Tom Van Dyck (50) is terug van eigenlijk nooit helemaal weggeweest. De acteur nam even rust toen tijdens de try-out van zijn voorstelling Het beest in u bleek dat zijn zucht naar het ultieme hem lichamelijk had gewurgd. Hij cancelde de hele tournee, maar zette daarna zijn geplande terugkeer naar het podium voort. Hij speelde Wachten op Godot, Zwijg! en Ex, en nu doet hij in de nieuwe Streamz-serie Geldwolven weer waar hij het allerbeste in is: hij wórdt Frank De Jong, een fraude-expert die het leven en zijn vak ultraserieus neemt, tot blijkt dat oplichten de norm is geworden en hij ook op de rand van het systeem wil leren surfen.
Stefanie De Jonge – De Morgen
15 november 2022
Frank De Jongs partner in crime Chris – een knappe Joren Seldeslachts – zegt tegen hem: ‘Staar niet naar het water, los de controle en leer erop surfen.’ Leren surfen op het leven is ook wat jou te doen stond na het echec van Het beest in u.
Tom Van Dyck: “Ja, nu je het zegt… Maar ik surf toch nog niet helemaal van harte. Ik leef in deze verwarrende tijden tussen hoop en vrees, zoals Stefan Hertmans het formuleert in zijn laatste boek Verschuivingen, waarin hij het heeft over de klimaatellende, de neoliberale ellende en het failliet van de zorgstaat en de democratie. Dat heeft me geholpen om deze tijd wat beter te kaderen en iets meer te hopen dan te vrezen.”
Goed, want een bange mens is een vogel voor de kat, een prooi voor iedereen die er zijn voordeel mee wil doen. Dat is zo’n beetje de moraal in Geldwolven.
Van Dyck: “Ja (lacht). Angst is natuurlijk ook wel ergens goed voor, om je op wezenlijk gevaar te wijzen, bijvoorbeeld. Daar had Frank wel wat meer rekening mee kunnen houden.”
De voorstelling Het beest in u deed je de das om omdat je alles tot in de puntjes zelf wilde doen. Geldwolven is een project van Gijs Polspoel waar jij bent ingestapt. Vond je dat eng?
Van Dyck: “In Over water ben ik ook gestapt en aan De bende van Jan de Lichte heb ik me helemaal moeten overleveren, want hele stukken van dat scenario moesten nog geschreven worden terwijl we al aan het filmen waren – dat was pas echt bang afwachten.
“Maar dit is wel de eerste keer dat ik zo’n grote rol heb in een project van een ander. Al moet ik eerlijk zeggen dat Gijs me van in het prille begin heeft betrokken bij Geldwolven.”
Ik dacht het al. De rol lijkt je op het lijf geschreven.
Van Dyck: “Dat is ook wel een beetje zo. Vroeger kende ik Gijs alleen van de verhalen van Christophe Lambrecht.
“Christophe wilde ons aan elkaar voorstellen, maar daar is het niet van gekomen. Of eigenlijk wel: tijdens de voorbereidingen op de begrafenis van onze vriend zijn we elkaar tegen het lijf gelopen.
“Daarna herhaalden de ontmoetingen zich en tijdens één ervan zei Gijs: ‘Ik loop met een idee voor een reeks rond en ik zou dat idee graag uitwerken met jou in mijn achterhoofd.’
“Dat is precies zoals ik scenario’s schrijf: met voor elke rol specifieke mensen in het achterhoofd.
“Gijs’ plan prikkelde me meteen: Frank ondergaat zo’n metamorfose, voor een acteur is dat natuurlijk een cadeau om te spelen.”
Jij hebt Frank dus mee gecreëerd?
Van Dyck: “Ik mocht feedback geven, zeggen: ‘Dit vind ik minder goed’ of ‘Dat snap ik niet’. Ook de cast mocht ik mee kiezen.
“Voor de rol van mijn dochter heb ik video’s gekregen van de twaalf actrices die na de eerste selectie zijn weerhouden. Femke Vanhove sprong er voor mij meteen uit, zo’n talent. Om maar te zeggen: ik was niet zomaar een toerist op set. Allesbehalve.”
Het gaat goed met je, heb ik de indruk.
