van Corneille.
Vandaag verschijnt ‘eer’ als regulerend principe in gangsterverhalen, denk aan The godfather of The Sopranos.
In die verhalen zijn de gangsters de helden, niet de vertegenwoordigers van justitie en politie, die hun misdaden moeten bestrijden.
De personages strijden om status, prestige en rijkdom, terwijl ze aan de politie proberen ontsnappen.
Ze verwerven macht door opschepperij en bluf, intimidatie, dreigementen, leugens en geweld, en ze eisen daarbij absolute loyaliteit van hun medestanders.
In Honour and social status (1965) noteerde de Britse antropoloog Julian Pitt-Rivers dat aristocraten en gangsters allebei erecodes boven de wet verkiezen.
Ze beschouwen zichzelf als beoordelaars, aanklagers en uitvoerders van het recht.
De 17de-eeuwse aristocratie vond dat ze boven de wet stond: edellieden beantwoordden krenkingen met duels, zelfs lang nadat die praktijk door Richelieu of Lodewijk XIV was verboden.
Hedendaagse gangsters vinden dat ze buiten de wet staan. Ze hebben een eigen recht, dat ze zelf afdwingen, desnoods met geweld.
Volgens Pitt-Rivers gedijt een eercultuur beter in een zwakke staat. Dat was vroeger het geval in meerdere landen rond de Middellandse Zee, zoals Spanje, Italië, Marokko of Griekenland.
Tussen die landen bestaan allerlei variaties in opvattingen en gewoonten over eer. Maar waar de eercultuur primeert, wantrouwen inwoners de overheid.
Ze voelen zich geen lid van een politieke gemeenschap. Frauderen of belastingen ontduiken, het is allemaal toegelaten. Alleen aan de familie en de eigen groep zijn mensen trouw verschuldigd.
Zodra een overheid sterker wordt en het rechtssysteem wordt uitgebreid, verdwijnt de eercultuur naar de achtergrond.
Omgekeerd ondermijnt de eercultuur de werking van de staat, omdat haar praktijken corrumperend en verdelend werken.
De vraag is of dat verband ook vandaag opduikt: kan het dat een eercultuur relevanter wordt in een postliberale tijd, waarin duidelijke visies op publieke deugd of op het algemene belang ontbreken?
Liegen is in een eercultuur opmerkelijk genoeg niet verboden. Om de eer te redden of om een tegenstander te overtroeven mag het.
Maar publiek een leugenaar genoemd worden is een affront, en dat moet je met wraak beantwoorden.
Verder ben je de waarheid alleen verschuldigd aan wie je als gelijke beschouwt, en alleen als je je daartoe expliciet verbindt.
Tegen ondergeschikten hoef je niet eerlijk te zijn. Dat is het punt in het sprookje De nieuwe kleren van de keizer van Hans Christian Andersen, meent Pitt-Rivers.
Iedereen ziet de naaktheid van de keizer, maar niemand zegt het hardop. Behalve een kind.
De keizer loopt niet alleen naakt rond, zijn onderdanen durven zich ook niet kritisch uit te laten.
De keizer kan liegen zonder zijn eer te verliezen. De anderen tonen hun ondergeschiktheid door daarin mee te gaan.
Opnieuw is het verschil met de democratische of liberale rechtsorde helder: daarin beogen juridische, wetenschappelijke, journalistieke en andere organisaties of instellingen een feitelijke, objectieve benadering van de werkelijkheid.
Onlangs kwamen Trump, zijn raadgever Musk en diens zoontje X Æ A-Xii in het Oval Office samen voor een persconferentie.
Het leverde merkwaardige taferelen op.
Zo fluisterde Musks zoontje tegen Trump:
“I want to shush your mouth” (ik wil je de mond snoeren).
De president deed gelukkig alsof hij het niet hoorde.
De eer was gered.
Tinneke Beeckman is filosofe en schrijfster.
Haar column verschijnt tweewekelijks op donderdag.

Lees ook
Klik hier of op de hyperlink hieronder
en vind andere columns van
Bron: De Standaard