Kim Stanley Robinson (71) was al een van de grootste science fiction-schrijvers van zijn generatie toen hij een vooruitziende klimaatroman schreef waarin ellende en hoop elkaar ontmoeten. Het succes van zijn bestseller ‘Ministry of the Future’ bezorgde de Californische eco-socialist het oor van wereldleiders en tech-miljardairs. Dat gebruikt hij nu om utopische ideeën om te zetten in klimaatoplossingen.
Roeland Termote en Ine Renson
‘Het is mogelijk om 8 miljard mensen een waardig leven te geven én tegelijk zorg te dragen voor de biosfeer.’
Kim Stanley Robinson
2025. Een ongeziene hittegolf treft Noord-India. In een dorp in de deelstaat Uttar Pradesh rennen de inwoners naar een smerig en volgepakt meer. Ze dompelen zich onder in water met de temperatuur van een jacuzzi, tussen ronddobberende lijken, tevergeefs op zoek naar verkoeling. Hun lichamen bezwijken tegelijk met die van miljoenen anderen, in een klimaatramp die het meest bevolkte land ter wereld voorgoed wakker schudt.
De gruwel waarmee Kim Stanley Robinson zijn boek The Ministry for the Future begint, wordt de vonk voor een kettingreactie waarin ellende, geweld en menselijk vernuft elkaar doorkruisen.
Vluchtelingenstromen zwellen aan, regeringen vallen, klimaatterroristen schieten privéjets uit de lucht. India lanceert een duurzame landbouwrevolutie, maar verstuift ook massaal zwaveldioxide in de stratosfeer om de stralingswarmte van de zon te temperen.
In Zwitserland krijgt een VN-agentschap met de naam ‘Ministerie voor de Toekomst’ steeds meer middelen om de rechten van toekomstige generaties te behartigen. Dat doet het met onverwacht succes.
Met zijn wereldomspannende klimaatbestseller overrompelde Robinson, voordien al een van de meest gelauwerde science fiction-auteurs van zijn generatie in 2020 niet alleen het brede publiek.
‘Ministry’ sloeg ook aan bij klimaat wetenschappers en beleidsmakers en werd door de Amerikaanse ex-president Barack Obama opgenomen in zijn lijstje van favoriete boeken van het jaar.
‘Verschillende vrienden vertelden me dat ik Ministry for the Future moest lezen’, blogde IT-miljardair en filantroop Bill Gates in een lovende recensie, omdat het ‘in groot detail uitlegde wat de gevolgen zijn als we de klimaatverandering niet ernstig aanpakken’.
Robinsons science fiction biedt geen vergezocht futurisme. Wel een opeenvolging van wetenschappelijk onderbouwde scenario’s, die zich afspelen in een nabije toekomst die de onze zou kunnen zijn.
Dat zijn realistische klimaatfictie zo’n open zenuw heeft geraakt, deed ook Robinson zelf ‘perplex staan’, zegt hij aan De Standaard over een krakende telefoonlijn.
‘Ik ben stommelings op de Zeitgeist gestoten.’ Hij belt ons vanop Mount Desert Island, een rotsachtige idylle voor de kust van de Amerikaanse staat Maine. Daar brengt de 71-jarige Californiër zijn zomer door met zijn vrouw Lisa, een milieuwetenschapper.
In zijn roman kijkt hij het beest van de klimaatverandering recht in de ogen. Maar daar stopt het niet.
Robinson geeft het sombere genre van de klimaatliteratuur een ‘utopische’ draai.
Ondanks het schokkende begin beschrijft hij geen hopeloze kladderadatsch, wel een toekomstbeeld waarin grimmige miserie hand in hand gaat met een creatieve zoektocht naar oplossingen.
‘Mensen snakken naar een verhaal waarin je aangeeft dat we het klimaatprobleem kunnen tackelen’, zegt hij.
‘Zelfs als het nog heel donker en smerig wordt, kunnen we hier goed uitkomen.’