Van Dyck: “Dank u, mevrouw de psychiater (lacht). Maar ik ben er nog niet, hoor. Het proces dat in gang is gezet nadat ik mezelf met Het beest in u in de gracht heb gereden, ben ik nog aan het doorlopen.”
Je bent het na je crash niet echt kalmer aan gaan doen.
Van Dyck: “Dat is waar. Ik ben redelijk snel weer beginnen te werken en eigenlijk heb ik weer een waanzinnig jaar achter de rug. Ik stond in drie theaterstukken en ik zal dit jaar 115 voorstellingen hebben gespeeld.
“Met Ex zijn we aan het toeren, Wachten op Godot is hernomen en voor Zwijg! hebben Bruno Vanden Broecke en ik 45 keer in het theater gestaan. Ik ging weer eens theater spelen en dan doe ik dat meteen ook weer veel te veel (lacht).
“En weet je wat ik heb gemerkt? Dat theater toch mijn ding niet is. Ik word er allesbehalve rustig van, omdat ik op het podium alle controle verlies.”
In loslaten heb je dus nog steeds geen lol?
Van Dyck: “Ik heb daar af en toe lol in, maar te weinig in verhouding tot de energie die het me kost. Ik merk dat ik filmen veel aangenamer vind.”
Drie jaar geleden vertelde je me al dat je filmen fijner vindt omdat je de beste take kunt kiezen, die nog kunt verfijnen in de montage, waarna alles hetzelfde blijft. Op een podium moet je alles telkens opníéuw creëren en kun je niet altijd excelleren.
Van Dyck: “Dat is waar. Maar na mijn zogenoemde burn-out besloot ik om niet meer alles in mijn eentje te doen, om weer echt te gaan samenwerken en ook alleen nog dingen te doen waarvan ik op voorhand al dacht: tralalala, vrolijk!
“En dat was wat ik dacht toen Tom (Dewispelaere, red.) me vroeg om Wachten op Godot met hem te maken. En met Bruno wilde ik ook al heel lang samen aan de slag.
“Maar na zestien voorstellingen van Zwijg! dacht ik al: voor mij hoeven we niet meer samen naar die schouwburg te rijden, ik zou liever gewoon samen iets gaan eten. Dat was een enorme wending in mijn denken over dit vak.”
Wending? Je had zestien jaar niet in het theater gestaan omdat je er niet graag vertoefde.
Van Dyck: “Ik dacht dat het te maken had met de omstandigheden, maar die waren nu ideaal. En toch merkte ik dat ik niet blij word van vijf keer per week in een kelder die voor kleedkamer moet doorgaan te zitten denken: het was niet goed genoeg, morgen moet het beter. Ook al gaf ik elke keer het beste van mezelf.”
Maar waaruit bestond dan precies de wending?
Van Dyck: “Eigenlijk kwam die pas tot volledige wasdom in Zambia. Onze jongste dochter Abel deed daar vrijwilligerswerk en mijn oudste dochter Lola, mijn vrouw Alice en ik waren haar achterna gereisd.
“Het was dáár, terwijl ik in alle rust naar de sterrenhemel keek, dat ik dacht: ik weet niet of ik dat spelen altijd wel zo nodig zal blijven hebben.”
Dát is inderdaad een wending: spelen is de essentie van je bestaan, zei je altijd.
Van Dyck: “In grote mate, om niet te zeggen: helemáál! Ik ben ook 50 geworden. Ik heb altijd gedacht dat ik geen zak om mijn leeftijd zou geven, tot ik opeens zo’n brief van de overheid kreeg met de vraag om mijn kak op te sturen voor onderzoek, en iedereen om me heen zei: ‘Ik zou je darmen toch maar laten checken.’
“Toen stond ik er toch weer even bij stil hoe ik jarenlang in het rood ben gegaan en wat dat met mijn lichaam had gedaan. Ik heb een tijdlang zoveel stress gehad dat ik mijn schoenen niet kon aanhouden omdat mijn voeten ervan openlagen.
“’s Avonds kapte ik dan genoeg wijn en whisky naar binnen in de hoop dat dat me zou kalmeren en ik niet in overdrive zou gaan.
