Wat begon als een politieke beweging voor meer gelijkheid, is in sommige opzichten verworden tot een wraakzuchtige beweging van zeloten, schrijft Tinneke Beeckman. Dat verklaart mee de recente verkiezingsnederlagen van links.
Tinneke Beeckman – De Standaard
Identiteitspolitiek was het voorbije jaar electoraal niet succesvol. Toch niet aan de linkerzijde.
In Amerika werd Donald Trump weer president, in eigen land deed Groen het niet geweldig.
Waarom leidt het linkse identiteitsverhaal maar moeizaam naar een overwinning?
Links verbindt te weinig, is te veel top-down en wordt gepercipieerd als weinig verdraagzaam.
De basisgedachte is nochtans helder en verdedigbaar: minderheidsgroepen worden structureel ongelijk behandeld.
De politieke strijd moet erop gericht zijn die gemarginaliseerde groepen evenveel rechten te geven als de meerderheid.
Die meerderheidsgroep – wit, man, hetero – is eeuwenlang onrechtmatig bevoordeeld en die privileges moeten overboord.
Dat klinkt positief. Maar met die insteek dreigt een belangrijk deel van de bevolking zich niet meer aangesproken te voelen.
Op de website van de Amerikaanse Democratische Partij staat een lijst ‘wie we dienen’, met vijftien categorieën.
Slechts vijf daarvan hebben betrekking op wat iemand doet of waar die woont.
Alle andere zijn identitair:
- Vrouwen
- Lgbti-mensen
- Latinos
- Zwarte Amerikanen …
Witte heteromannen vallen buiten het bereik, hoe arm, ziek, ongeschoold ze soms ook zijn.
Die strategie houdt in dat mensen die deel uitmaken van een minderheidsgroep, er zich verder politiek mee identificeren.
Vrouwen moeten voldoende gemotiveerd zijn om voor een vrouw te gaan stemmen, bijvoorbeeld. Ze moeten dus andere motieven opzij willen schuiven.
Dat is niet vanzelfsprekend. Denk aan hoeveel latino-kiezers voor Trump kozen, omdat ze hoopten er economisch voordeel uit te halen.
Een andere lastige kwestie is de relatie tussen minderheidsgroepen.
Identiteitspolitiek plaatst het machtsconflict tussen minderheden en de meerderheid. Maar ook tussen minderheidsgroepen kunnen conflicten ontstaan.
De Democraten worden al decennia gesteund door welvarende ‘liberals’ van Joods-Amerikaanse afkomst.
In november wilden Amerikaanse moslims dan weer uitgesproken steun voor het benarde lot van de Palestijnen in Gaza.
Die spanning was geen geschenk voor de Democratische Partij. Daarbij komt dat de identitaire strijd niet in eerste instantie door de achterban uit het politieke centrum wordt aangemoedigd, maar door een deel van de welvarende, hogeropgeleide elite.
Dat blijkt uit Hidden tribes. A study of America’s polarized landscape van 2018, waarvoor 8.000 Amerikanen werden ondervraagd en in zeven politieke groepen ingedeeld.
Helemaal op links staan de ‘progressieve activisten’, die tegen structurele ongelijkheid van minderheidsgroepen strijden.
Zij vormen maar 8 procent van de bevolking, maar zijn oververtegenwoordigd bij campusprotesten en progressieve optochten.
Ze zijn het actiefst op sociale media. En dus wegen ze in het publieke debat.
Verrassend (of niet) is dat die groep het hoogst opgeleid is, het hoogste jaarlijkse inkomen noteert, en de op een na minst diverse groep is (dus bijna de meest ‘witte’ groep).
Aan de andere kant van het spectrum, op rechts, staan de ‘toegewijde conservatieven’. Zij strijden compromisloos voor traditionele waarden, en zijn bereid die desnoods met wapens te verdedigen.
Ze vormen maar 6 procent van de bevolking, hebben volgens de studie de op een na hoogste inkomensschaal, en zijn de meest ‘witte’ groep van de zeven.
Beide kampen zwengelen het identitaire debat aan, terwijl het overgrote deel van de bevolking zich in het centrum bevindt en andere bekommernissen heeft.
Het is belangrijk dat identiteitspolitiek aan de linkerzijde wel in kleine, diverse, minder bevoorrechte, collectieve groepen is ontstaan, bijvoorbeeld bij socialistische, gekleurde, feministes.
De term woke betekent ‘wakker’: ze wilden de ogen openen van wie macht had, om de ongelijkheid te zien waar zij onder leden.
Die bewustwording kan politiek noodzakelijk zijn; sommige groepen hebben het lastiger dan andere.
Woke heeft ook een religieuze, evangelische connotatie: wie wakker is, vindt de weg naar rechtvaardigheid en verlossing.
Woke is politiek onpopulair geworden, omdat die term top-down werd gebruikt, door de al genoemde activistische, veelal witte, hoger opgeleide geprivilegieerde groepen, die vooral in naam van anderen spreken.
Woke werd snel belerend: “Wij zijn wakker – en vele anderen zijn dat niet.” De term was niet meer verbindend, maar verdelend.
De strijd op campussen in de Verenigde Staten werd haast religieus gevoerd, vanuit een absoluut moreel gelijk. Alsof er een religieuze bekering op het spel staat: je moet toegeven dat je een zondaar bent.
In die extreme, onverdraagzame gevallen hebben ‘wokies’ de persecutorische logica van de zeloot overgenomen, die niet kan verkroppen dat schuldigen aan hun boetedoening zouden ontsnappen.
Die excessen – sprekers weren op campussen, personeel met foute meningen ontslaan – kregen veel aandacht op de sociale media.
Dat was niet het politieke verhaal dat ‘woke’ oorspronkelijk was.
Waarom heeft links niet gewonnen?
Omdat te weinig burgers ervoor stemden, is het eenvoudige antwoord.
De vraag is niet alleen of kiezers hun politici sympathiek vinden. Maar ook of ze denken dat die politici henzelf wel zouden verdragen.
Veel kiezers lijken daaraan te twijfelen.
Tinneke Beeckman is filosofe en schrijfster.
Haar column verschijnt tweewekelijks op donderdag.
Lees ook
Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind andere columns van
Bron: De Standaard