Jonathan Holslag – Hoe Europa steeds verder achteropgeraakt in de wapenwedloop


Jonathan Holslag doceert aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is de auteur van Van muur tot muur: de wereldpolitiek sinds 1989. Vierwekelijks schrijft hij een essay voor De Morgen.

Jonathan Holslag – De Morgen


SCAF, het Système de Combat Aérien du Futur. Ons land zal alvast 360 miljoen euro opzijzetten om als waarnemer mee te werken aan dit toekomstige gevechtsvliegtuig. Frankrijk, Duitsland en Spanje zijn voorlopig de belangrijkste deelnemers aan dit project.

Het lijkt Europa menens om zelf meer belangrijke wapensystemen te ontwikkelen en de afhankelijkheid van de Verenigde Staten te temperen.

Toch blijven de bestaande inspanningen véél te beperkt om de achterstand in te lopen. Als Europa werkelijk aanstuurt op meer militaire onafhankelijkheid, dan zal het nog meer in zijn defensie-industrie moeten investeren.

Nemen we opnieuw het SCAF. Voor de eerste fase van dit project, fase 1B, zullen de deelnemende landen tegen 2027 ongeveer 3,8 miljard dollar uitgeven. Dat is minder dan 1 miljard dollar per jaar.

Het officiële doel is dat vliegtuig in gebruik te nemen rondom 2040. De baas van het Franse defensiebedrijf Dassault temperde die verwachting en waarschuwde dat de SCAF niet operationeel zal zijn voor 2050.

Ter vergelijking: de Verenigde Staten spenderen ongeveer 2,2 miljard dollar per jaar aan de ontwikkeling van hun nieuwe gevechtsvliegtuig, de F/A-XX. Dat vliegtuig zou tussen 2030 en 2035 klaar moeten zijn.

De twee systemen zijn misschien niet helemaal vergelijkbaar, maar ze willen beide de nieuwe standaard zetten voor de gevechtsvliegtuigen van de zesde generatie. Dat is de generatie na de F-35 en de F-22.

Die generatie zou nog beter in staat moeten zijn om doelen op grote afstand te detecteren, luchtverdediging te verschalken en, vooral, om met artificiële intelligentie zwermen onbemande vliegtuigjes aan te sturen.

Meer nog dan de F-35 worden dit vliegende supercomputers.

Het voorbeeld van deze Europese SCAF en de Amerikaanse F/A-XX wijst alvast op drie zaken:

  • de VS hebben nu al een technologische voorsprong,
  • geven veel meer uit om die voorsprong te behouden
  • en zullen hun vliegtuig vijf tot vijftien jaar vroeger klaar hebben.

TECHNOLOGISCHE SUPERIORITEIT

Die kloof bestaat in de hele defensie-industrie. Europa besteedt jaarlijks voor ongeveer 90 miljard dollar aan defensiematerieel; de VS ongeveer 210 miljard dollar.

De omzet van de Amerikaanse defensie-industrie bedraagt ongeveer 700 miljard dollar; de Europese 120 miljard dollar. Dat is de toestand vandaag.

Er zijn drie verklaringen voor het succes van de Amerikaanse defensie-industrie:

  • de uitgaven van de Amerikaanse overheid,
  • het feit dat Amerikaanse wapenleveringen in het buitenland doorgaans gekoppeld worden aan veiligheidsgaranties
  • en de technologische superioriteit van veel systemen.

Voor wat betreft die technologische superioriteit hoeven de Amerikanen voorlopig niet voor Europa te vrezen. De Verenigde Staten investeren – per jaar – ruim 90 miljard dollar in onderzoek en ontwikkeling in het militaire domein. Dat is zeven tot acht keer meer dan de uitgaven van de Europese landen.

Het verschil wordt ook opnieuw groter, ondanks pogingen van de Europese Commissie om meer te doen. Het Europese Defensiefonds, bijvoorbeeld, spendeert amper 1,5 miljard dollar per jaar.

Europese landen boeken ook slechts langzaamaan vooruitgang in hun samenwerking op vlak van de defensie-industrie en onderzoek. Ongeveer 4 procent van hun uitgaven aan materieel is gemeenschappelijk; voor uitgaven voor onderzoek is dat nog minder.

Het zijn ook slechts een handvol landen die doorgaans de leiding nemen in grote projecten, Italië, gevolgd door Frankrijk en Spanje. Oost-Europa toont nauwelijks belangstelling.

NUCLEAIRE BEWAPENING

De technologische ontwikkelingen in het defensiedomein zullen elkaar nog sneller opvolgen. De grote aanjager is het conflict tussen China en de Verenigde Staten.

China zal dit jaar alleen al 7 procent meer uitgeven aan het Volksbevrijdingsleger. Het officiële defensiebudget van de Verenigde Staten is nog steeds bijna drie keer groter dan dat van China, maar aangepast aan de koopkracht loopt dat verschil flink terug.