“Zelfs na mijn crash heb ik niet uitgebreid gerust. Dat deed ik pas tijdens de pandemie, toen ik niet anders kon.
“Er is toen wel iets gebeurd met mij: voor het eerst in mijn hele carrière had ik een lege agenda. In normale omstandigheden zou dat me doen panikeren, maar nu was het een kwestie van overmacht. Ik moest niks en ontdekte een rust en een vrijheid in mijn kop die ik nog nooit had gevoeld. Ik dacht alleen maar: wat is dit lekker!
“Die burn-out was een puur lichamelijke kwestie. Deze keer begon er in mijn hoofd iets te groeien, een nieuw besef dat ik misschien veel minder afhankelijk ben van dat spelen dan ik altijd gedacht had en dat ik misschien weleens iets anders kon gaan doen.”
Heb je niet al eens eerder proberen los te komen van het acteren? Ik herinner me dat je toen een cursus bioboeren of zo bent gaan volgen.
Van Dyck: “Haha! (rolt bijna om van het lachen) De manier waarop je dat zegt: ‘Bioboeren of zo.’ Zo van: ‘Jezus, de acteur heeft ne keer z’n caoutchouc botten aangetrokken; waarom!?’ (hikt na van het lachen)
“Maar goed, mijn geestestoestand heeft er, in combinatie met dit heftige tijdsgewricht, in ieder geval voor gezorgd dat ik nu denk: moet ik wel in dat orkestje op de Titanic blijven spelen? Moet ik niet eens gaan helpen en de sloepen uit zetten om wat mensen te redden?”
RENNEN IN DE RATRACE
De pandemie duwde wel meer acteurs in een identiteitscrisisje, omdat de overheid hen het gevoel gaf: jullie doen er niet echt toe.
Van Dyck: “We waren wél nodig, maar we moesten dan maar gratis wat gedichten gaan inlezen op de sociale media. Daar sprak natuurlijk niet bijster veel respect uit.”
Dat komt aan, zeker bij mensen die misschien iets meer dan de gemiddelde persoon vinden dat wat ze doen aandacht verdient.
Van Dyck: “Wat zeg je dat vriendelijk! Je bedoelt dat acteurs meestal de nulmeridiaan door hun gat hebben lopen. En toen bleef dat gat leeg, geen pluim kwam erin terecht. Het stond nochtans wijd open, haha (rolt weer om van het lachen).
“Nu goed, mij deed de pandemie ook een stap achteruit zetten en nadenken, vooral over de vraag: klopt het wel, de manier waarop we ons leven leiden? We worden allemaal maar in die ratrace geduwd en bang gemaakt:
“‘Zorg dat je een pensioen hebt!’
“Iedereen is bang en rent, is bang en rent.”
En daar vaart de heilige economie wel bij.
Van Dyck: “Meestal heb je daardoor ook geen tijd om na te denken, maar tijdens de pandemie hadden we die wél, en dat heeft echt iets teweeggebracht.
“Er zijn bijvoorbeeld nog maar heel weinig theatertechnici te vinden, omdat die tijdens corona ontdekten: hé, ik kan ’s avonds ook gewoon thuis zijn en mijn kinderen zien.
“Tijdens de festivals hebben ze met heel veel moeite alle posten bemand gekregen.
“Binnen de filmsector klinkt de vraag trouwens almaar luider om naar vier draaidagen per week te gaan, om het vak leefbaarder te maken.”
Zitten acteurs ook in de ratrace? Leiden ze geen vrijer bestaan?
Van Dyck: “Denk je dat? Niet iedereen leeft zo compromisloos als Panamarenko. De meeste acteurs hebben een gezin en een huis dat ze moeten afbetalen hoor. Ik heb me vaak afgevraagd hoe mijn leven er zonder gezin had uitgezien.
“Ik zou er niet voor kiezen – mijn gezin heeft een fijnere mens van mij gemaakt – maar het is toch raar dat je als je jong bent, zo snel mogelijk weg wilt uit een omgeving die je daarna zelf weer probeert te creëren.
“Voor je het weet, kun je meezingen met Talking Heads: ‘
And you may find yourself in a beautiful house, with a beautiful wife / And you may ask yourself: ‘Well, how did I get here?’’
(lacht)
“Acteurs laten zelf wel graag uitschijnen dat ze voor rock-’n-roll en vrijheid staan, maar een acteur is de meest geprogrammeerde mens die er bestaat.
“Ik kan je tot op het uur zeggen waar ik tot 17 december zit. Zo heb ik het hele jaar geleefd. Hoe vrij is dat?”
Maar jij overweegt dit keer dus serieus een carrièreswitch?
Van Dyck: “Ik ben me in ieder geval serieus de vraag gaan stellen: ik ren me rot, ik speel, maar ik heb altijd stress. Waarom?”
Welja, waarom?
Van Dyck: “Omdat ik mijn bestaan en mijn hele identiteit aan dat spelen heb gekoppeld. Ik haal status uit mijn werk, het gevoel dat ik iemand ben. Zo worden we ook met z’n allen opgevoed, met het idee dat je pas iemand bent als je presteert.
“Artiesten identificeren zich meer dan wie ook met hun werk, niet alleen vanwege die nulmeridiaan die door hun reet loopt, maar ook omdat 95 procent van hen trillende espenbladen zijn die op het podium vragen:
- Je vindt mij toch fijn?
- Je vindt mij toch leuk?
- Je houdt toch van mij?
“Het is een bende onzekere kiekens die vooraan aan de draad proberen te staan. Ik ook, hè, ik ook.”
Heb jij ook niet altijd het gevoel gehad dat je aan die ratrace wilde ontsnappen? Is dat niet waarom je bent gaan acteren?
Van Dyck: “Ik vrees, Stefanie, dat ik juist ben gaan acteren om er een beetje bij te horen.”
Ik herinner het me weer: als gedoodverfde opvolger in het elektriciteitsbedrijf van je vader moest jij handel volgen terwijl al je vrienden Latijn gingen studeren. Je stortte je op het spelen toen je op school merkte dat je op het podium uitblonk en ermee kon tonen: kijk, ik kan ook iets.
Van Dyck: “Ja, dat is dus die status waarover ik het had. Die vond ik in het spelen. Bovendien hielp spelen me om met het leven om te gaan. Dingen komen nogal hard bij me binnen, dat verwarde me. Via de verhalen en het spel kon ik die verwarring en het teveel aan voelen een beetje plaatsen.
“Voor een stuk is spelen ook growing up in public with your pants down, en ik vraag me steeds vaker af: is dat wel zo fijn? Klopt de kosten-batenanalyse nog wel?”
Ik probeer me ook steeds vaker een leven zonder mijn werk voor te stellen, maar stuit dan telkens op de vraag: wie ben ik dan nog?
Van Dyck: “Toch moet je jezelf die vraag durven te stellen: hoe zou het – in mijn geval – zijn als ik niet meer zou spelen? Of toch in ieder geval stop met mijn bestaansrecht eraan op te hangen?
“Nu hang ik op een wurgende manier van mijn werk af, terwijl ik niet zeker weet of ik dat spelen wel echt zo nodig heb. Misschien heb ik mezelf dat wijsgemaakt.
“Maar ik denk ook: Tom, ben je wel eerlijk? Je bent 50 en je hebt al heel veel bewezen. Is dat niet de reden waarom je nu durft te zeggen: misschien wil ik wel iets anders doen?
“Dat is natuurlijk makkelijk als je zoveel status hebt dat ze je die niet meer kunnen afpakken. Dat houdt me nu bezig. Op die vragen ga ik de komende maanden antwoorden proberen te vinden.
“Ik ben een paar weken geleden een webinar beginnen te volgen. Niet over bioboeren (grijnst), maar over natuurmanagement, een opleiding die je nodig hebt om boswachter te worden.
“Die cursussen zitten propvol met dertigers, veertigers en vijftigers die allemaal denken: het is genoeg geweest met die stress, ik ga iets anders doen met mijn leven. Dat zegt veel over onze tijd.”
EEN EFFICIËNTE KUDDE
Elk gesprek begint tegenwoordig met: ‘Ik word gek van de stress.’ Iedereen is moe. Nog niet eens zo lang geleden werkten we gewoon genoeg om in ons levensonderhoud te voorzien en daarna gingen we feesten. Nu voelen we ons schuldig als we niksen.
