Op 6 april 2022 verstomde het lawaai van Reinhilde Decleir – 73 verjaardagen had ze gevierd. Ze was een zus geweest, een vrouw, een actrice ook, maar het meest van al een dier dat zich in prachtige nesten werkte. Haar mooiste: Tutti Fratelli, het Antwerpse theatergezelschap voor wie elke dag het examen kansarmoede aflegt, of op een andere manier het kladblaadje is dat wegwaait in de wind. Vorige week gingen haar fratelli in première met De störm, naar William Shakespeare. Wie goed luistert, zal het kuchje van Tom Lanoye herkennen: hij vermaalde de tekst, en maakte al die nukkige jamben kleir voor Reinhilde Decleir.
Lees de toneeltekst van ‘De störm’ van Tom Lanoye gratis op Humo.
Ze heft haar Duvel hoog, over haar lippen loopt een grijns die pas bij haar slapen eindigt, en dan klinkt het getingel van glazen die elkaar aantikken.
Reinhilde Decleir heeft het rondje betaald, Jan Sobrie en Tom Lanoye drinken mee.
Het is 31 juli 2019, de herneming van Bloemen van een autist is net op het tederste applaus onthaald op Theater Aan Zee in Oostende: een staande ovatie.
Jan Sobrie is de auteur en de regisseur van het stuk en Tom Lanoye is Tom Lanoye.
Jan Sobrie (43): “Tom wilde Reinhilde die avond wat vragen, maar hij twijfelde. Toen ze naar het toilet ging, legde hij het uit: hij wilde De storm van William Shakespeare bewerken voor Tutti Fratelli, maar alleen als Reinhilde Prospero zou spelen – de hoofdrol.
“Maar, zo zei hij: ‘Ze zal dat niet willen doen.’
Reinhilde was overal bij Tutti Fratelli, behalve op het podium. Daar moesten haar fratelli schitteren, vond ze.
“Ik zei tegen Tom dat hij haar nieuwsgierig moest maken. En dat deed hij: ‘Zeg, Reinhilde, ik heb een idee. Of nee, laat maar, ge gaat het toch niet willen…’
“Dat rekte hij een poosje, tot Reinhilde het niet meer hield: ‘Zegt da na gewoen!’
“De rest is geschiedenis: ze stemde meteen in.”
Toch zal Reinhilde Decleir uiteindelijk nooit als Prospero op de planken staan. Het leven komt met een list: ze krijgt kanker.
Nico Sturm (47): “Toen Reinhilde ziek werd, dachten we aanvankelijk dat ze die rol nog wel zou kunnen spelen. Maar gaandeweg werd duidelijk hoe ernstig het was. (Stil) En op 6 april van vorig jaar stierf ze dus.”
Nico Sturm is nu de artistiek leider van Tutti Fratelli, Jan Sobrie regisseert De störm (dit interview is voor de première van afgelopen weekend afgenomen, red.).
Jan: “Die opvoering moest de viering van vijftien fantastische jaren zijn, maar het is een eerbetoon aan Reinhilde geworden. Want hoe je het ook draait of keert: het is onze eerste voorstelling zonder haar. In het stuk zitten enkele verrassingen die duidelijk verwijzen naar haar.”
Eind december 2022, de Lange Gasthuisstraat in Antwerpen. In het honk van Tutti Fratelli hebben alle acteurs zich verzameld voor een tekstrepetitie.
De vijfvoetige jamben van Shakespeare, vertaald, geplooid en beademd door Lanoye, rinkelen door de lucht. Het is hard werk, zie ik: De störm gaat niet snel liggen.
Nico: “Het stuk is een cadeau, maar tegelijk ook een stevige boterham.”
Jan: “Shakespeare is moeilijk, hè: de taal, het volume, het ritme. Zelfs voor geschoolde acteurs is dat niet evident.”
Toch danst Dirk Rypens (55) zich con brio door een obese hap tekst.
Dirk Rypens: “In mijn eerste jaren bij Tutti Fratelli speelde ik vooral kleine rollen, met weinig tekst. Dat vond ik prima, want vroeger had ik een alcoholprobleem, en dat heeft z’n sporen nagelaten in m’n hoofd.
