Op 26 mei velt het hof een arrest in de zaak-Sanda Dia. Seydou De Vel en Marie Van Steenkiste, broer en schoonzus van de overleden student, over verantwoordelijkheid, vergiffenis en verdriet. ‘Het zou veel Reuzegommers deugd doen om schuld te bekennen.’
Eline Bergmans – De Morgen
‘Was het de schuld van de vissaus misschien?’
Seydou De Vel
Broer van Sanda Dia
Hun dochter heeft met zwarte viltstift zijn portret getekend. Een krullenbol met lange benen, en een grote glimlach om zijn mond: dat is het beeld dat het 4-jarige meisje heeft van haar nonkel Sanda.
“Ze heeft hem nooit gekend, maar hij leeft in haar gedachten”, zegt Seydou De Vel (33), de oudere broer van Sanda Dia.
De Edegemse student overleed eind 2018 na een totaal uit de hand gelopen studentendoop. Sanda Dia (20) stierf door een te hoog zoutgehalte in zijn lichaam, als gevolg van liters vissaus die hij dronk. In maart moesten achttien leden van de intussen opgedoekte studentenclub Reuzegom zich voor het Antwerpse Hof van Beroep verantwoorden voor betrokkenheid bij zijn dood. Ze riskeren 18 tot 50 maanden cel. Op 26 mei is er uitspraak.
Het is voor het eerst sinds de dood van Sanda Dia dat zijn broer en schoonzus voorzichtig weer plannen maken. Seydou De Vel wil na een lange periode van ziekte zijn opleiding orthopedagogische begeleiding afronden; zijn partner Marie Van Steenkiste (33) hoopt na de uitspraak haar job als teamcoördinator bij een ziekenfonds weer op te nemen.
“Ik realiseerde me onlangs dat onze dochter nog nooit twee werkende ouders heeft gehad”, vertelt ze. “Sinds de dood van Sanda is ons leven letterlijk stilgevallen.”
Hoe kijkt u terug op het proces?
Seydou De Vel: “Iedereen heeft de tijd gekregen om te spreken en er is geluisterd. Toch voel ik me heel onrustig nu de uitspraak nadert. Het is een verwarrende periode.”
Marie Van Steenkiste: “Voor mij is dat anders. Ik ben de afgelopen maand nauwelijks bezig geweest met de uitspraak. Ik had die tijd nodig om te verwerken wat ik heb gehoord en om alle emoties een plaats te geven. In mijn onderbewuste heeft het proces nog tientallen keren plaatsgevonden.”
Aan welk moment denkt u het vaakst terug?
De Vel: “De duur van de pleidooien van de tegenpartij heeft er bij mij het hardst ingehakt. Eerst kreeg het Openbaar Ministerie het woord, daarna kwamen wij aan de beurt. Op dat moment heb je een idee in je hoofd hoe het proces verder zal verlopen, maar ik wist niet hoe slopend het zou zijn om vier dagen naar de verdediging te luisteren: achttien pleidooien met andere percepties, andere details,…”
Van Steenkiste: “Een gebrek aan details vooral.”
De Vel: “Dat ook, maar doordat die pleidooien zo lang duurden, werd je onvermijdelijk in hun verhaal meegezogen. Het was zo intens dat ik na een tijdje bijna zelf begon te geloven wat ze zeiden. Hoewel je weet dat bepaalde zaken niet kloppen, mag je op dat moment niets zeggen. Het enige wat je kunt doen, is incasseren en hopen dat er een moment komt waarop die zaken rechtgezet kunnen worden. Op het einde kregen we gelukkig wel de kans om ons verhaal te vertellen. Dat was helend.”
Van Steenkiste: “Ik kan moeilijk één moment kiezen, omdat het zo’n rollercoaster was. Na het pleidooi van onze advocaten hoorden we bij enkele Reuzegommers voor het eerst een begin van schuldinzicht. We zijn die dag met een positief gevoel geëindigd. Daarna brokkelde dat gevoel helemaal af.
“Ik weet nog dat ik woensdagavond – het was de dag dat de mama (van Sanda, red.) een knuffel gaf aan preses Zaadje – dacht: ‘Nu is het voorbij.’ Maar we zijn toch weer rechtgekrabbeld.
“Ook voor mij was het moment dat we zelf het woord kregen heel belangrijk. Het gaf ons de kans om onze emoties een plaats te geven.”
Na die knuffel is de perceptie over de Reuzegommers helemaal gekanteld. Hoe hebt u dat moment beleefd?
De Vel: “Het was haar manier om te verwerken wat ze had gehoord. Meer heb ik daar eigenlijk niet op te zeggen.”
Van Steenkiste: “Als dat voor haar op dat moment goed voelde, kunnen wij dat alleen maar aanvaarden. Het brengt weinig bij om daar onze mening over te geven. We betreuren wel dat de tegenpartij ons daarna begon op te splitsen. Onze advocaten hebben altijd één verhaal naar voren gebracht, maar ineens kwam er een beeld naar voren van een moeder die vergiffenis wilde schenken en een vader die haatdragend zou zijn.”
De Vel: “Dat wil ik wel zeggen: papa is allesbehalve haatdragend. Twee of drie jaar geleden is hij aan het graf van Sanda een Reuzegommer tegengekomen. Hij heeft die jongen toen ook een knuffel gegeven. Dat deed hij in de luwte.”
Van Steenkiste: “We hebben heel veel begrip voor de emoties die er waren en het is nooit onze intentie geweest om die gasten als duivels te zien. Er kan ergens een plaats zijn voor vergiffenis, maar misschien hoefde dat niet op het proces.”
Was het voor u makkelijker geweest als uw ouders op dezelfde lijn hadden gestaan?
De Vel: “Als je ouders gescheiden zijn, is dat verlangen er minder.”
In een interview in 2020 zei u dat u medelijden voelt met hoe de Reuzegommers zich achter hun advocaten verstoppen. Is dat vandaag nog steeds zo?
De Vel: “De rechter had de Reuzegommers verplicht om aanwezig te zijn op hun proces, maar ik had en heb vooral medelijden met hun onvermogen om verantwoordelijkheid te nemen. Elf van de achttien beklaagden vragen een volledige vrijspraak. Zeven van hen pleiten schuldig, maar alleen aan de twee lichtste kwalificaties. Hoe sta je in het leven als je dat doet?”
Van Steenkiste: “Het is ook hun omgeving – denken we – die hun niet de ruimte geeft om die verantwoordelijkheid op te nemen. Als je tot in het uiterste blijft strijden voor een blanco strafregister en de perfecte toekomst, ga je voorbij aan de nood om boete te doen en weer verder te kunnen. Een ongeschreven blad en een ideale toekomst zijn hier niet de essentie.
“Ik geloof oprecht dat het heel wat Reuzegommers deugd zou doen om schuld te bekennen en boete te doen, om dan weer verder te kunnen gaan.”
Uw advocaat Sven Mary zei na het proces dat hij de haat in de ogen van sommige ouders zag. Hebt u dat ook zo gevoeld?
De Vel: “Ze zaten meestal achteraan en wij hebben daar minder op gelet. Het was me ook niet altijd duidelijk wie de ouders waren en wie publiek. Ze hebben ons als burgerlijke partijen ook niet benaderd. Eén moeder deed dat wel. Ze vroeg in de gang of ze iets tegen me mocht zeggen. Ik heb haar gezegd dat ik het niet het juiste moment vond om dat te doen.”
De belangrijkste vraag – wie heeft de vissaus toegediend? – werd op het proces niet beantwoord. Hebt u daar zelf een theorie over?
De Vel: “Zolang de Reuzegommers daarover zwijgen, kunnen wij dat niet weten.”
Had u gehoopt om wel een antwoord te krijgen?
De Vel: “Ik had vooraf wel een sprankeltje hoop dat minstens een van de beklaagden zijn mond zou opendoen, maar dat gebeurde dus niet. Het is hard om te beseffen dat die antwoorden bij de achttien jongens liggen die voor je in de rechtszaal zitten, maar dat zij hun lippen op elkaar houden.
“Dat maakt hun verontschuldigingen ook wrang. Waarvoor verontschuldigen ze zich eigenlijk? Zeggen ze sorry omdat ze geen antwoord willen geven? Want waarom zou je sorry moeten zeggen als je geen verantwoordelijkheid opneemt?
“Door hun advocaten werd een onderscheid gemaakt tussen de juridische verantwoordelijkheid en de morele verantwoordelijkheid. Ik heb daar de afgelopen weken veel over nagedacht, maar ik begrijp het niet. Hoe voelt dat dan? Lichaam en geest hangen toch samen? Hoe kun je de morele verantwoordelijkheid opnemen, maar geen verantwoordelijkheid nemen voor de daden of handelingen die je hebt gesteld?
“Ik blijf mij dan afvragen of die jongens ver genoeg in het leven staan of een omkadering hebben die hen stimuleert om eerlijk te zijn. Ik weet niet wat er gebeurt in die families. Het is niet aan mij om daarover te oordelen, maar ik vraag mij wel af hoe je leven eruitziet als je op momenten zoals deze geen verantwoordelijkheid mag of kunt afleggen. Welke normen en waarden geven die ouders dan mee aan hun kinderen?”
Mak, de stiefmoeder van Sanda, die kleuterleidster is, toonde op de laatste dag een handboek om kleuters aan te leren welke producten schadelijk voor hen zijn.
Van Steenkiste: “Als onze dochter moet overgeven nadat ze mosselen heeft gegeten, zal ze die niet meer eten. Je hoeft het exacte zoutgehalte van vissaus niet te kennen om bepaalde acties te ondernemen.
“Als je weet dat Sanda geen alcohol consumeerde op de tweede doopdag, en ziet dat hij zich gedraagt alsof hij dat wel heeft gedaan, moet er toch een belletje rinkelen dat er iets niet oké is?
“Als je niet weet hoe schadelijk vissaus is, maar je ziet iemand overgeven die dat goedje binnenkrijgt, weet je toch genoeg?”
De Vel: “Het gaat altijd opnieuw om het afschuiven van de eigen verantwoordelijkheid. Was het de schuld van de vissaus misschien?”
Vooraf zei u dat alle achttien Reuzegommers even verantwoordelijk zijn. Vindt u dat vandaag nog steeds?
De Vel: “Of ze alle achttien even verantwoordelijk zijn, daar kan ik mij niet over uitspreken. Ik vind wel dat iedereen die daar aanwezig was verantwoordelijkheid draagt.”
Op het proces vertelde u hoe het is om als een jongen van kleur op te groeien in een witte omgeving. Wringt het dat de Reuzegommers zich niet moesten verantwoorden voor racisme?
De Vel: “Die keuze is gemaakt en ik accepteer dat, maar ik ben wel blij dat ik heb kunnen zeggen hoe het voor mij aanvoelt. Misschien kan het andere mensen aanzetten om daarover na te denken.”
Van Steenkiste: “Er zijn door de andere leden van Reuzegom uitspraken gedaan over het feit dat Sanda een andere kleur heeft. Er zijn liedjes gezongen over mensen met een andere kleur. Dat zijn feiten.
“Ook al wordt het niet meegenomen in de beoordeling: ik hoop dat de betrokkenen toch eens zullen nadenken waarom Seydou met dat gevoel van racisme blijft zitten.
“Helaas hebben we daar nog niet veel van gemerkt: in plaats van zijn opmerkingen binnen te laten komen, en te onderzoeken waar het vandaan komt, gingen zij er totaal tegenin. In zowat elk pleidooi werd benadrukt dat er geen sprake is geweest van racisme.”
Mevrouw Van Steenkiste, u had eerst niet de intentie om het woord te nemen, maar deed dat uiteindelijk wel. Waarom?
Van Steenkiste: “Ik wilde niet hetzelfde zeggen als de advocaten, maar de familie van Mak deed me van gedachten veranderen. Ze zeiden dat ik gewoon mijn emoties moest benoemen, en dat heeft mij de klik doen maken. Ik zat met zoveel gevoelens.
“Vanaf de tweede dag heb ik daarom een schriftje meegenomen naar de rechtszaal. Er gaat zoveel door je hoofd op het moment dat ze aan het spreken zijn dat ik het gevoel wilde hebben iets te kunnen doen. Ik heb heel letterlijk neergepend wat ik hoorde, ook om later nog eens te kunnen herlezen.”
“We hebben die week echt op een andere planeet geleefd. Ons dochtertje zat thuis in Gent bij mijn moeder en wij hadden samen met Papis (vader van Sanda, red.) en Mak een appartement in Antwerpen gehuurd.
“Ik had dat appartement via Airbnb gevonden en de eigenaars hebben het ons gratis aangeboden. Ze hadden de zaak vanaf het begin gevolgd en wilden graag iets voor ons doen. Dat hebben we erg gewaardeerd.
“Daardoor konden we toch bepaalde zorgen loslaten. Het was een rustpunt in het midden van de chaos. Het gaf ons ook de kans om het proces ten volle samen te beleven. ’s Avonds werd er soms gepraat, maar evengoed werd er niets gezegd.
“Die week was zo intens dat het voor mij onmogelijk zou zijn geweest om ’s avonds nog iets anders te doen of na de zitting de moederrol op te nemen.”
Sanda Dia is in het hart van velen gekropen. Is het moeilijk geweest om hem te delen?
De Vel: “Nee, omdat iedereen er op een heel respectvolle manier mee omgaat. Het is uiteraard een aanpassing. Normaal verwerk je zo’n verlies in familiale kring. Ik heb mijn verdriet letterlijk met de rest van de wereld moeten delen. Maar ik heb er ook wel troost uit kunnen putten. Die muurschildering in Leuven en Werchter gaven me het gevoel dat ik niet alles alleen moet dragen.”
Praat u nog veel over hem?
De Vel: “Amper een maand nadat we Sanda hadden begraven, werd onze dochter geboren. Toen ze nog een baby was, praatten we vaak over hem zodat ze Sanda zou leren kennen. Vandaag begint ze er soms zelf over, en heeft ze traantjes in haar ogen om nonkel Sanda die dood is. Dan zegt ze hoe jammer ze het vindt dat ze hem nooit zal zien.”
Van Steenkiste: “Onlangs had ze dus ook een tekening van Sanda gemaakt voor zijn verjaardag. Die hebben we samen aan zijn graf gelegd. In ons gezin benoemen we heel veel. Intussen weet ze ook wat er met hem gebeurd is: we hebben het uitgelegd met de hulp van legomannetjes.”
Vaak zeggen mensen dat een proces nodig is om te kunnen rouwen. Ervaart u dat ook zo?
De Vel: “Sanda is vandaag vooral aan de zaak gelinkt. Daardoor merk je dat je herinneringen verdwijnen. Het wordt moeilijker om Sanda alleen te zien. En hoe raar dat ook klinkt: ik kijk wel uit naar het moment dat alles gaat liggen en dat ik dan op mijn gemak terug Sanda als Sanda kan zien, als mijn lieve grappige broer.”
Het Nieuwsblad bezocht samen met uw vader de plaats waar Sanda gestorven is. Hebt u daar zelf ook behoefte aan?
De Vel: “Voor Papis was dat echt nodig in de verwerking. Zelf zou ik de plek op een dag ook willen bezoeken, maar vandaag voel ik de nood nog niet. Het zou de mooie herinneringen nog meer naar de achtergrond duwen.”
Hoe staat u tegenover studentendopen? Moet dat nog kunnen?
De Vel: “Zelf heb ik er weinig mee, maar het principe achter het dopen is mooi. Toewijding en samenhorigheid: daar kan niemand wat op tegen hebben. Waarom dat met vernederingen en overmatig drankmisbruik gepaard zou moeten gaan, is weer iets anders.”
Van Steenkiste: “Er zullen altijd mensen zijn die graag bij een bepaalde groep willen horen. Bij sommigen is die nood zo hoog dat ze daar heel veel voor overhebben. Daartegenover heb je ook altijd een aantal antisociale individuen. Het wordt gevaarlijk als die er plezier in hebben om de anderen over een grens te trekken. Zolang we onze kinderen niet op een manier opvoeden dat ze naar zichzelf durven te luisteren, voor zichzelf durven op te komen, zal dat een gevaarlijke situatie blijven.”
Advocaat Walter Damen stelde een soort Sanda Dia-code voor die mensen vooraf moet doen nadenken wat er allemaal (niet) kan tijdens een doop.
De Vel: “Zoiets bestaat al: het heet een doopcharter. Helaas heeft Reuzegom altijd geweigerd zo’n charter te ondertekenen.”
Van Steenkiste: “Het is belangrijk om regels objectief en vooraf vast te leggen, maar dat mag niet het enige zijn. Voor mij zit het antwoord in de opvoeding van onze kinderen.”
Wat als de Reuzegommers straks heel lichte straffen krijgen?
De Vel: “Wat de uitspraak ook zal zijn: het proces was helend doordat ook wij die laatste dag alles hebben kunnen zeggen wat we wilden zeggen. Dat maakt dat wij dit hoofdstuk zullen kunnen afronden. Ik probeer de gedachten over de straf los te laten. Het is de rechter die zal beslissen.”
Van Steenkiste: “Persoonlijk hecht ik meer belang aan de woorden van de rechter dan aan de straf. Maar ik spreek dan voor mezelf: want ik ben maar de schoonzus. Je zoon of je broer verliezen is nog iets heel anders.”
Staan Papis en Mak daar ook zo in?
De Vel: “In grote lijnen zitten we op dezelfde golflengte, maar iedereen heeft zijn eigen verwachtingen. Die wisselen ook. Er zijn momenten dat je bij jezelf denkt: ‘Dit of dat zou moeten gebeuren en dan zullen ze hun verantwoordelijkheid opnemen.’ Op een ander moment denk je eerder: ‘Wat maakt het ook uit?’ Die gedachten zijn verbonden met de emoties van het moment. Maar we blijven wel allemaal vinden dat geen van de Reuzegommers naar de gevangenis moet. Dat helpt niemand verder.”
En een vrijspraak?
De Vel: “Daar zou ik het wel moeilijk mee hebben. Ik geloof dat het de taak van de rechter is om die jongens verantwoordelijkheid op te leggen aan. Als ze zelf die stap naar schuldinzicht niet kunnen zetten, kan de rechter misschien wel de persoon zijn om te zeggen: geef dat schuldinzicht een kans. Dan is het nog aan hen om daar iets mee te doen.”
Is het een goede zaak dat er geen beroep meer kan worden aangetekend?
De Vel: “Daar blijven we voorzichtig in. In principe zou het op 26 mei afgelopen moeten zijn, maar er kan wel altijd cassatie worden aangetekend. En zelfs als het strafrechtelijke deel afgelopen is, volgt er nog het burgerrechtelijk luik. We zijn in ieder geval nog even bezig.”
Van Steenkiste: “Het is niet dat we per se blij zijn dat ze niet meer in beroep kunnen gaan. Daar gaat het ons niet specifiek over. Het is wel tijd dat deze juridische zaak afgerond zal zijn, zodat wij verder kunnen.”
Zo verliep het Reuzegom-proces
Achttien leden van de intussen ontbonden studentenclub Reuzegom moesten zich in maart voor het Antwerpse hof van beroep verantwoorden voor hun betrokkenheid bij de dood van Sanda Dia (20). De Edegemse student overleed eind 2018 na een totaal uit de hand gelopen doopritueel.
Sanda Dia stierf door een te hoog zoutgehalte in zijn lichaam, als gevolg van liters vissaus die hij dronk of moest drinken. Volgens het Openbaar Ministerie zijn de Reuzegommers schuldig aan het toedienen van schadelijke stoffen met de dood tot gevolg.
Het proces ging in april 2022 van start voor de rechtbank van eerste aanleg in Hasselt. Die kreeg het dossier toegewezen omdat één van de Reuzegommers de zoon is van een Antwerpse rechter.
De zaak werd verschillende keren uitgesteld, maar toen het proces eenmaal van start ging, verraste de Hasseltse rechter met de uitspraak dat zij niet over de volledige studentendoop kon oordelen.
Het doopritueel duurde twee dagen − 4 en 5 december 2018 − en bestond uit een rozenverkoop, een afzuip, een cantus en ten slotte een dag aan een blokhut in Vorselaar. Omdat de aanklacht was beperkt tot de namiddag van 5 december, vond de rechter dat ze zich niet over de volledige doop kon uitspreken.
De zaak werd doorverwezen naar het Antwerpse hof van beroep waar de Reuzegommers 18 tot 50 maanden cel riskeren. Op 26 mei is er uitspraak. (EB)
Lees ook
Bron: De Morgen