Toen Connie Palmen in 1991 debuteerde met De wetten, nam ze zich voor als schrijver één ding nooit te zijn: bescheiden. Vorige week ging in Amsterdam de toneelversie in première, en Palmen houdt die houding nog altijd vol. ‘Ik dacht na drie zinnen al: dit is een meesterwerk.’
Sara Berkeljon – De Morgen
‘‘Er zijn ook mensen die van de verschrikkelijke boeken van Murakami houden’’
Connie Palmen
“Wil je mannenthee?” Connie Palmen gaat een pot earl grey zetten, thee die zij mannenthee noemt. Een stroomstoring die Amsterdam Centrum die ochtend enkele uren heeft platgelegd is net voorbij, jammer genoeg.
“Ik schiet dan meteen in zo’n verrukkelijke overlevingsmodus. Hoe ga ik mijn havermout maken, als de magnetron het niet doet? Het wordt koud in huis, hoe kan ik Sara ontvangen?
“Mijn mobiele telefoon had nog 9 procent, dus ik had je misschien niet eens kunnen bellen. Maar ik heb wél een zaklamp, kaarsen en een radio die je met een hendeltje kunt opdraaien. Het zou voor mij wel goed zijn als er weer een keer een oorlog uitbrak. Dan kan ik al mijn creativiteit kwijt.”
Op de salontafel zet ze een bonbonnière met een variëteit aan chocolaatjes neer.
“Daar mag jij gewoon lekker van nemen. Ook die obsceen grote. Mag je gerust nemen.”
Aanleiding voor het interview is de première van het toneelstuk De wetten door ITA, naar de gelijknamige debuutroman van Palmen.
Het boek verscheen in 1991 en werd een van de succesvolste literaire debuten ooit, met binnen een jaar ruim 400.000 verkochte exemplaren.
NRC plaatste een paginagrote juichende recensie, Het Parool zette haar voorop het kunstkatern.
Weetje: Matthijs van Nieuwkerk, wiens scriptie over Hegel grotendeels door zijn studiegenoot Palmen werd geschreven, was destijds chef van dat Parool-katern.
In College Tour zei hij: “Ik moest iets terugdoen voor die scriptie, dus toen zij debuteerde, dacht ik: op de voorpagina van het katern zetten we onze Connie, met een loei van een foto.”
De wetten draait om de filosofiestudent Marie Deniet, die in zeven jaar tijd zeven mannen ontmoet, die op zeven verschillende manieren, vanuit verschillende disciplines, naar de wereld kijken en die haar leren de wereld en zichzelf te doorgronden.
Eline Arbo, artistiek directeur van Internationaal Theater Amsterdam (ITA) en regisseur van het toneelstuk, kwam langs om te vertellen wat De wetten voor haar had betekend.
Palmen: “Het was echt míjn boek, vertelde Eline, het was háár verhaal.
“Ik heb me dat ook zo voorgesteld tijdens het schrijven: er moeten meer vrouwen zijn die, net als ik, de mannenwereld zijn gaan bekijken en betreden. Vrouwen die mannen misschien niet misbruikt, maar toch zeker wel gébruikt hebben.”
Eline Arbo verving voor de toneelversie van De wetten twee van de zeven mannen uit het boek door vrouwen. Wat vond je daarvan?
“Goed. Ze is van een andere generatie, ze is twintig of dertig jaar jonger dan ik, zoals iedereen tegenwoordig, en zei dat vrouwen voor haar net zo belangrijk waren geweest als mannen.
“Ik zei: het wordt jouw stuk, dus zeker doen.
“Zij kan alleen maar een mooi toneelstuk maken als zij De wetten mag behandelen als háár boek, haar coming of age, haar intellectuele leerschool.
“En als in die intellectuele leerschool vrouwen zo belangrijk waren, dan moeten die erin.
“Ik had alleen maar mannen. Ik heb echt níéts geleerd van vrouwen. Zeg ik weleens, om te provoceren. Ik weet precies wie ik daar boos mee maak.”
In jouw boek is het essentieel dat het mannen zijn.
“Ja, omdat het behalve om die intellectuele leerschool ook om een zoektocht naar de liefde gaat, om de vraag: welke man is voor mij geschikt om lief te hebben? Dat is althans mijn interpretatie, maar het hoeft niet zo te zijn dat Eline het boek ook zo geïnterpreteerd heeft.”
In De wetten moet een man ‘het gezicht’ hebben om begeerlijk te zijn. Wat is dat voor gezicht?
“Ik denk dat je een sensor ontwikkelt, al vroeg, voor een bepaald soort mannen op wie je valt, en ook voor een bepaald soort vrouwen met wie je bevriend raakt. Anderen zie je gewoon niet.
“Ik heb pas later in mijn leven ontdekt, toen ik Ischa (Meijer, red.) leerde kennen, dat het niet het talent is waar ik het meest van hield, maar de wond. Dat wat iemand níét kan. En dat heeft natuurlijk met mijn eigen wonden te maken, je herkent iets in een ander. Wond vindt wond.
“Omgekeerd hoop je dat de ander net zo vergevingsgezind is, dat hij je ziet klungelen, falen en juist daarom van je houdt. Het klinkt paradoxaal, maar zo werkt het in de liefde.
“Waarom ben je anders in iemands leven, als je de ander niet met zijn tekortkomingen wilt verzoenen?
“Liefde is meer dan bewonderen, het is zoveel empathischer. Echte liefde kun je afmeten aan de mate van empathie die je voor iemands worstelingen kunt voelen.”
Welke wond was dat, die je herkende?
“Een vorm van eenzaamheid, die het resultaat is van ergens graag bij hadden willen horen en dat dat niet is gelukt, om welke reden dan ook. Dat is de oerwond.
“Hans (van Mierlo, red.) paste niet in zijn katholieke, chique familie, hij was liever een schooier dan een brave zoon.
“Ischa is verstoten door zijn ouders en was eigenlijk overal de outcast.
“En ik ben in zekere zin ook de buitenstaander. In het gezin, omdat ik het enige meisje ben en drie broers heb. En op school ook.
“Ik had op de lagere school een klein leerjaar, met maar twaalf andere meisjes. Ik mocht die meisjes allemaal, maar ik hield van niemand. En iedereen hield van mij. Het klinkt overdreven, maar het is waar. Ik was populair.”
Veroorzaakt dat een wond?
“Ja, dat veroorzaakt een wond. Je neemt het jezelf kwalijk, als kind, omdat je er niets van begrijpt.
“Waarom lukte het mij niet om van een van die meisjes te houden? Je denkt: er schort iets aan mij.
“Als kind dacht ik dat iedereen, zoals ik, naar de allesomvattende vriendschap verlangde, naar de grote liefde, maar dat bleek een misvatting.
“Er zijn vrouwen die het helemaal niet willen, zoveel houden van een man. Waanzinnig. Ik kan me er niets bij voorstellen.
“Ik herinner me dat ik rond mijn 20ste, om en nabij de tijd dat ik mijn dorp zou verlaten, tegen een jeugdvriend zei: denk je dat ik ooit van een man zal houden? Ik werd nooit verliefd en daar maakte ik me grote zorgen over.”
Je vond ze allemaal oninteressant?
“Ik vond ze helemaal niks. Toen ging ik naar de pedagogische academie, want ik ben lang bezig geweest met het uitstellen van dat hele grote, van het schrijven.
“Daar, en dat heeft mij enorm geholpen, moest ik een uitgebreide intelligentietest doen. Zo eentje die een hele dag duurde. Toen pas leerde ik mijn IQ kennen. En dan begrijp je alles.”
Want wat was dat IQ?
(Onverstoorbaar): “Ik weet nog dat er een foldertje bij kwam. Daarin stond dat ik bij 1 procent van de wereldbevolking hoorde.
“Ik dacht: holy shit, geen wonder dat ik zo bang en eenzaam ben. Eén procent is best veel, maar het is ook weinig. Dan vis je in een kleine vijver.’
De hoofdpersoon in De wetten verlangt naar oudere mannen. Jonge mannen vindt zij per definitie niet begerenswaardig. ‘Meestal was ik verliefd op de meester. Meesters waren zelden mooi, maar ze wisten veel en hadden boeken gelezen.’
“Ja, logisch, achteraf gezien. De meesters kwamen dichter bij die 1 procent in de buurt.”
Tegen de moeder van je studiegenoot en vriendin Jessica Durlacher zei je voorafgaand aan de publicatie van De wetten, op een verjaardag, dat het boek een ongeëvenaarde bestseller zou worden. Was je daar echt van overtuigd?
“Het zou me verbaasd hebben, denk ik, als het een flop was geworden. Ik dacht na drie zinnen al: dit is een meesterwerk.
“Ik ben natuurlijk ook niet achter mijn typemachine gaan zitten om het eruit te rammen, ik had er vijftien jaar over nagedacht, er acht jaar universiteit en twee studies tegenaan gegooid.
“Elke ontmoeting in de buitenwereld stond in het teken van dit boek.”
De hoofdpersoon in De wetten heeft op haar 14de een droom dat zij de Nobelprijs voor de Literatuur wint, zonder ooit maar een letter te hebben gepubliceerd. Haar moeder zegt in de droom tegen haar: ‘Ze geven je die prijs vast op voorhand, want ze weten dat het goed is.’
“Ik weet niet of ik het echt heb gedroomd, maar het was typisch voor mij om dit in mijn debuutroman op te schrijven.
“Ik had namelijk ontzettend géén zin in bescheidenheid. Dat heb ik al die jaren volgehouden, zodat je het inmiddels bijna een running gag zou kunnen noemen.
“Het is deels een reactie op hoe vrouwelijke schrijvers in mijn tijd omgingen met hun werk, met hun successen, met de media.
“Ik dacht: ik ben als schrijver één ding niet, en dat is bescheiden. Dat is een keuze geweest.”
Is dat dan een houding of een diepe overtuiging?
“Ik vond De wetten echt goed.
“Ik kon beoordelen wat − volgens mijn criteria − een goed boek was. Dat is belangrijk: volgens mijn criteria. Want er zijn ook mensen met andere criteria, die bijvoorbeeld van de verschrikkelijke boeken van Murakami houden.
“Ik heb behoefte aan duidelijkheid, dus ik zorg ervoor dat ik een aantal dingen precies weet. Wat ik een goede roman vind, wat ik aardige mensen vind.
“Daardoor wist ik: ik heb niet zomaar een roman geschreven, ik heb de beste roman geschreven van de afgelopen tien jaar.”
En je dacht: het is voor een vrouw ongebruikelijk om dat zo te zeggen over jezelf, dus dan ga ik dat juist doen.
“Ja. Maar niet alleen als provocatie. ‘Iedereen zegt zwart, dus zeg ik wit, en daar scoor ik lekker mee’.
“Dat is Sylvia Witteman-gedrag (columniste bij ‘de Volkskrant’, red.), dat is het gedrag van een provocateur, en dat ben ik helemaal niet.”
Je had ook een bepaald uiterlijk: kort kapsel, leren jack, wijde kleding. Je verstopt je vrouwelijkheid, laat je Ischa in I.M. zeggen.
“Alleen angstige vrouwen dragen leren jasjes, hè. Ik ben puur uit angst leer gaan dragen.
“Ischa had gelijk, ik wilde niet met vrouwelijkheid verleiden, ik wilde dat mensen om een andere reden van me hielden.”
Je was overtuigd van jezelf en angstig tegelijk?
“De overtuiging had met mijn werk te maken. De angst was fysiek. Mensen kunnen zich vaak niet voorstellen hoe het is om zo klein en licht te zijn als ik. Met een storm kan ik niet naar buiten, want ik waai weg.”
Toen De wetten er eenmaal was, was je toen gelukkig?
“Ik was gelukkig vanaf het moment dat ik de eerste zinnen schreef. Ik dacht: ik heb het. Dit ben ik!
“Dat is het moment waarop ik schrijver werd en sinds die dag ben ik nooit meer ongelukkig geweest. Omdat ik wist: dit verlaat mij niet.
“Ik ben altijd naar twee dingen op zoek geweest: het schrijven, en de grote liefde.”
Is verliefdheid ook een vorm van zelfdestructie? De hoofdpersoon in De wetten gaat er bijna fysiek aan ten onder. Ze verliest haar eetlust, drinkt en rookt, raakt waardevolle spullen kwijt. En in I.M. beschrijf je hoe je broers schrikken van hoe je eruitziet na een paar weken met Ischa. ‘Zo vermagerd, verliefd, extatisch en afhankelijk.’
“Ja, het was groot. Ik was afhankelijk, want ik was bang om Ischa kwijt te raken.
“Ik wist niet wat ik meemaakte, dit was waar ik mijn hele leven naar had verlangd. Ik vond het overweldigend.
“En dan hield ik ook nog van een man die ongeveer de eerste nacht al zei dat hij niet trouw kon zijn. Dus ik moest veel leren. Wist ik veel hoe dat ging.
“En ja, ik moest elke avond overgeven, ik viel 10 kilo af die eerste maanden. Het was veel, zoals het bij mij altijd veel is.
“Ik ben ook iemand die altijd flauwviel tijdens het passieverhaal in de kerk.”
Val je nog wel eens flauw?
“Ja, bijvoorbeeld op het Boekenbal, als ik te veel mensen moet groeten.”
Speel je in het openbaar een rol?
“Tuurlijk. Ik weet hoe je karakters moet creëren. Mijn werk is autobiografisch, en daar heb ik nooit besmuikt over gedaan.
“Betekent dat dat het allemaal de waarheid is? Nee.
“Hetzelfde geldt voor optredens in het openbaar. Mijn imago, in zoverre ik dat beheers, ligt dicht bij mezelf. Maar er zit altijd een beschermingsfactor 50 op.
“Als er geen verschil is tussen je imago en wie je bent, hou je niets over voor je intieme contacten, die jou op een manier moeten kennen die anderen niet zien.”
Zit die onbescheiden houding, die dus dicht bij jezelf ligt, je af en toe ook in de weg?
“Nou, ja, ze denken: wat een bitch. Ik weet dat veel mensen me niet kunnen luchten of zien. Het gekke is dat ik dat begrijp. Ik begrijp dat je een pesthekel kunt hebben aan iemand die zo in de openbaarheid treedt als ik.”
Was roem iets waar je naar verlangde?
“Nee, omdat ik denk dat ik het eigenlijk altijd al had.
“Het klinkt weer verschrikkelijk onbescheiden, maar ik was al op mijn 7de beroemd. Mijn moeder zei: ga jij maar even deze boodschap doen, en dan kwam ik bij de kruidenier, en die zei: ga maar op de toonbank staan en doe de Duitse zangeres Conny Froboess na, dan krijg je misschien wat. Zo kreeg ik mijn eerste loon, een sinaasappel.
“Ik wist wat het was om in de belangstelling te staan, en ik genoot ervan. Al was de keerzijde ervan de eenzaamheid: aan de ene kant was ik populair, aan de andere kant wist ik niet van wie ik kon houden.”
Citaat uit De wetten: ‘Een vrouw die schrijft, begeeft zich in het domein van de mannen. Ze ziet af van haar eigen middelen om zich betekenis te verlenen via iemand anders en grijpt naar de middelen van de man, die pen, letters, wapens van de onmacht.’
(grijpt met haar handen in haar haar) “Jahaa, heikele passage! In deze tijd.
“Kijk, ik krijg kritiek om wat ik over moederschap zeg, want dat is natuurlijk wat ik bedoel in dat citaat, dat de oerzingeving voor een vrouw het moederschap is.
“In het hoofdstuk uit De wetten waarin de hoofdpersoon verliefd is op de kunstenaar, voelt zij de drang hem een zoon te schenken. En precies daarom moest die verliefdheid mislukken.
“Op het moment dat iemand het verlangen in haar oproept om moeder te worden, zit ze fout, want dan gaat het mis met haar schrijverschap.”
Het kan niet allebei.
“Ik kan het wel nuanceren, en ik nuanceer het, als ik in een goeie bui ben, dus dat zal ik nu ook wel weer doen. Maar ja, het geldt gewoon voor míj. Ik ben nu eenmaal een radikalinski.
“Ik heb de flexibiliteit van een stoeptegel, maar met zo iemand kun je niet omgaan. Ikzelf ook niet. Dus je moet jezelf aanleren, in de loop van dit lange, prachtige, zware bestaan, om flexibeler te zijn. En dat kost moeite.”
Maar je probeert het.
“Ik doe het! Ik bén flexibel, tegen mijn natuur, ik zet daarvoor alle tot mij beschikbare intellectuele en morele middelen in.
“Voor mij was het moederschap en het schrijverschap niet te combineren geweest. Ik ben namelijk altijd schrijver.
“En als ik een kind had gehad, weet ik zeker dat ik altijd moeder was geweest.”
En wat als je een man had gehad die had gezegd: Connie, ga jij lekker de hele dag op je werkkamer zitten schrijven, ik zorg wel voor die baby.
“Nee, want dan is die baby er nog steeds. Dan zit die baby toch in mijn hoofd. Mensen denken dat het om tijd gaat.
“Moeders strijden met mij in radioprogramma’s en in columns, en zeggen: we kunnen onze tijd toch goed indelen? Maar het gaat niet om de kinderopvang of om de taakverdeling thuis, het gaat om de ruimte in mijn hoofd, in mijn ziel.
“Geef mij een baby, en ik denk nergens anders meer aan. Ik kan ook geen hond nemen, want daarmee zou ik hetzelfde hebben. Of met een poes. Ik heb ooit een kanarie gehad − dat ging gewoon niet.”
Nee?
“Het was geen kanarie, het was een roodkuifkardinaal, met een tumor. Een kennis bleek allergisch te zijn voor die vogel, en toen moest ik voor Roodje zorgen.
“Ik kwam niet meer van huis. Ik wilde niet meer mee naar de kroeg.
“Nou, hij is gelukkig binnen anderhalve maand bezweken, aan de tumor. Ik had geen leven meer.