Van Dyck: “Dat kreeg ik ook met de paplepel mee. Als ik een boek zat te lezen, kreeg ik het al te horen: ‘Wat ben jij aan het doen? Ga liever in de tuin werken.’
“Mijn ouders waren middenstanders, hè. Mijn broers zijn ook echte doorbijters. Werken en niet zeuren, dat was de boodschap.
“Ik heb dat mezelf ook opgelegd. Ik wilde niet alleen spelen, maar ook regisseren én producen, en dan wilde ik ook nog een cultureel ondernemer zijn. Het was nooit genoeg. Dat vonden ze in het college ook:
‘Poge om het hoge’ stond er op de muur.”
Zo hielp het katholieke onderwijs het kapitalisme om van ons een efficiënte kudde te maken.
Van Dyck: “Dat is precies wat filosofe Martha Nussbaum schrijft in het boekje Niet voor de winst: dat het hele schoolsysteem erop gericht is productieve leerlingen af te leveren die efficiënt kunnen meedraaien in de winstmachines.
“In het lessenpakket zit steeds meer wiskunde of ander ‘nuttige’ vaardigheden en steeds minder filosofie en andere vakken die je helpen om je kritisch te verhouden tot autoriteit en om sympathie te hebben voor mensen die anders zijn.
“In plaats van meer wiskunde pleit ik voor meer theater op school. Theater leert je om je in te leven in iemand anders en om je met hem of haar te verbinden.
“Theater heeft mij humaner gemaakt. Dat is pas winst.”
Mensen beginnen steeds meer te beseffen dat de extra winst van al hun extra werk in de zakken van een ander verdwijnt.
Van Dyck: “In de zakken van de aandeelhouders. En het vieze is dat de banken alle spaarders de aandelenmarkt proberen op te sturen, zodat ze het systeem mee in stand houden en een deel van hun eigen probleem worden.”
En mensen laten zich vangen, want ze zijn bang. Dat kaart Geldwolven ook aan: dat de verzekeringen profiteren van de bange mens.
Van Dyck: “Ja, daarom maken ze na een aardbeving meteen meer reclame. Dat is toch de perversiteit ten top, dat telkens wanneer mensen extra bang zijn, zij daar proberen munt uit te slaan? Ook in de politiek gebeurt dat.
“Grote ondernemers zijn vaak angstloos, op het onmenselijke af, zij durven de ruimte in te vliegen en denken: fuck de rest! Zij gebruiken de angst van anderen als brandstof. Onze angst is de brandstof voor de zogenaamde durvers. Wij komen er langzamerhand achter dat we niet meer zijn dan een lege benzinetank.”
Chris zegt op een gegeven moment tegen Frank: ‘Eerlijk duurt te lang.’ Hij doet niet meer mee en licht het systeem voetje.
Van Dyck: “Ja, en dat valt in vruchtbare aarde, want Frank heeft net ontdekt dat hij zelf een speelbal is in het systeem dat hij in alle eerlijkheid diende.
“Zijn kompaan, met wie hij altijd ten strijde trok tegen foefelaars, keurt opeens de claim van een grote foefelaar goed omdat, zo zegt hij, ‘de spelregels nu anders zijn’.
“‘Maar jij bent goed bezig, hè’, zegt hij dan, terwijl hij Frank een klopje geeft zoals je dat doet bij een brave hond. Eenmaal buiten beseft hij: ik doe er niet meer toe.”
Frank besluit zijn leven om te gooien. Hij kiest voor de criminaliteit. Jij, als ik het goed heb begrepen, voor een leven als boswachter.
Van Dyck: “Ik ga tot in december eerst nog een resem voorstellingen spelen. En verder de kritiek op Geldwolven bang afwachten.
“Slechte kritiek hakt er bij mij nog altijd hard in. Ik neem dat altijd heel persoonlijk. In die zin kan ik mezelf nog altijd niet loskoppelen van mijn werk.
“Als de critici Frank niet goed gespeeld vinden, zal ik denken: ík ben niet goed genoeg.”
ROKKEN DRAGEN
Mag ik in verband met je gevoeligheid voor kritiek vragen of je in deze nieuwe tijden al eens op je plaats bent gezet als man?