Een Chinees gevechtsvliegtuig, bijvoorbeeld, kost nog niet de helft van een – min of meer – vergelijkbaar Amerikaans toestel.

Nucleaire bewapening blijft het belangrijkste domein van de nieuwe wedloop. De oorlog in Oekraïne heeft de grootmachten wereldwijd gesterkt in de overtuiging dat kernwapens belangrijk zijn.

De Verenigde Staten zullen de komende jaren gemiddeld ongeveer 50 miljard dollar uitgeven aan de modernisering van het kernwapenarsenaal.

Tegen 2030 willen de Amerikanen een intercontinentale kernraket klaar hebben, de Sentinel.

Er komt een nieuwe zware kruisraket die doelen tot op 2.500 kilometer zou kunnen treffen, onder andere met een kernkop.

Recent onthulden de VS al hun B-21, een bommenwerper die dankzij zijn superieure stealth-capaciteit kernwapens over de hele wereld kan afvuren.

Sinds een jaar bouwt het land ook een nieuwe onderzeeboot, de Columbia, die tot zestien kernraketten zou dragen.

Voor al die systemen heeft China een eigen antwoord en ook Rusland blijft zwaar inzetten op nucleaire afschrikking.

Europese landen worstelen om de centen te vinden voor hun nucleaire afschrikking. Het Franse budget, bijvoorbeeld, is tien keer kleiner dan dat van de VS.

Een tweede belangrijk domein betreft het voeren van conventionele oorlogen vanop grote afstand. Stand-off  heet dat. Al vanaf de eerste speer, proberen mensen om hun vijand te treffen alvorens zij zelf binnen het bereik van die vijand komen.

Sinds pakweg dertig jaar gebeurt dat vooral met (kruis)raketten. De oorlog in Oekraïne toont aan hoeveel van die raketten nodig zijn: duizenden.

De grote spelers zullen de komende jaren hun arsenalen in een hels tempo uitbreiden en moderniseren. Die raketten zullen een nog grotere reikwijdte hebben. Ze moeten nog sneller zijn.

Bovenal moeten zij bestand zijn tegen de steeds krachtigere verdedigingssystemen.

De Amerikanen geven dit jaar ongeveer 20 miljard dollar uit aan de aankoop van nieuwe tactische raketten; bij de grootste Europese landen lopen de jaarlijkse uitgaven voor dat soort wapens in de honderden miljoenen.

Een derde doel betreft de ontwikkeling van autonome en onbemande gevechtszwermen. Ook op die manier probeert men afstand te houden met grote dure systemen als oorlogsbodems en gevechtsvliegtuigen, of met manschappen.

Gigantische aantallen onbemande tuigen – soms honderden of duizenden – moeten dan door de verdediging breken. Zij moeten onderling met elkaar in verbinding staan en doelen uitschakelen. Dat kan op een traditioneel slagveld, maar ook in grootsteden.

Vergelijk het met een zwerm beweeglijke granaten die het hoekje om kunnen vliegen of door een openstaand raam een doel in een gebouw kunnen uitschakelen.

De uitdaging hierbij is vooral om die systemen samen te laten werken en ervoor te zorgen dat hun onderlinge communicatie niet verstoord kan worden. Hier komt veel artificiële intelligentie bij kijken, om de doelen uit te zoeken, maar ook om data op een dynamische wijze te versleutelen.

Terwijl wij in het parlement nog debatteren over de vraag of onbemande vliegtuigen autonoom mogen zijn, zijn de VS bezig aan hun AMASS, hetgeen staat voor Autonomous Multi-Domain Adaptive Swarms-of-Swarms.

TABOE

Als Europa werkelijk wil streven naar meer militaire autonomie ten aanzien van de andere grootmachten, dan zal het veel sneller veel meer moeten besteden aan zijn industrie en onderzoek. Dan kan alleen als ook privé-investeerders opnieuw meer geld in de defensie-industrie stoppen en als het taboe in dat opzicht verdwijnt.

Bovendien zullen Europese lidstaten jonge mensen warm moeten maken om in de defensie-industrie te gaan werken. Er zullen tienduizenden bijkomende technici nodig zijn.

Europese landen zullen ook nog veel meer gezamenlijk moeten optrekken als zij nieuwe systemen ontwikkelen en kopen.

Dat brengt ons bij de kern: een autonome Europese defensie vereist dat het onderlinge wantrouwen tussen de lidstaten wordt overwonnen, dat hoofdsteden het gemeenschappelijke belang boven het kortzichtige commerciële belang plaatsen.

De grootste bedreigingen voor de militaire slagkracht van Europa zitten dus binnenin.

Van muur tot muur
Voorstelling van een model op ware grootte van het nog te bouwen Europese SCAF-vliegtuig.
Beeld Wouter Maeckelberghe, AFP

Lees ook


Vul hieronder de zoekopdracht Jonathan Holslag in en vind veel meer berichten.


Bron: De Morgen

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven