Met vastgoeddeals, overregulering en een management van wantrouwen ondergraven gemeenten hun eigen fundament en politieke legitimiteit, schrijft Pascal Gielen. Kijk bijvoorbeeld naar Antwerpen.
Pascal Gielen - De Standaard
Afgelopen week verbood het Antwerpse bestuur kunstenaar Dennis Tyfus om een benefietactie voor Palestina op te zetten in het stedelijke Middelheimmuseum.
De titel van zijn actie, From De Schelde to the Sea, was misschien wat ongelukkig gekozen. De kunstenaar bood daarmee alvast een gemakkelijk excuus om het initiatief politiek te torpederen.
Cancelcultuur, maar dit keer niet uit de woke-hoek. Het past binnen een gemeentelijk beleid van groeiend wantrouwen.
De ‘zaak-Tyfus’ is immers geen alleenstaand geval. De gebeurtenissen van de afgelopen jaren doen vermoeden dat er meer aan de hand is in de Scheldestad.
Het afschaffen van het stadsdichterschap en het laten verwijderen van de foto’s van Mous Lamrabat uit de Arenbergschouwburg maken duidelijk dat er binnen Antwerpen hoe langer hoe minder ruimte is voor diverse cultuur, voor vrijplaatsen, autonome stemmen en alternatieve levensvormen.
Ook voor minder politiek uitgesproken initiatieven wordt de ruimte beknot.
Nadat de broedplaats Onder Stroom een jaar geleden de deuren moest sluiten, kregen ondertussen de concertruimte Thailandje, het kunstenaarscollectief Ercola en de Villa, het oudste krakerspand van Antwerpen, een ontruimingsbevel in de bus.
Opgeruimd staat netjes.
Uitrookbureaucratie
Alternativo’s, kunstenaars en cultuurorganisaties zijn graag geziene gasten in versleten panden om de boel op te komen lappen en de leefbaarheid van een gebouw of een buurt op te krikken, maar zodra dat werk geleverd is, moeten hun weinig winstgevende bezigheden verkassen.
Willen ze niet, dan wacht een verstikkende uitrookbureaucratie met regels en vergunningen. En als dat niet helpt, zijn er nog altijd de GAS-boetes en ontruimingsbevelen.
Tyfus is niet de enige die daarvoor het woord ‘pestgedrag’ in de mond nam.
Het Antwerps bestuur getuigt inderdaad van een merkwaardig ‘structureel pestgedrag’, ook wel een repressief neoliberaal beleid waarin autoritaire politiek en lucratief vastgoedbeleid op een merkwaardige manier in elkaar grijpen.
Het alledaagse leven in de stad wordt daarmee niet alleen te duur, het wordt politiek ook de mond gesnoerd.
Berekend, gecontroleerd en gesegregeerd.
- Een creatieve hub daar, maar niet hier.
- Prostitutie daar, maar niet hier.
- Geen kermisvolk in ’t Stad, maar aan de rand van ’t Stad.
- Verslaafden en andere kwetsbaren liefst uit het zicht, tussen autosnelwegen en beton.
- Zorgbehoevende ouderen liefst ver weg, naar Deurne-Noord.
- Meer blauw op straat en overal camera’s in de straat.
Hoe zo nog buiten de lijntjes kleuren?
Waar is nog plaats voor spontaan leven en doen?
Waar is er ook nog plaats voor leven dat niet meteen geld opbrengt of dat geen geld meer kan opbrengen?
Het gemeen
Wat ik wil zeggen: met de herverkaveling van de fysieke ruimte wordt ook het sociale leven beknot.
De commercialisering en overregulering van stedelijke ruimte vernauwen de mentale en politieke horizon.
De mogelijkheidshorizon van dromen, denken en doen voorbij kapitaal en winstbejag. Een denkvermogen dat begrijpt dat levenskwaliteit niet zomaar samenvalt met een begroting in evenwicht.
Het gaat om een ruimte waar buiten markt en overheid met andere manieren van samenleven en -wonen mag worden geëxperimenteerd.
Dat is nochtans het fundament van iedere gemeente.
‘Gemeente’ komt immers van de middeleeuwse ‘meent’ of het ‘gemeen’, waar mensen zaken deelden en deden.
Een lap grond om de dieren te laten grazen, bomen om de open haard mee te stoken, een park of een bos om gewoon even op adem te komen, een plein of een lokaal om elkaar informeel te ontmoeten. Dat alles gratis en voor niks.
De meent was niet zomaar een lap grond. Het was een ruimte waar mensen zonder onderscheid onderling vrank en vrij over mochten discussiëren en beslissen.
Het was een levend weefsel van sociale relaties, rechten en plichten maar ook van veel gebakkelei. Als een soort basisdemocratie was het gemeen de humus van het dagelijkse politieke leven. De ziel van een gemeente.
Die gemeente is vandaag nog altijd de hoeder van al het sociale leven dat zich buiten het eigen werk en eigen huis afspeelt. Buiten de markt en de privé.
Van alledaagse begroetingen en ontmoetingen tot serieuze discussies over politiek, economie of ecologie.
Van speelstraat over straatbarbecue tot collectieve lentepoets. Spontane feestjes en af en toe een wilde braspartij.
Een oogje in het zeil houden, wat zorgen voor elkaar en af en toe met elkaar een moeilijk afscheid van een leven nemen. Plezier, kennis en leed delen.
We doen dit alles gratis en voor niks. Een gemeente hoeft hier dan ook geen geld aan uit te geven, maar moet dat spontane leven wel stimuleren.
Goed bestuur faciliteert sociale wederkerigheid, zelforganisatie en zelfbestuur.
Het is een bestuur dat ook af en toe een oogje dichtknijpt omdat het ziet dat wat daar gebeurt misschien niet helemaal volgens de regels verloopt, maar wel gewoon goed is. Goed voor het goede leven. Vertrouwen heet zoiets.
Tegenwoordig gebeurt echter veeleer het omgekeerde, en niet alleen in Antwerpen. Bestuur van wantrouwen, toch voor wat gratis en spontaan gebeurt.
Argwaan, controle en reglementen voor het ongetemde leven, maar wel vrij spel voor het kapitaalkrachtige leven. Daarmee verdampt de legitimiteit van ieder lokaal bestuur.
Politiek gezag ruimt plaats voor macht en autoritair bestuur. Dat blaast stilaan maar zeker het leven uit de gemeente.
Pascal Gielen
Gewoon hoogleraar cultuursociologie (UAntwerpen).
Lees ook
Bron: De Standaard