“Ik kon me simpelweg niet voorstellen dat ik grote lappen tekst vanbuiten kon leren. Maar het afgelopen jaar heb ik beseft dat ik het wél kan. Heeft een professionele acteur een uur nodig om een scène te blokken, dan zal het mij tien uren kosten – maar het is me die inspanning waard.”
Jan: “In De störm speel je verdorie een scène van zes bladzijden – in het Antwerps, in vijfvoetige jamben.”
Dirk: “Dat ik dat kan, en dat ik er zo gelukkig van word, heb ik aan Tutti Fratelli te danken. Ik kom van ver. Stoppen met drinken is één ding, maar vervolgens moet je ook je hele leven herschikken. Ik ging werken, ik volgde een begeleidingstraject, maar echt goed liep dat allemaal niet.
“Tot ik op iemand botste die me zei dat ze bij Tutti Fratelli met De driestuiversopera van Bertolt Brecht en Kurt Weill bezig waren, en nog iemand zochten voor een rolletje: de bode die het slotlied zingt.
“In de Elisabethzaal was dat, voor tweeduizend man! Net voor we op moesten, keek ik om me heen: kan ik nog weg? (lacht) Maar dáár, op de planken, is mijn herstel begonnen.”
Tijdens de tekstrepetitie verraadt niets dat hier geen professionele acteurs aan het werk zijn.
Jan: “Toen ik aan Bloemen van een autist begon, zei ik Reinhilde dat ik maar op één manier kan regisseren: zoals ik dat doe voor een gezelschap van professionele acteurs.
‘Dat is precies de bedoeling’, antwoordde ze. Ze had een hekel aan betutteling. Bij Tutti Fratelli willen we niet op de bereidwilligheid van het publiek rekenen: ‘Och ja, het zijn mensen met problemen, ze mogen er al eens naast zitten.’ Néén!”
Nico: “Het is niet: een mooi kostuum aan, wat stemmig licht erop, een handvol muzikanten erbij, en dan applaus. We vragen discipline en toewijding. Dat was een van de stokpaardjes van Reinhilde: ze wilde niet snel snel mensen op een podium zetten en applaus oogsten. Neen, ze wilde er echte artiesten van maken.”
Peggy Beaujean (63) is er al sinds het begin van Tutti Fratelli bij.
Peggy Beaujean: “Als kind al wilde ik heel graag acteren, maar van mijn ouders mocht ik niet naar de toneelschool. Dankzij Reinhilde heb ik die droom toch nog kunnen waarmaken.”
Nico: “We zijn een sociaal-artistiek gezelschap, maar na een voorstelling in de Bourla zei Josse De Pauw dat die benaming eigenlijk anders moet: Tutti Fratelli is een artistiek, sociaal gezelschap.
“Reinhilde glom van trots, want dat was helemaal wat ze beoogde. Ik zie hier ook echt mensen die in een professioneel gezelschap niet uit de toon zouden vallen.”
Katty Van Beeck (55) bijvoorbeeld, die in De störm een dubbele rol speelt: ze is een matroos, en een van de dansende onderwereldgeesten.
Katty Van Beeck: “Vroeger ging ik naar elke voorstelling kijken. Nadat ik in de Bourla eens met Reinhilde aan de praat was geraakt, mocht ik debuteren in de herneming van De driestuiveropera. Ik speelde een hoereke – meteen een glorieuze eerste rol (lacht).
“Het is waar: Reinhilde legde de lat hoog. Na elke repetitie kregen we opmerkingen. En haar vaste zinnetje zit nog altijd in mijn hoofd: ‘Niet op automatische piloot!’”
Juan Maldonado: “Na elke voorstelling zei ze: ‘Het was goed, maar het kan nog beter.’ Altijd.”
Juan Maldonado (43) is er sinds 2008 bij. In De störm speelt hij Drinculo.
Juan: “Mijn personage heeft z’n naam niet gestolen: hij is altijd zat! Dat is heel plezant om te spelen.”
Jan: “Je doet het ook zo echt en puur. Ik noem het art brut: een geschoolde acteur doet het je niet na.”
‘Niet elke rol is even groot’, zegt Riccardo Federico (32).
Riccardo Federico: “Bij de kennismaking vertelde Reinhilde me dat er ook best wat repetities zouden zijn waarbij mijn inbreng klein zou zijn, maar dat net dat de belangrijkste momenten zouden zijn.
‘Want wanneer anderen spelen, kunt gij kijken.’ En zo ging het ook: van die zogenaamd saaie momenten heb ik het meest geleerd. Ik keek naar hoe de anderen het deden, hoe ze zich zo’n rol meester maakten.”
Dirk: “Toch is acteren niet het moeilijkste wat ik ooit gedaan heb. Ik heb al een bewogen leven achter de rug, en al die ervaring gebruik ik op het toneel. Ik hoef de emoties van mijn personage niet na te spelen: ik moet ze gewoon herleven.”
Reinhilde Decleir tikte met een hamertje op steeds dezelfde nagel: discipline.
Nico: “Wie wilde meedoen, moest komen opdagen op de repetities. De teksten uit het hoofd leren. Wérken.”
Jan: “Slordigheid was verboden – geen jassen of rugzakken op de scène – en stiptheid verplicht. Om zeven uur begon de repetitie, en dan werd er drie uur geconcentreerd gewerkt.”
Katty: “Als mensen lieten weten dat ze niet naar een repetitie zouden komen, belde ze: ‘Ge ziet dat ge er zijt, hè. Als ge niet komt, gaat ge spijt hebben.’”
Peggy: “Ze was streng, maar vooral eerlijk. Dat is hier ook gewoon nodig.”
Jan: “Het voelt soms hard om tegen iemand te zeggen dat er geen ritme zit in z’n vertolking, of dat ik de woorden niet geloof. Maar de fratelli vragen soms zelf om die leidende hand. ‘Ge moet wat strenger zijn,’ krijg ik soms te horen, ‘zoals Reinhilde.’”
OPPERHOOFD
Een deel van het pand dat Tutti Fratelli huurt, is momenteel ontoegankelijk: bij werken naast de deur zijn de funderingen van het gebouw geraakt, en een renovatie is noodzakelijk.
Het bureau van Reinhilde Decleir is gelukkig gevrijwaard gebleven van barsten en scheuren: je kunt haar nog zien zitten, pontificaal achter haar oude schrijftafel, druk met papier en inkt.
Riccardo: “Het is een prachtige ruimte, hè. Hier praatte ik voor het eerst met Reinhilde. Het voelde als een sollicitatiegesprek: ze torende boven me uit, en ik zat nogal kleintjes voor haar. ‘Ge meugt wa loader spreike, zenne!’”
Jan: “Ze zat altijd aan dat bureau. Liep je daar binnen, dan voelde dat als thuiskomen bij een theatrale oermoeder.”
Juan: “Want het was helemaal niet moeilijk om door die façade van strengheid te prikken: Reinhilde was een heel lieve, zachte madam die altijd tijd voor je maakte.”
Jan: “De gesprekken werden hier heel persoonlijk. Kwetsbaarheid werd nooit afgestraft: je moest hier niet voorzichtig zijn met je woorden.”
Peggy: “Ik heb ontzettend veel gehad aan die gesprekken met Reinhilde. Ze had een bijzondere gave: ze haalde alles uit je wat erin zat. En dan vooral de dingen die je zélf niet zag. Ze deed je opbloeien, ja. Dat is bij mij ook gebeurd: ik kreeg zelfvertrouwen cadeau van haar, het gevoel dat ik een plaats heb op deze wereld.”
Katty: “Reinhilde was een moeder voor mij. Zo voelde het echt.”
Dirk: “Ze zag het ook meteen als je het moeilijk had. Tijdens de pandemie, toen de werking noodgedwongen stillag, belde Reinhilde me geregeld op. Ik was weer in een sociaal isolement verzonken: de muren kwamen op me af. En Reinhilde, zij voelde dat. Zij trok me weer naar boven, het moeras uit.”
