Bart Eeckhout – Als je al je politieke ballen zet op het dienen van de (haven)industrie, waarom dan zo’n slap bestuurlijk werk afleveren?


Geloof je alle doemberichten, dan luidt de stikstof-impasse met geweigerde vergunningen het einde in van alle ­industriële ontwikkeling in Vlaanderen. Maar eigenlijk gaat dit dossier over iets anders. Over de verwaarlozing van goed, juridisch robuust bestuur.

Bart EeckhoutDe Morgen


“Ik heb dus dik gelijk gekregen. Zolang het stikstofdecreet er niet is, kunnen we geen solide vergunningen verlenen.”

Ziedaar de zo goed als volledige communicatie van bevoegd Vlaams minister Zuhal Demir (N-VA) over de vernietiging door de Raad voor Vergunningsbetwistingen van de vergunning voor Project One, de ambitieuze ethaankraker die Ineos in de Antwerpse haven wil gaan bouwen.

Tot die twee zinnen, in een voorts enigszins oeverloos portret­interview in Het Nieuwsblad van dit weekend, blijft de reactie van de minister vooralsnog beperkt. Ook in het Vlaams Parlement is haar, inmiddels drie weken na het arrest, nog niet om opheldering gevraagd.

Dat noopt alvast tot een eerste vormelijke bedenking.

Regeringen en parlementen hebben sinds de ‘paarse’ periode aan het begin van de eeuw de informele gewoonte aangenomen om de kalender van de schoolvakanties te volgen.

Dat is menselijk begrijpelijk en zelfs wenselijk, maar zo’n ‘reces’ wil niet zeggen dat een parlement gedwongen passief moet blijven bij majeure incidenten, zoals de stikstofcrisis er toch wel een is.

Het parlement behoudt de volheid van bevoegdheid om een regering te controleren en ter verantwoording te roepen, en dat is ook wat in dit geval, in de mate dat de agenda dat menselijkerwijs toelaat, had moeten gebeuren.

Meerderheidspartijen gaan elkaar te lijf met nooddecreten en dreigementen, maar het halfrond van het Vlaams Parlement blijft leeg. Pas over twee weken, ruim een maand na de feiten, komt de bevoegde commissie in actie. Dat wijst op een nonchalante omgang met de democratie.

Die nonchalance is mede de kern van het probleem.

“Routinematig en achteloos”, zo omschrijft de Raad voor Vergunningsbetwistingen immers ook de manier waarop de Vlaamse overheid omgesprongen is met de verlening van een vergunning aan Ineos.

Concreet veegt de Raad de aanpak van minister Demir van tafel om bedrijven een vergunning te verlenen als hun project de zogenaamde drempelwaarde van 1 procent (in het geheel van de dosis stikstof die op een natuurgebied landt) niet overschrijdt.

Die impact moet concreter berekend worden, waarmee dus een sokkel onder het Vlaamse stikstofbeleid wordt weggekegeld.

JURIDISCH AMATEURISME

Dus neen, minister Demir krijgt vanwege de Raad voor Vergunningsbetwistingen allesbehalve “dik gelijk”. Ze krijgt integendeel een stevige bestuurlijke tik op de vingers omdat haar aanpak te onnauwkeurig en arbitrair is. Die aanpak betonneren in een volwaardig decreet zou daar weleens weinig aan kunnen veranderen.

Milieu­juristen (of ‘omgevings­juristen’ zoals dat tegenwoordig wat minder ‘groen’ heet) zijn het over weinig eens, behalve over het feit dat zo’n stikstofdecreet, zoals een Vlaamse (wissel)meerderheid het nu rap wil invoeren, een groot risico loopt op vernietiging door het Grondwettelijk Hof. Dat komt mede doordat een te groot en discriminerend verschil wordt gemaakt tussen de toegelaten uitstoot voor landbouw en industrie.

De vernietiging van de Ineos-­aanvraag is een flinke tik voor het vergunningsbeleid, maar een feitelijke vergunningenstop komt er niet uit voort, in weerwil van wat sommigen vrezen.

Bekijk je het nuchter, dan stoort de Raad zich vooral aan het broddelwerk dat de overheid en de onderneming zelf van hun vergunning hebben gemaakt.

Zo liet Ineos wel degelijk een “passende beoordeling” maken van de stikstofimpact, maar die heet “ontoereikend” te zijn en de Vlaamse overheid meldt bij haar verlening ook helemaal niet hoe ze die beoordeling heeft ge­ëvalueerd.

Het arrest van de Raad laat zich dan ook vooral lezen als een nog beleefde schreeuw om meer sérieux in deze delicate materie.

Alvast de Raad van State neemt die schreeuw over. In een advies serveerden de staats­raads­lieden ook al deze zomer het voorlopige vergunningenkader af dat Demir had ontworpen omdat het de grenzen van het bestaande natuurdecreet overschrijdt.

In een slotopmerking wordt er op gewezen dat “het tijdelijke kader in de bijlage bij het te nemen besluit op gebrekkige wijze is opgesteld. Het bevat richtlijnen, verantwoordingen, instructies en louter informatieve bepalingen door elkaar. Er worden termen, afkortingen en concepten gehanteerd die in het ontwerp niet worden gedefinieerd.”

Opnieuw dringt dezelfde conclusie van achteloos juridisch amateurisme zich op.

De echt onbeantwoorde politieke vraag is dus waarom de Vlaamse overheid zo nonchalant handelt in een dossier dat blijkbaar zo belangrijk is dat nu plots paniekmaatregelen met overheidswaarborgen voor Ineos nodig zijn.

Die vraag intrigeert nog meer omdat ze haaks lijkt te staan op de hypothese dat de N-VA-leiding de stikstofkwestie dacht op te lossen door de landbouwsector grotendeels op te offeren om de industriële belangen te vrijwaren.

Die politieke, ‘Antwerpse’ analyse wordt stilaan onontkoombaar: in de N-VA-­visie op het stikstofvraagstuk staat voorop dat industriële ontwikkeling gevrijwaard blijft (met name in de haven). Voor landbouwbekommernissen is er veel minder ­empathie.

Dat dreigt nu op een drievoudige inschattingsfout uit te draaien voor Vlaanderens grootste beleidspartij.

N-VA meende dat het boerenbelang electoraal niet veel meer voorstelde, maar onderschatte de broeiende onvrede in landelijker gebied.

Daarbij werd ook het nog aanzienlijke economische belang van de voedingsindustrie in dit land over het hoofd gezien. En bovenal valt het te betwijfelen of het onderscheid landbouw/­industrie wel standhoudt voor de rechter, zodra het in een decreet gegoten zal zijn.

VERKWANSELD

Maar dan nog: als je al je politieke ballen op het ter wille zijn van de (haven)industrie zet, waarom dan zo’n slap bestuurlijk werk afleveren?

Een verklaring zou kunnen zijn dat de N-VA-­top deze kwestie juist vooral politiek-strategisch heeft willen benaderen. Dat ze vooral oog heeft gehad voor eigen electorale opportuniteiten of het beschadigen van de concurrentie, in casu via de Boerenbond-­zuil.

Zorgvuldig, goed bestuur is er daarbij ingeschoten.

Omdat men te snel gedacht heeft dat het juridisch wel zou loslopen omdat ‘de politiek’ het nu eenmaal zo wilde. Die nogal ruime interpretatie van het ‘primaat van de politiek’ duikt weleens vaker op in N-VA-kringen. Noem het een vierde inschattingsfout.

Natuurlijk is dit, in historisch opzicht, lang niet alleen de verantwoordelijkheid van minister Demir of de N-VA.

Dat vooral de landbouwsector het moeilijk heeft om te voldoen aan de dwingende milieu-eisen, is het gevolg van decennialang beleid van cd&v-­ministers. Dat is er altijd juist op gericht geweest om het boerenbelang zo weinig mogelijk in de weg te leggen.

De tijd die er was voor overgangsmaatregelen is verkwanseld door opeenvolgende ministers van Leefmilieu als Kris Peeters, Hilde Crevits of Joke Schauvliege.

Maar de poging om er dan maar met de bulldozer over te gaan maakt evenzeer brokken.

Hoe het nu verder moet, is hoogst onduidelijk. Een stikstofdecreet lokt juridische risico’s uit, maar ook een alternatief zonder apart decreet, met passende beoordeling voor elk project, is riskant en onzeker.

Elke uitweg loopt vast op de realiteit van de beperkte, drukbezette en verrommelde ruimte in Vlaanderen.

Ideaal zou er een bredere, Europese bezinning komen, waarbij duidelijk gemaakt wordt welk strategisch-economisch belang de EU hecht aan de voedsel- én biodiversiteits­bijdrage van België (en Nederland). En wat daar dan de acceptabele consequenties van mogen zijn.

In afwachting valt te vrezen dat de stikstofkwestie in de aanloop naar de verkiezingen meer en niet minder tactisch uitgebuit zal worden.

Dat een dossier dat eigenlijk juridisch wankel beleid illustreert, herverpakt zal worden als een dramatisch dreigende vergunningenstop. Zodat eigen falen verdoezeld blijft en de verantwoordelijkheid toch weer bij de ander gelegd wordt.


Vlaams minister Zuhal Demir (N-VA- krijgt van de Raad voor Vergunningsbetwistingen allesbehalve ‘dik gelijk’. Ze krijgt integendeel een stevige bestuurlijke tik op de vingers.
Beeld Thomas Sweertvaegher

Lees ook


Bron: De Morgen

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven