Bart De Wever staat voor zijn mogelijk laatste parlementsverkiezing als voorzitter van de N-VA. Hij wil de N-VA terug naar de oude successen leiden, maar lijkt niet te willen of kunnen beletten dat zijn partij onder invloed van het Vlaams Belang zelf radicaliseert.
Walter Pauli – Knack
Zondag 26 mei 2019, bijna op de dag af vijf jaar geleden: het land gaat naar de stembus. Vanaf half vier ’s middags wist iedereen hoe laat het was: ‘Heist-op-den-Berg: één bureau geteld. Vlaams Belang: 21,22 procent.’
De N-VA zakte van 32,5 naar 25,6 procent van de stemmen, maar bleef met voorsprong de grootste partij. In Vlaanderen werd het Vlaams Belang met 19,1 procent de ‘grote winnaar’. De Wever toonde zich een goede verliezer door het Vlaams Belang te feliciteren. ‘De kiezer heeft gesproken’, zei hij: ‘En in een democratie heeft de kiezer altijd gelijk.’
Het was een opstapje naar zijn echte boodschap: ‘Vlaanderen kiest centrumrechts en rechts, Vlaanderen kiest Vlaams-nationaal: duidelijker dan ooit tevoren.’ Hoewel hij het niet woordelijk zei, had De Wever voor het eerst stilzwijgend de stemmen van de N-VA en het Vlaams Belang bij elkaar opgeteld.
Na een slechte nacht – ‘een uur slapen, wakker worden, een uur wenen’ – ontving De Wever als Vlaams informateur de andere voorzitters, dus ook Tom Van Grieken van het Vlaams Belang. Nadien verraste hij met zijn mededeling dat hij niet uitsloot dat het Vlaams Belang erbij zou zijn in de nieuwe Vlaamse regering. ‘Dat hangt van hen af. Ze hebben een groot mandaat gekregen. De vraag is: wat gaan ze nu doen?’
De Wevers probleem was zijn eigen partij: bij de N-VA was een meerderheid ervan overtuigd dat het Vlaams Belang mee in bad moest.
Mee in het bad?
De Wever en Van Grieken zouden elkaar drie keer zien. Het ging om ‘lange, goede gesprekken, in vertrouwen’, aldus Van Grieken. Het ging bovendien om belangrijke thema’s als onderwijs, welzijn en… integratie. De andere partijen hadden er geen goed oog in: waarom besteedde De Wever zo veel tijd en aandacht aan het Vlaams Belang?
Open VLD-voorzitter Gwendolyn Rutten was de eerste die te kennen gaf dat het nu wel genoeg was en dat haar partij nooit zou meedoen ‘aan oefeningen waaraan het Vlaams Belang deelneemt’.
De Wever nodigde Rutten uit voor een lang gesprek. Hij kwam meteen ter zake. De hamvraag was inderdaad: quid VB?
De Wevers probleem was zijn eigen partij: bij de N-VA was een meerderheid ervan overtuigd dat het Vlaams Belang mee in het bad moest. Het antwoord van Rutten kwam niet als een verrassing: ‘Nee. Dat gaat niet voor ons. We hebben een lijn getrokken en we steken die niet over.’
Daarop probeerde De Wever een mildere vorm van samenwerking uit: quid gedoogsteun? Het antwoord was weer negatief. ‘Als je dat met andere partijen kunt doen, doe maar’, aldus Rutten. ‘Wij gaan dan met plezier in de oppositie.’
De Wever is niet het type om zich zomaar in de hoek te laten zetten. Er werd nog lang doorgeboomd over hoe extreemrechts klein te krijgen door ze mee te nemen in het bad.
De Wever had zelfs een nota bij zich waarin twee buitenlandse voorbeelden waren uitgewerkt:
- Hoe het in Oostenrijk de FPÖ was vergaan toen die extreemrechtse partij deel uitmaakte van de regering van de christendemocraat Sebastian Kurz
- En wat in Nederland was gebeurd met Geert Wilders toen die gedoogsteun gaf aan het kabinet-Rutte I.
‘Rutte is toch uw vriend?’ probeerde De Wever. ‘De Vlaams Belangers zijn onervaren. Laat ze op hun bek gaan.’
Rutten bleef antwoorden met een principieel ‘nee’.
A- en B-burgers
Onder dat gesternte begonnen in augustus 2019 de Vlaamse regeringsonderhandelingen tussen de N-VA, de Open VLD en de CD&V – dus zonder het Vlaams Belang.
Toch bevatte de ‘Formatienota Bart De Wever’ nog sporen van het overleg met Van Grieken. Assertieve N-VA-onderhandelaars (Theo Francken, toen ook Zuhal Demir af en toe Nadia Sminate) lanceerden extra voorstellen die tot dan toe ondenkbaar waren.
‘Het waren oefeningen in een samenlevingsmodel met A- en B-burgers: nieuwkomers die nog niet zo lang in Vlaanderen verbleven’, herinnert Rutten zich.
‘Vanuit de Open VLD hadden we begrip voor de wens van de N-VA om iets te doen aan het gevoel dat leefde bij een aantal Vlamingen: dat zij te vaak achtergesteld werden, bijvoorbeeld bij de toewijzing van sociale woningen. Maar wat op tafel kwam, ging veel verder dan dat.’
‘In onderhandelingen telt natuurlijk het eindresultaat’, zegt Gwendolyn Rutten tegen Knack.
‘Maar ik ben toen geschrokken over de bereidheid om het Vlaams Belang te volgen. Dat was niet de zoveelste onderhandelingsopstelling, het ging veel verder. Voor het eerst is toen echt geprobeerd om de grenzen van de democratie te verleggen.’
Nieuwkomers zouden voor alles en nog wat ofwel extra moeten betalen, ofwel minder rechten of toegang tot diensten hebben.
Aparte tickets De Lijn
Nieuwkomers zouden voor alles en nog wat ofwel extra moeten betalen, ofwel minder tot geen rechten of toegang tot bepaalde diensten hebben. En als het even kon, moest dat onderscheid ook zichtbaar zijn voor ‘de gewone man op straat’.
Een zogezegd klein maar zo veelzeggend voorbeeld was het voorstel om bij De Lijn verschillende tarieven te hanteren voor ‘gewone’ Vlamingen en nieuwkomers die hier nog maar een paar jaar verbleven. Die moesten andere – duurdere – tickets kopen. Dat was principieel onbespreekbaar, dus werd het snel weer afgevoerd.
Er waren ook uitputtende discussies over hoe ‘anders’ om te gaan met kinderen: qua kindergeld, maar ook qua omgang met kinderen van nieuwkomers op school.
Hetzelfde met ouderen: welke toegang krijgen ze tot een woonzorgcentrum? Het was dus niet alleen een kwestie van praktische regelingen maar ook van principes, en zelfs van mensenrechten.
Op een bepaald ogenblik werden de onderhandelingen zelfs stilgelegd om externe juristen te laten beoordelen of bepaalde voorstellen wel strookten met het Europese recht. Dat deden ze níét, en daarom werden ze afgevoerd.
Wat moet er in Bart De Wever zijn omgegaan? Na het vertrek van de N-VA uit de regering-Michel naar aanleiding van het Marrakeshpact in 2018 was hij een andere partijvoorzitter dan de jongeman die in 2004 Geert Bourgeois had opgevolgd.
Die jonge De Wever verraste vriend en vijand met zijn humor – zijn hilarische passage in De Slimste Mens in 2009 droeg niet weinig bij tot zijn grote populariteit – maar ook met zijn politieke analyses.
Nadat Filip Dewinter (Vlaams Belang) in 2006 de Antwerpse burgemeestersstrijd had verloren van Patrick Janssens (SP.A), schreef De Wever in De Morgen een opmerkelijk stuk over het ‘Stalingrad’ van Dewinter:
‘De basisstrategie van de partij om het systeem van buitenaf te kraken dreigt als een pudding in elkaar te zakken. Het perspectief van een lange, pijnlijke aftocht wordt plots heel realistisch.’
Wat een column leek, was in feite een strategische tekst.
De Wever legde uit dat de N-VA níét dezelfde fout zou maken als de Vlaams-nationalisten die de democratie van buitenaf aanvallen. De N-VA doet aan politieke machtsverwerving bínnen de democratische krijtlijnen.
De Wever is dat blijven volhouden, al veranderde de toon: hoe machtiger de N-VA werd – de partij won in 2010, 2012 en 2014 met groot vertoon alle mogelijke verkiezingen – hoe afstandelijker De Wever werd, hoe scherper en bitterder ook.
Het waren nochtans zijn topjaren: geen politicus in België was zo belangrijk als hij, zo machtig, zo onaantastbaar. Aan die tijd kwam abrupt een einde bij de mislukte verkiezingen van 2019.
Sindsdien zien we ‘de late’ De Wever: de man die de N-VA terug naar de oude successen wil leiden maar niet kan beletten dat ze – doordat uitgerekend het vermaledijde Vlaams Belang almaar beter scoort in de peilingen – zelf radicaliseert en uitpakt met Vlaams Belangachtige maatregelen.
De Wevers nationalisme is nochtans niet emotioneel maar zakelijk. Hij is geen man van het romantisch nationalisme of van zangfeesten, maar van rationele actie. Vandaar zijn afkeer van het Vlaams Belang en zijn onmogelijk te realiseren standpunten. Die staan De Wevers eigen project in de weg: zijn streven naar een democratisch maar conservatief en rechts Vlaanderen.
Al was het achteraf gezien al een veeg teken dat De Wever kort voor de verkiezingen van 2019 uitpakte met het boek Over identiteit.
Daarin schreef hij over de morele plicht om handen te schudden en een wettelijk verbod op hoofddoeken achter een loket: voorbeelden van onze Vlaamse leidcultuur die nieuwe landgenoten zich eigen zouden moeten maken als ze willen deelnemen aan de Vlaamse samenleving.
In die zin was Over identiteit nog een verbindend boek, of althans: dat zou de bedoeling moeten zijn. In 2023 lag dat helemaal anders bij de opvolger, Over woke.
Kranten citeerden De Wever: ‘Woke polariseert’, ‘Woke breekt af’, ‘Woke houdt de mensen klein’, enzovoort. Het ging hem niet meer over verbinden, maar over bevechten, bekampen, bestrijden en verdedigen.
De Wever en Rousseau delen een gemeenschappelijke antipathie voor de moral high ground van de groenen.
Zwalpen
In 2021 schreef De Wever samen met imam Khalid Benhaddou nog Botsende Beschavingen?, een zoektocht naar de plaats van een gematigde, westerse islam.
Maar over het algemeen geeft ‘de late De Wever’ de indruk dat hij zijn oorspronkelijke, heldere traject heeft ingewisseld voor een nieuwe koers waarvan nooit helemaal duidelijk is geworden waarnaar die hem en zijn partij zal voeren.
Anders gezegd: vanaf 2019 begon Bart De Wever te zwalpen.
Nochtans heeft de N-VA best wel wat bereikt.
- Identiteit is geen vies woord meer
- ‘Kennis van het Nederlands’ is niet langer verdacht
- De Vlaamse canon en de tv-reeks Het verhaal van Vlaanderen overleefden de kritiek
- In het onderwijs is ‘kennisoverdracht’ opnieuw de norm
- Zelfs de groenen durven niet meer voluit op te komen voor de kernuitstap
- Er is consensus over grote extra investeringen in het leger
- Enzovoort
Dat zijn allemaal punten waarvan de N-VA in 2010 maar kon hopen die ooit te kunnen realiseren. Maar sinds Marrakesh, eind 2018, begon de N-VA zich te profileren als een uitgesproken migratiekritische partij.
Alleen: zo heeft Vlaanderen er al één.
De klok terugdraaien kan niet meer, maar alsnog doen wat in het verleden is nagelaten is wél mogelijk.
De Wever heeft nog één belangrijk programmapunt te verwezenlijken: België doen barsten. Realistischer uitgedrukt: het land in confederale zin hervormen. Dat wordt ontzettend moeilijk.
Ooit gruwde De Wever van een klassieke staatshervorming. Vandaag beseft hij dat er na de verkiezingen van 9 juni mogelijk niet eens een tweederdemeerderheid te vinden is voor welke grondwetsherziening dan ook. Dus beperkt men de ambities tot oplossingen waarbij men de grondwet met rust kan laten.
Vandaar De Wevers idee voor een bicefale oplossing: twee ministers, een Nederlandstalige en een Franstalige, die binnen de federale regering beiden een eigen beleid mogen voeren op een alleen in theorie nog gedeeld beleidsdomein, zoals Werk, Volksgezondheid, Ontwikkelingssamenwerking. Het is een systeem ‘bij gebrek aan beter, met de stalgeur van verdraaid taai belgicisme’.
Meer doen is wellicht onmogelijk: een groot communautair akkoord met PS-voorzitter Paul Magnette lijkt niet in zicht. De gangbare en dus wellicht te gemakkelijke uitleg is dat dit komt omdat Magnette onder druk van de PTB/PVDA steeds verder naar links oprukt.
Nieuwe Brusselaars
De werkelijkheid lijkt complexer. Brussel is in korte tijd drastisch veranderd, waardoor de afstand met Vlaanderen groter is dan ooit en er een geheel aparte sociale en politieke realiteit is ontstaan. Wat elders in België gebeurt, lijkt de nieuwe Brusselaars weinig te boeien.
- Een verbod op onverdoofd slachten? Uitgesteld.
- Taalwetten? De Brusselse PS wil dat elke inwoners het rijexamen kan afleggen in zijn eigen taal: ‘Je hoeft geen Frans of Nederlands te kennen om met een auto te rijden.’
- Zich laten vaccineren tegen covid? Niet echt nodig.
Juist omdat Magnette weet hoe weinig hij nog in Brussel te zeggen heeft, doet hij alsof hij niet over een staatshervorming wil onderhandelen. De werkelijkheid is: wellicht kan hij het niet.
Op één punt na. Dat Franstalig België meer geld nodig heeft, is het enige breekijzer dat Magnette – en dus ook De Wever – rest.
De Wever kijkt al enige tijd neer op een politiek milieu dat de weg kwijt lijkt, maar dat hij eigenhandig mee in de richting van vileine obstructie heeft geduwd.
Het is een ingebakken paradox in De Wevers politieke discours. In zijn model bestaat dit land uit twee delen met twee grondstromen: een rechtse in Vlaanderen en een linkse in Wallonië. Maar als rechts Vlaanderen dat land wil hervormen, heeft het wel de socialisten nodig.
Vandaar De Wevers merkwaardig goede relaties met rode kopstukken: Caroline Gennez, Elio Di Rupo (al was die waardering niet politiek maar persoonlijk), Johan Vande Lanotte, John Crombez…
Toen de SP.A in 2019 uiteindelijk toch de partij te veel was bij de vorming van de Vlaamse regering, liet De Wever zich helemaal naar Oostende rijden om Crombez het slechte nieuws zelf te melden.
‘Met Bart heb ik onder vier ogen verschillende gesprekken gevoerd over de zaken die er écht toe doen, over wat ons boeit en verontrust in de maatschappij. Niet één woord van wat onder ons werd gezegd, haalde ooit de media’, zegt Crombez.
Hij legt uit dat vertrouwen ook op termijn rendeert.
‘De Wever weet dat Johan (Vande Lanotte, nvdr) en ik Conner Rousseau hebben gesteund als nieuwe partijvoorzitter. Al snel zei De Wever openlijk dat die knaap met zijn witte basket sloefkes inhoudelijk sterk was. Hij hoefde dat niet te doen.’’
Praatjesmakers
De Wever en Rousseau delen ook een ideologische sokkel: een gemeenschappelijke antipathie tegen alles wat groen is, tegen de moral high ground van de groene achterban, de anti-industriële reflexen van de partij.
De vraag is overigens of een tandem De Wever–Rousseau na 9 juni zal kunnen realiseren wat sinds 2019 nooit mogelijk bleek.
Het is hoe dan ook een vreemd vertrekpunt: Bart De Wever verklaarde dat hij ditmaal zelf eerste minister van België wil worden, Conner Rousseau heeft diezelfde ambitie ook al uitgesproken (en deed dat nog na zijn ontslag).
De Wever realiseert zich beter dan Rousseau dat de politicus die openlijk solliciteert voor het premierschap vooral zijn eigen kansen ondermijnt. Dat hij het toch deed, heeft dus wellicht meer te maken met een vlucht vooruit dan met een echte ambitie om de federale regering te leiden.
Alsof De Wever aanvoelt dat ditmaal binnen de N-VA wel een afrekening te wachten zou kunnen staan. Dan zou meteen het voorzitterschap van de N-VA vacant komen.
Een ‘agressiever’ type als Theo Francken of Zuhal Demir als nieuwe partijvoorzitter, de zogezegd ‘zakelijkere’ Matthias Diependaele als minister-president: het zou een nieuwe N-VA-combo kunnen zijn.
In zo’n scenario is Bart De Wever als voltijds burgemeester van Antwerpen opnieuw zijn eigen baas. Dan hoeft hij Brussel niet meer te frequenteren.
Want ook al staat De Wever bekend als the great communicator, in werkelijkheid heeft hij zijn buik vol van de Wetstraat met zijn ijdelheden, zijn politieke praatjesmakers en de aandacht die ze krijgen.
Hij kijkt al enige tijd neer op een politiek milieu dat de weg kwijt lijkt, maar dat hij eigenhandig mee in de richting van harde communicatie en vileine obstructie heeft geduwd .
Bart De Wever zelf heeft zich, niet zonder het pathos dat hem eigen is, al eens vergeleken met een ‘gekruisigde Christus’: hij die zichzelf opoffert in het belang van zijn partij. Zijn politieke dood is al meermaals voorspeld.
Tot dusver is De Wever altijd kunnen opstaan en verder gaan, nog voor hij in zijn graf was gelegd.
Ook nu ligt de lijkwade klaar, al is de betrokkenne voorlopig nog springlevend.
Knack vroeg de N-VA om een reactie. Woordvoerder Philippe Kerckaert reageerde schriftelijk: ‘In het stuk staat klinkklare onzin over de Vlaamse formatie van 2019, maar principieel klappen wij niet uit de biecht. Mensen die dat wel doen en dan nog liegen, tonen zich als wat ze zijn: vals en onbetrouwbaar.’
Lees ook
Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind meer berichten van
Bron: Knack