Riccardo: “Ik twijfelde aanvankelijk of spelen bij Tutti Fratelli wel iets voor mij was, en ik overwoog om ermee op te houden. Maar ik hield vol, en na mijn eerste voorstelling voelde ik me zó goed…
“Enkele weken eerder, na de doorloop van het stuk, had Reinhilde me gezegd: ‘Ik zag het ineens, Riccardo. Poef, ge stondt er! Ge zijt opengebloeid.’ Ik was verbaasd door die woorden, want zelf had ik dat gevoel helemaal nog niet. Maar na die première begreep ik dat ze gelijk had. Reinhilde zag de dingen soms eerder dan jijzelf.”
Het is ook hier, in dat robuuste bureau, dat Reinhilde Decleir heeft achtergelaten wat haar zo dierbaar was: haar brieven, notities, dagboekflarden, tekeningen en affiches. Ze laat zich lezen, ook na haar dood.
Nico: “Dan ben ik in een lade op zoek naar iets, en stoot ik op een prachtige verrassing – een mooie brief, of een terloopse observatie die ze in woorden gegoten had. Reinhilde hield van schrijven, van écht schrijven: met pen en papier.”
Jan: “De affiches van onze voorstellingen liet ze ook altijd maken door schilders. Die van De störm is van haar broer, Jan Decleir.”
Nico: “Ze diende de schoonheid. Dat zag je ook in de rituelen die ze belangrijk vond. Eten gebeurde altijd samen, aan een zorgvuldig gedekte tafel, met bloemen en kaarsen.”
Juan: “In het begin moest iedereen een charcuterieke meebrengen. Later kwamen er koks en kregen we voor elke repetitie een warme maaltijd. Samen eten: Reinhilde vond dat ontzettend belangrijk.”
Riccardo: “Ik ben van Italiaanse afkomst, dus ik kan het wel zeggen: het was écht zoals la famiglia. Samen eten, samen spelen, samen treuren en samen gelukkig zijn.”
Nico: “In haar eentje was ze een haven waar iedereen veilig kon aanmeren met z’n bootje. Ze was de betrouwbare president, het onstuimige opperhoofd en de tedere moeder. En dat was ze altijd al geweest, want vóór Tutti Fratelli, toen ze lesgaf aan de Studio Herman Teirlinck, was ze ook al zo’n empathische mentor.”
Jan: “De fratelli leunden op Reinhilde, maar het gold evenzeer omgekeerd: ze had hier echt haar levenswerk, haar thuis en haar geluk gevonden. Ze was nergens liever dan hier.”
Peggy: “Het was fijn om te voelen dat wij ook iets voor háár betekenden. Ik herinner me nog dat ze haar pols gebroken had bij een val. Toen ben ik bij haar thuis geweest, en heb ik haar haren gewassen. Dat vond ik heel ontroerend.”
HET JUISTE SPOOR
Nico Sturm moet nu dus als artistiek leider de verbeelding verdedigen tegen de zakelijkheid. In 2019 schreef en regisseerde hij voor Tutti Fratelli al De onzichtbaren.
Nico: “Dat stuk ging over een wereld van mensen die – de titel zegt het al – onzichtbaar zijn. Ik wilde een parallel universum creëren waarin de fantasie op de troon zit, en iedereen zichtbaar wordt die dat in de werkelijke wereld niet is. Tutti Fratelli is veel, maar vooral dát: mensen opnieuw een gezicht geven.”
Katty: “Reinhilde en Nico vroegen ons toen naar onze grote dromen. Wel, ik ben gek op Harry Potter. Ik heb de zeven boeken en films thuis liggen – ik heb zelfs een handtas van Harry Potter. Ik twijfelde dus niet over wat ik wilde spelen. (Blij) En het mocht: in De onzichtbaren was ik Harry Potter.”
Riccardo: “Ik heb altijd al een grenzeloze fascinatie voor treinen, trams en bussen gekoesterd. Ik weet er veel over, en ga vaak naar treinfestivals, musea, restauratieprojecten.
“Ook ik twijfelde dus niet toen we die vragenlijst over onze dromen en fantasieën mochten invullen: ik wilde in De onzichtbaren iets doen met de oude Antwerpse tram – je weet wel, die beige museumstukken uit de jaren 70.
“Op die manier wisten ze bij Tutti Fratelli van mijn grote passie, en vervolgens hebben ze me geholpen bij het verwezenlijken van de droom waarvan ik dacht dat hij niet te verwezenlijken was: bij de spoorwegen werken.