‘Ministry’ bezorgde de zelfverklaarde ‘eco-socialist’ Robinson, naast nieuwe populariteit, ook ‘honderd keer meer impact op de wereld’.
Hij werd uitgenodigd als spreker op de COP26-klimaatconferentie in Glasgow en mag binnenkort op de koffie bij de directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
Wetenschappers sturen hem ideeën voor klimaatoplossingen, die hij vervolgens aanprijst bij de tech-miljardairs die zijn boeken lezen.
Robinson moet zelf een beetje lachen om zijn status. ‘Als science fiction-schrijver geniet ik een valse autoriteit’, zegt hij.
‘Alsof ik uit de toekomst kom en meer weet over wat ons te wachten staat dan jullie. Onzin natuurlijk, maar ik bedien me wel van dat aura als ik mensen probeer te overtuigen.’
Zombiejaren
In uw boek zijn de bewoners van ons huidig tijdperk nog niet allemaal overtuigd dat de tijd voor klimaatactie gekomen is. Staan ook wij nog voor ‘zombiejaren’, zoals een van uw personages het stelt, ‘waarin we onze ondergang tegemoet wankelen’?
‘Dat is de grote vraag. Ik denk dat de tijdslijn die ik hanteerde, fout was. In mijn boek krijgt de globale klimaataanpak pas tractie rond 2040. Op dat punt zitten we al – wat geweldig nieuws is.
´Ik schreef het boek ook in 2019, voor de pandemie. Toen was ik veel pessimistischer. De pandemie was een kaakslag. Dat heeft de zaken versneld.
´Er zijn de beloftes die landen maakten op de klimaattop in Egypte. Er is het Verdrag van Kunming en Montreal over de biodiversiteit, dat stelt dat we 30 procent van de aarde en de zeeën moeten beschermen tegen 2030.
´Naast de diplomatieke wereld komt ook de financiële wereld in beweging. De centrale banken, het IMF en de Wereldbank praten allemaal al met elkaar over manieren om de transitie te financieren. Alles zit in een versnelling.’
Hebben we dan geen dodelijke hittegolf met miljoenen slachtoffers nodig om in beweging te schieten?
‘Zo’n hittegolf zál zich voordoen, zonder twijfel. De vraag is of het echt zo vreselijk moet worden voor we in actie schieten.
´Op de klimaattop van Glasgow zei een Jordaanse diplomaat me: “Je hoeft niet in een vliegtuigcrash te zitten om te weten dat je dat niet wil meemaken.”
´Het verhaal erover kan volstaan. En er wórdt over gepraat, al blijft het nog wachten op actie.’
Heeft de pandemie het gevoel van urgentie blijvend vergoot? Toen Rusland na de inval in Oekraïne de gaskraan dichtdraaide, ging Europa wanhopig op zoek naar gas in Qatar en de VS. Het klimaat was geen issue meer.
‘Zelfs die inval in Oekraïne was impliciet gedreven door klimaatstress. Voor oliestaten als Rusland, maar ook Irak, Iran, Venezuela of Nigeria, ziet de toekomst er benauwd uit.
´De wereld moet stoppen met het opbranden van fossiele brandstoffen. Maar de petrodollars smeren in die landen wel het staatsbestel.
´Ze financieren luchthavens en de lonen van politiemensen en leerkrachten. Voor een hele rits grote oliestaten dreigt een budgettaire nachtmerrie.
´Bij de invasie van invasie van Oekraïne speelden uiteraard culturele, geopolitieke en historische redenen, maar het was ook een radeloze beweging op zoek naar inkomsten.
´Rusland wilde die graanschuur inlijven.
´De financiële stress, veroorzaakt door klimaatverandering, zal nog meer conflicten doen ontstaan.’
Carbon coin
De manier om petrostaten van het infuus van het oliegeld af te helpen, is hen uitkopen, stelt Robinson. Daar zijn duizenden miljarden voor nodig. Die liggen niet voor het oprapen.