Van Dyck: “Neen. Ik leef al jaren tussen drie vrouwen, en mijn dochters vinden mij ‘totaal geen mannenman’. Ik heb me ook nog op geen enkel moment bedreigd gevoeld in mijn mannelijkheid.
“Nu, er zijn zeker dingen veranderd. Dat merk ik weer wanneer ik scenario’s lees. Er is veel discussie en geweldig veel meer zelfcensuur:
- ‘Kun je dat grapje wel maken?’
- ‘Moeten we dat niet anders formuleren?’
“Gijs heeft er speciaal Hasse Steenssens bij gehaald, een jonge vrouw, om in dat licht het scenario onder de loep te nemen.”
Wist je dat jij een cisman bent?
Van Dyck: “Nee, de eerste keer dat ik het woord ‘cisman’ in de krant las, heb ik het moeten opzoeken.
“Wat ik jammer vind aan wat jij ‘de nieuwe tijd’ noemt, is dat het hokjesdenken aan terrein wint. Her en der is er discussie over wat je wel en niet kan spelen.
“Wat Bruno en ik speelden in Safety First (Andy, gespeeld door Van Dyck, komt uit de kast en verklaart zijn liefde aan Dirk, gespeeld door Bruno Vanden Broecke, red.), zou nu niet meer kunnen.
“Je mag geen homo meer spelen als je geen homo bent. Ik vind dat zo’n onzin. Ik vind dat je als acteur juist alles moet kunnen spelen, dat je je in alle mogelijke andere levens moet kunnen verplaatsen. Dat werkt juist verbindend.
“Maar zo wordt er dus niet meer over acteren gedacht. Dat is ook de reden waarom ik geen les ben gaan geven aan de toneelschool, ook al hebben ze me daarvoor gevraagd.
“Los daarvan lijkt het me zalig om in deze tijd de liefde en je seksualiteit te ontdekken en te beleven. Dat je gewoon kunt zeggen: misschien ben ik homo, misschien fluïde, ik weet het allemaal nog niet. Dat lijkt me zo vrij. Ik zou dat misschien ook wel fijn hebben gevonden.”
Had je de fluïditeit dan uitgeprobeerd?
Van Dyck: “Wie weet.
“Ik weet gewoon niet of de opdeling in mannetje-vrouwtje zo’n meerwaarde is.
“Zie mij nu vandaag: ik heb mijn best gedaan, mijn knalgroen hemd uit de kast gehaald, maar verder draag ik toch gewoon weer een pak.
“Steeds meer mannen om me heen – vijftigers, hè – zeggen: ‘Zullen wij ook niet eens rokken beginnen te dragen?
“Harry Styles doet dat ook.’ En dan denk ik: waarom niet? Ik vind dat een fijne evolutie.”
Je hebt weer haar.
Van Dyck: “Ja, wat vind je? Voor de rol van Frank stelden ze voor om mijn haar te laten groeien.
“Ik heb ter voorbereiding op mijn rol veel met haar geëxperimenteerd:
- Hoeveel haar?
- Welke baard erbij?
- Ringbaard?
- Geen ringbaard?
“Dat haar heb ik gehouden. Iedereen zei opeens dat ik er jonger uitzag en dat begint nu toch te spelen (lacht).”
Is je verlangen naar een ander professioneel leven niet gewoon ingegeven door een midlifecrisis?
Van Dyck: “Nee nee, het is fundamentele twijfel of ik met wie ik ben en wat ik kan – en niet kan – geen grotere verantwoordelijkheid moet nemen dan spelen in dat Titanic-orkestje.”
Je speelde vroeger bij De Roovers, die alleen maatschappelijk relevante stukken maakten, en met Het beest in u wilde je de mensen een klimaatgeweten schoppen. De voorstelling Ex is puur amusement. Daarmee ben je alleen maar méér dat orkestje geworden.
Van Dyck: “Dat zeg je heel juist. Ik heb Ex gemaakt om mijn spelplezier terug te vinden, maar Het beest in u vond ik echt belangrijk om te maken.
“Het beest heeft me verpletterd, maar ik wil het weer in de ogen kijken en zien waar het me brengt.”
© Humo
Lees ook
Bron: De Morgen