“Een van de vrijwilligers hier, Marijke, is een leerkracht. Toen ik haar vertelde dat ik nooit bij het spoor zou kunnen werken omdat ik een rekenstoornis heb, schudde zij het hoofd: ‘Je kunt dat wél.’ Ik geloofde het nog altijd niet, en eind 2019 barstte ik bij Reinhilde in tranen uit.
“Het ging niet goed met me: ik had het gevoel dat ik hopeloos achter de dingen aanliep. ‘Ik weet wat gij gaat doen, schattebolleke’, zei Reinhilde. ‘Gij gaat solliciteren bij ’t spoor.’
“Met Marijke sprak ik af om mijn wiskunde bij te spijkeren, en om me voor te bereiden op de psychologische testen. In november 2020 was er een vacature bij de NMBS: ik solliciteerde, deed mee aan de proeven, en na nog eens twee gesprekken mocht ik in augustus 2021 beginnen. (Glundert)
“Mijn uitvalsbasis is Antwerpen-Centraal, maar ik werk ook in de andere stations in de regio. Ik assisteer mensen met een beperking, doe rangeerdiensten, en ga op interventie bij persoonsaanrijdingen.
“Zonder Tutti Fratelli had ik die droom nooit waargemaakt. Reinhilde leerde me dat je in je leven misschien niet om het even wat kunt worden, maar dat je wel kunt reiken naar je dromen. Dat je je soms een beetje moet rekken.”
Jan: “Zat iemand in de problemen, dan pakte ze de telefoon en belde ze de werkgever of de sociale dienst: ‘Seg, Reinhilde Decleir hier, hè.’”
Riccardo: “Ik denk nog vaak terug aan wie ik was in 2017. Ik weet niet wat er precies aan de hand was, maar ik had ruzie met iedereen – en nog het meest van al met mezelf.
“Op een bepaald moment pakte ik mijn auto en reed ik naar de Ardennen, naar de buurt van Chimay. In het midden van de natuur belde ik naar mijn beste maat om te zeggen dat het echt niet meer ging.
“Hij zei me dat ik naar Tutti Fratelli moest. Hij vond dat ik goed was in imitaties: hij deed het in z’n broek van het lachen wanneer ik iemand nadeed. Ik vond het eerst een bespottelijk idee: nee, ik ging mezelf niet belachelijk maken op een podium.
“Maar ik liet me overhalen, in januari 2018 deed ik mee aan mijn eerste voorstelling en sindsdien is er zóveel geluk.”
Katty: “Ik hou heel erg van structuur, Tutti Fratelli geeft me die. Als er om een of andere reden geen repetitie is, zucht ik: ‘Wat moet ik nu doen?’”
Riccardo: “Nog een cadeau van Reinhilde: ze heeft me mondiger gemaakt. En taliger: mijn woordenschat is groter geworden. ‘Zoekt da maar op’, zei ze wanneer ik aangaf dat ik een woord niet begreep. Ze had een niet te slopen liefde voor taal, Reinhilde.”
Dirk: “Toneelspelen gaat over emoties: je moet het diepste van jezelf aanboren. En net daar had ik vroeger veel problemen mee. Ik kon mijn emoties niet controleren.
“Medicatie bracht een oplossing, maar vlakte alles ook af. Ik wilde meer voelen, zonder dat al die emotie met me aan de haal zou gaan en spelen bij Reinhilde bleek de sleutel. Ik heb al een flink deel van mijn medicatie kunnen afbouwen.”
Riccardo: “Ik was vroeger een zwartkijker. Ik was nogal op mezelf, niet sociaal, niet het type dat vlotte grapjes maakte. Maar zodra ik theater begon te spelen, kreeg ik te horen dat ik veranderd was: ‘Je bent toffer geworden.’
“Ik heb Reinhilde daarvoor bedankt, maar zij zei dat ik mezelf moest bedanken.”
Juan: “De beste herinneringen heb ik aan De middelmatige man, een stuk uit 2015. Daarin speelde ik een psychiater.
“Nu, ik heb schizofrenie, en ben al sinds mijn jeugd in therapie. Ik baseerde mijn rol op mijn eigen psychiater. Hij is komen kijken, en zei dat hij het goed vond, maar dat ik wel wat overdreven had (lacht).
“Het was typisch Reinhilde dat ze me die rol gaf: ze vond dat je veel uit jezelf moest halen, dat je eigen leven in je vertolking moest zitten.”
Dirk: “Weet je wat het is: Tutti Fratelli haalt mensen die dreigen te verdwijnen weer naar boven. Of mensen die eigenlijk al verdwenen zijn.
“Ik ben daar zelf een goed voorbeeld van. Vandaag heb ik weer een spiegelbeeld. Ik ben weer aan het leven! Je moet iets vinden dat aan je blijft kleven, zei Reinhilde altijd, een passie. Die passie, en het licht dat daarbij hoort, hebben we hier allemaal gevonden.”
DOE VERDER
Afscheid is een luxegoed. Je kunt het niet per dwangbevel opeisen. Wanneer Reinhilde Decleir op 6 april 2022 voor het laatst kucht, gromt en lacht en dan voor het eerst sterft, heeft ze de meeste van haar fratelli al een poos niet meer gezien.
Dirk: “De hoop, een stuk van Herman Heijermans dat Erik Vlaminck voor ons bewerkt heeft, was de laatste voorstelling die we met Reinhilde maakten.
“We speelden ze tijdens de pandemie, toen de coronamaatregelen wat afgezwakt waren. Nadien werd Reinhilde ziek, en zagen we haar nauwelijks nog.”
Juan: “Ik was er zó zeker van dat we haar nog haar bureau binnen zouden zien walsen. Maar het liep anders: in 2019, ten tijde van De onzichtbaren, zag ik haar voor het laatst.”
Riccardo: “Bij mij was het augustus 2021. Toen heb ik haar geknuffeld, heel voorzichtig, want ze was zo onherkenbaar broos geworden. ‘Ik ben superblij dat ik u zie’, zei ik. ‘Ik ben u zo dankbaar voor alles.’”
Jan: “Ik heb Reinhilde een week voor haar dood nog gezien. Daar ben ik blij om, maar tegelijk was het een zware dobber. Ze zag er niet meer uit als Reinhilde. (Zucht)
“Het is eng om te zien hoe klein kanker een mens kan maken.”
Nico: “Precies daarom had ze in de laatste fase van haar leven een scherm opgetrokken. Reinhilde was een trotse vrouw. Ze wilde dat we ons die brok levensvreugde in de bureaustoel zouden herinneren, niet het gesloopte lichaam in het ziekenhuisbed.
“In die laatste weken droeg ze ons op: ‘Doe verder.’ Tutti Fratelli mocht niet stoppen. Dan was ze twéé keer gestorven.”
Peggy: “Toen we het nieuws van haar dood vernamen, zijn we ’s avonds met z’n allen hier samengekomen.”
Katty: “Iedereen werd opgebeld, en we verzamelden om elkaar te troosten. ‘We zijn allemaal broeders en zusters’, zei Reinhilde altijd. Op dat moment werd duidelijk wat dat betekende: we hielpen elkaar met dat grote verdriet.”
Peggy: “Op de afscheidsdienst hebben we enkele liedjes gezongen.”
Katty: “Jan Decleir had me gevraagd of ik iets wilde zeggen op de begrafenis. Nico had een tekst voor me geschreven. ‘Ik ben Harry Potter, maar mijn vrienden en familie noemen me Katty’ – zo begon die. En iedereen lag plat van het lachen.”
Afgelopen vrijdag ging De störm in première in De Roma, de zaal in Borgerhout die een beetje een pasfoto van Reinhilde Decleir is: weelderig, en toch intiem.
Jan: “We spelen verder, we blijven theater maken: dat is het grootste adieu dat we haar kunnen geven. En dat is nodig.
“De begrafenis van Reinhilde was mooi, maar je weet hoe dat gaat: iedereen is beduusd, en zo’n plechtigheid moet je snel in elkaar steken.
“Ze kreeg daarna ook de Ultima voor Algemene Culturele Verdienste. Helemaal verdiend, daar niet van, maar ik vind het zuur dat je blijkbaar moet doodgaan voor men je ziet.
“Reinhilde was al vijftien jaar aan het pionieren, hè, voor zoveel mensen had ze al de wegwijzers naar het geluk geplaatst. Ze had bij leven al een standbeeld moeten krijgen.
“Enfin: daarom zijn de zenuwen nu zo strak gespannen. De störm is ons afscheid, en het moet móói zijn.”
In die laatste dagen voor de première kijken twee ogen – ze konden zo mooi en streng priemen – over de schouders van iedereen die straks op of naast het toneel staat.
Dirk: “Alles wat ze zei en deed, komt weer naar boven. En nu pas zie ik het geheel, nu pas zie ik wat ze bedoelde.
“Het komt allemaal terug: wat ze me de afgelopen jaren probeerde aan te reiken – want Reinhilde vond dat je het zelf moest doen, ze gaf alleen de duwtjes.
“Ze had verdorie gelijk: het begint bij passie, en uit de passie moet discipline volgen, en uit de discipline structuur, en uit de structuur continuïteit – alleen zo kan je eindigen bij geluk.”
Katty: “Niet het afscheid zelf is het pijnlijkst, wel al die eerste keren zonder haar.
“Ons kerstfeestje onlangs, waarbij we traditioneel door de ramen naar buiten hangen en de straat toezingen: het was altijd Reinhilde die ons dan het liedje aanreikte, maar nu was haar stem er niet. En straks is er dus die eerste voorstelling zonder haar.”
Dirk: “Voor mij is Reinhilde er nog. In mijn hoofd, in mijn dromen: ze leeft.”
Peggy: “Ik denk nog elke dag aan haar. Ik was jaloers – maar in positieve zin, hè, niet afgunstig – op haar energie. Reinhilde verzette bergen.”
Dirk: “Haar foto staat naast die van mijn vader. Ik zing vaak voor hen, en dan sluit ik af met ‘De roos’.”
Katty: “Toen we voor het eerst na de begrafenis van Reinhilde repeteerden voor De störm, stond de deur van haar bureau open. De hele tijd verwachtte ik dat ze zou verschijnen – dat ze gewoon in die stoel zat, zoals ze altijd in die stoel zat.”
Jan: “Na die eerste repetitie was er een operazanger die een versie van ‘Je suis venu te dire que je m’en vais’ van Serge Gainsbourg kwam opnemen. Toen hij klaar was, klonk zijn versie door de boxen.
“Op de scène stond één krukje, en net daar viel het licht op. Ik denk dat er na dit alles niets is, maar… Dat bééld! Dat moment! Nico en ik keken naar elkaar…”
Nico: “En we wisten: dit is ons afscheid van Reinhilde.
“Een week na haar dood zat ik op een trein naar Grenoble met Sofie Decleir, de nicht van Reinhilde. We babbelden over al het moois dat ze had gedaan.
“Op dat moment kwam een man naast me zitten. Hij pakte een boek uit zijn tas en begon te lezen. Op de kaft stond de titel: Tutti Fratelli.”
Katty: “Maar ze zal niet meer uit haar bureaustoel oprijzen. Ze is weg, ons moederke.”
***
Het rouwprentje dat Tutti Fratelli voor Reinhilde Decleir liet maken is klein en compact – het past in een borstzak, in een portemonnee, in een schatkist voor later. Het past overal waar er te veel hufterigheid is.
Dirk: “Reinhilde vroeg ons altijd om naar elkaar te kijken. Dat vond ze zo belangrijk, wanneer we samen weer eens aan het eten waren: dat we ons niet in onszelf opsloten, dat we probeerden om al die anderen te zíén.”
Nico: “Op dat prachtige stukje karton staan vier regels van Maxim Gorki, uit Een lied. Ze vatten Reinhilde helemaal samen.”
Dirk: “‘Als ik niet aan mezelf denk…’”
Peggy: “‘Wie zal er dan aan mij denken…’”
Riccardo: “‘Als ik alleen maar aan mezelf denk…’”
Juan: “‘Waarom besta ik dan.’”
Het doek zal vallen, het applaus zal teder zijn.
© Humo
Klik hier of op de foto voor een In memoriam
Lees ook
Vul hieronder de zoekopdracht Reinhilde Decleir in en vind veel meer berichten.
Bijhorende Website
Bron: De Morgen/Humo