In Ministry werkt hij het idee uit van een ‘carbon coin’, een nieuwe munt die wordt uitgegeven door de belangrijkste centrale banken. Dat geld krijgen landen, bedrijven en particulieren in ruil voor elke ton CO2 die ze niét uitstoten.
Door olie in de grond te laten, regenwouden te beschermen, hun energievoorziening om te gooien of aan regeneratieve landbouw te doen. Carbon quantitative easing, noemt hij het in zijn boek.
Robinson: ‘Stoppen met koolstof uitstoten is het meest urgente wat we nu moeten doen. Dat lukt alleen als het alternatief financieel aantrekkelijk is, en we mensen betalen om het goede te doen.
´Dan winnen ze twee keer: het is goed voor hun nageslacht, én voor hun bankrekening.’
Met de ‘koolstofmunt’ zet u centrale bankiers aan het roer van de transitie: opmerkelijk.
‘We hebben de centrale banken nodig, naast overheden die het proces sturen. De overheid kan geld creëren en mensen hebben daar vertrouwen in omdat de overheid ervoor garant staat. Dat is gewoon Keynesianisme.
´Het is duidelijk dat het kapitalisme een inherent destructief systeem is waarmee we de planeet de vernieling in rijden. Maar gezien de kapitalistische wereld waarin we leven, moeten we de instrumenten van het kapitalisme gebruiken om de snelle transitie te maken.
´Ik heb dat niet uitgevonden.
´Het idee van een groen monetair beleid wordt breed bediscussieerd binnen de financiële wereld. Het sluit aan bij de speciale trekkingsrechten (SDR) waarmee het IMF al decennialang arme landen van het bankroet redt.
´In die kringen wordt nu gesproken over ‘schuld-voor-natuur’-swaps, waarbij arme landen schuldverlichting krijgen op voorwaarde dat ze hun natuurlijke rijkdommen beschermen.
´Het gonst van de vernieuwende ideeën, zeker bij jonge technocraten – de briljante dertigers en veertigers die verouderde instellingen, zoals de Wereldbank, van koers kunnen doen veranderen.’
De omslag naar een post-kapitalistisch model, waarin enorme ongelijkheden en miljardairs niet langer bestaan, is een rode draad in uw werk. Maar nu spreekt u over het bijsturen van het kapitalistische systeem. Vindt u die omwenteling niet meer urgent?
‘Toch wel. Maar ik ben bang dat er niet voldoende tijd is om er draagvlak voor te vinden. Misschien is wat men ‘kapitalistisch realisme’ noemt, ook mijn denken gaan beïnvloeden.
´Het idee dat alleen kapitalistische oplossingen kunnen werken, omdat dit nu eenmaal het heersende systeem is met al zijn instellingen, wetten, gewoonten en verdragen.
´Ik zeg dit met tegenzin. Het kapitalisme blijft een systeem van uitbuiting, gemaakt om dingen te vernielen. Ik verafschuw het.’
Klimaatterroristen
Wie op meer sympathie kan rekenen zijn technocraten. Naast centrale bankiers, zijn het in uw werk vaak internationale instellingen die de transitie forceren, met wetenschappers aan hun zijde. Zij schrikken er niet voor terug om buiten de grenzen van hun mandaat te kleuren. Ook klimaatterroristen krijgen iets nobels in uw boek. Is democratie niet langer heilig in het oog van de storm?
‘Ik ben een pacifist, ik geloof niet in geweld. Maar niet iedereen deelt die mening.
´Je kan argumenteren dat als de machten die fossiele brandstoffen pushen, de wereld blijven kapotmaken, geweld tegen hen een verzetsdaad wordt, ter verdediging van de volgende generaties.
´Zelf voel ik me er superongemakkelijk bij om zoiets naar voor te schuiven als een oplossing, dus heb ik het idee wat verdoken in het boek gestoken. Als lezer moet je er zelf je mening over vormen.
´Maar over die technocraten: in mijn boek beschrijf ik een uitdaging op planetaire schaal, dus daar kijk ik naar de mensen die bij de VN werken en de uitvoering van de klimaatakkoorden van Parijs overzien.
´Onze wereld en ons financieel systeem worden gerund door een mix van zo’n technocraten: sommigen van hen zijn verkozen om hun belangrijke werk te doen, anderen niet.
´Natuurlijk wil ik graag dat hun beleid ook gestut wordt door de democratische wil van mensen die snappen waarvoor ze stemmen.’
U wordt als romanschrijver uitgenodigd om te spreken op conferenties zoals de VN-klimaattop, wat vrij ongewoon is. Wat brengt u daar bij?
‘Op de COP26 in Glasgow deed ik 38 ‘talks’ in 12 dagen. Dan komt de eco-socialist in mij naar boven.
´Ik probeer te prikkelen met de utopische gedachte en stuur zoveel naar links als ik kan, zonder de strengen tussen mij en mijn publiek te laten knappen.
´Mijn punt is doorgaans dat het mogelijk is om 8 miljard mensen een waardig leven te geven, én tegelijk zorg te dragen voor de biosfeer. En omdat het mogelijk is, moeten we het doen.’
Een deel van de recepten die u aanprijst, zijn grassroots-initiatieven die populair zijn in linkse middens. Maar u schenkt ook veel aandacht aan geo-engineering: grootschalige technologische ingrepen om het afbrokkelen van gletsjers te vertragen of het zonlicht af te blokken en zo de temperatuur op aarde te verlagen. Zonder geo-engineering zal het niet lukken?
‘Ik kom vaak in kringen van hoog opgeleide technocraten, maar ook milieu-activisten en Amerikaanse progressieven.
´Tot voor enkele jaren waren ze hier gloeiend tegen. Ze vonden het gevaarlijk, of vreesden voor de morele valkuil waarbij een technologische oplossing de urgentie om minder koolstof uit te stoten, ondergraaft.
´Dan kom ik, een linkse milieuactivist, zeggen: “Sorry jongens, deze discussie kunnen we ons niet meer permitteren.”
´Als we de temperatuur op aarde voor vijf jaar kunnen afkoelen met technische middelen, moeten we dat overwegen. Het is niet zó gevaarlijk.’
Geo-engineeren op Antarctica
U beschrijft in Ministry minutieus hoe glaciologen massaal smeltwater oppompen onder de gletsjers van Antarctica, om te voorkomen dat de ijskappen zich verder losmaken van hun grondlaag. Hoe sprokkelt u die kennis bijeen?
‘Ik ging twee keer naar Antarctica, dat helpt. En de gemeenschap van glaciologen is klein en hecht.
´Door mijn werk ben ik een netwerkfiguur geworden, die mensen met elkaar in contact brengt.
´Glaciologen experimenteren effectief met pilootprogramma’s om het afkalven van de gletsjers te vertragen. Een van hen had mij hierover verteld.
´Door dat uit te werken als verhaallijn, maak ik het idee wereldkundig. Dat helpt hen vooruit.’
Fluisteren wetenschappers u bewust dingen in het oor, in de hoop dat u ze opneemt in een boek?
‘Dat gebeurt, ja. Ik heb goede contacten bij de NASA en de National Science Foundation. Zij lezen mijn boeken gretig, want ik schrijf over hen. Zo krijg je een feedbackloop.
´Of wetenschappers vragen mij hen in contact te brengen met filantropen in Silicon Valley. Daar wonen veel “mini-miljardairs” die willen investeren in ‘goed werk’.
´Dan heb je nog de grote filantropen met belangstelling voor het klimaat: Bill Gates, Georges Soros, Laurene Powell Jobs, Jeff Bezos.
´Sommige van die mensen ken ik beter dan anderen. Ik vind het zelf ook wel opwindend. Dit is de eerste keer in mijn leven dat ik meer kan doen dan verhalen vertellen.’
Robinson vertelt dat hij in het najaar naar Genève gaat, voor een ontmoeting met de nieuwe topvrouw van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), Ngozi Okonjo-Iweala, een econome die eerder minister van Financiën van Nigeria was.
‘Ze wil de spelregels van haar instelling veranderen, en duurzame handel als hoeksteen inbouwen.
´De WTO stond lang symbool voor globalisering in de slechte zin: rijke landen die arme uitkleden door hen te degraderen tot leveranciers van goedkope gewassen, geteeld in monoculturen.
´Ik kijk ernaar uit om daar te zeggen: duw door, verander de regels. De WTO heeft een ontzettend grote hefboom.’
De stem van Robinson valt weg. Zijn woorden komen in flarden, overstemd door ruis. De telefoonverbinding lijkt het te begeven.
Het ideale excuus voor de schrijver om naar buiten te gaan en daar verder te praten.
Rond het buitenhuis dat hij en zijn vrouw aan het opknappen zijn, zag hij net papegaai duikers. Die werden recent opnieuw geïntroduceerd na een eeuw afwezigheid. Een vorm van ‘rewilding’, waar hij in zijn boeken gretig over uitweidt.
Robinson is graag in de open lucht – sinds enige tijd schrijft hij ook alleen nog buiten, onder een dekzeil op zijn patio in zijn woonplaats Davis.
Die stad noemt hij een van de lelijkste plekken ter wereld – ‘industrieel, vlak, oersaai’. Ter compensatie gaat hij bijtanken in de natuur.
Landschappen zijn in zijn werk zo aanwezig dat ze bijna personages zijn. In Ministry for the Future zijn het de Alpen rond Zürich, die hij met treffende precisie beschrijft.
‘Het helpt dat ik er twee jaar woonde. De Zwitserse Alpen zijn prachtig. Veel woester nog dan de Sierra Nevada.’
Trektochten zonder bagage en water
In die Californische bergen besteedde hij opgeteld meer dan twee jaar van zijn leven. Bij zijn trektochten neemt hij een minimum aan bagage mee. Hij slaapt doorgaans onder de blote sterrenhemel, vaak gewoon op de grond.
Zijn rantsoenen beperkt hij tot het noodzakelijke, water vindt hij onderweg.
‘Het is een bijna religieuze ervaring. Die bergtochten maken me nederig, herinneren aan wie we zijn en waar we vandaan komen.
´Als je met een minimum aan bagage door de bergen struint, is dat niet veel anders dan hoe onze voorouders in het paleolithicum hier rondliepen.
´Ons gereedschap is moderner, maar de nomadische ervaring blijft dezelfde.
´In de bergen besef je pas echt in wat voor een gekke, domme wereld we leven.’
In welke zin?
‘Als ik weer afdaal in de bewoonde wereld, lijkt alles zo grotesk. Reclameboodschappen. Ons eten. Een supermarkt lijkt een hallucinatie.
´Mensen vinden dat evident, hun hersenen zijn ernaar gevormd. Maar wanneer ik na die bergtochten terugkom in de “beschaving”, komt het binnen als één groot bedrog.’
Kunnen we die bijna religieuze ervaring beleven in een land als België, waar geen grote stukken ongerepte natuur meer bestaan?
‘Ga naar de zee, daar heb je een gevoel van eindeloosheid. Trek het bos in. Zelfs in je eigen moestuin kun je, wroetend in de aarde, die andere realiteit ervaren.
´Het is dubbel. Ik ontsnap vaak naar de bergen, maar ik geloof wel dat de toekomst van de mens in de steden ligt.
´Mijn visioen is er één waarin de meeste mensen geconcentreerd zijn in groene, goed geplande steden. De resterende ruimte laten ze aan de natuur en de wilde dieren.
´Met de dertig procent voor natuur tegen 2030 komen we al aardig in de buurt.
´Ik vind het verbazend dat dat doel officieel is goedgekeurd. Dat leek mij een onbereikbare utopie, en nu wordt het voor onze ogen in de steigers gezet.’
Lees ook
Lees ook
Lees andere gesprekken in deze reeks
Bron: De Standaard