“Ik droomde ’s nachts van Roodje, zover ging dat. Ik had met hem te doen, als hij weer hangerig op zijn schommeltje zat.
“Zorgde ik wel goed voor hem? Was hij wel gelukkig?”
Maar een allesverzengende liefde is weer wél te combineren met schrijverschap. Hoe kan dat?
“Het is verbazingwekkend, maar dat kan inderdaad wel. Daar is nooit frictie geweest. Omdat ik blijkbaar niet alleen maar met die liefde in mijn hoofd zit. Die neemt niet de ruimte in…”
Een oorverdovend gerinkel, Palmens mobiele telefoon gaat.
“Hé schat. Kan ik je zo terugbellen of is er iets ergs? (…) Ik heb een interview nu. Dus ik ben nog een paar uur bezig. (…) Oké, straks ben ik gewoon weer beschikbaar. Oké lieverd. (…) Dahaag.”
Tegen zichzelf: “Zo, afgehandeld. Goed gedaan.”
Je zegt altijd dat emotionele onafhankelijkheid in de liefde niet nastrevenswaardig is.
“Nee, als je niet van iemand afhankelijk bent, is er geen liefde. En natuurlijk is het geen prettig gevoel om afhankelijk te zijn, het is een gevoel dat voor verlatingsangst zorgt.
“Maar die bezettende macht, die zelfs een roodkuifkardinaal met een tumor over me had, heb ik met een geliefde nooit ervaren, misschien omdat een geliefde niet afhankelijk is van mijn zorgen.
“Ik kon natuurlijk pas een grote liefde hebben toen ik iemand was. Ik was al schrijver, dat kon niemand van me afnemen.
“Mijn twee grote liefdes gingen niet leven met een vrouw, maar met een schrijver.”
De hoofdpersoon uit De wetten is verliefd op een man die zegt dat hij niet genoeg van zichzelf houdt om van haar te kunnen houden. ‘Een krankzinnige dooddoener’, volgens de hoofdpersoon. Waarom?
“Ja, welke gek heeft die wet bedacht?
“Het is iets wat amateurtherapeuten hun slachtoffers wijsmaken: je moet eerst zorgen dat je van jezelf houdt!
“Rabiate onzin, kletskoek.
“Als je de essentie van liefde begrijpt, weet je dat het altijd iets tússen mensen is, dat het verhoudingen definieert.
“Liefde is op geen enkele manier innerlijk. Het speelt tussen mensen, zoals er ook andere gevoelens kunnen spelen, haat bijvoorbeeld.
“Tussen jou en mij zijn er ook gevoelens, ik had afkeer kunnen voelen, kunnen denken: ik wilde dat ze al weg was, maar ik vind je aardig. Ik vind het leuk dat je af en toe om me lacht. Dus er is al iets ontstaan, tussen ons.”
Je had twee grote liefdes in je leven, maar verloor ze allebei. Is het verlangen naar die grote liefde desondanks vervuld?
“Ja, zeker. Het is vervuld. Ischa overleed vroegtijdig, maar Hans had wel de leeftijd.
“Hans en ik waren ruim twaalf jaar elke dag samen. Ze hebben me beiden vervuld.
“Ik ervaar geen leemtes meer in mijn bestaan. Ik zou geen grote liefde meer willen.”
Zou het kunnen?
“Ik denk het niet. Het leven zoals ik het nu leid, in het huis waar ik met Hans woonde, is een fijn leven. Een andere man zou ik hier niet toestaan.
“Ik kan hier weleens een man ontvangen, dat is het punt niet, maar hij kan hier niet komen wonen. Mijn leven heeft nu een structuur en een helderheid die ik prettig vind.”
Elke ochtend een bakje havermout en dan de kruiswoordpuzzels.
“Scheutje melk erbij, agavesiroop, drie minuten in de magnetron. Daarna geklopte slagroom erop, dan wordt het lekker smeuïg. En dan de puzzels. Ik kan dagenlang binnenblijven als ik wil.”
Stoppen met drinken, geeft dat ook een gevoel van vrijheid?
“Zeker. Het roken heb ik al langer geleden opgegeven, en het drinken alweer bijna zes jaar. Maar het is wel een vrijheid die je eigenlijk niet wilt hebben, een vrijheid waar ik me eerst helemaal geen raad mee wist.
“Opeens had ik een hoofd dat ik niet kon stopzetten, want daar is drank fijn voor, het bood mij om 5 uur een mate van ontspanning die ik op geen enkele andere manier kan evenaren.
“Drinken voelde als vrijheid, omdat je het jezelf toedient: het is de vrijheid om jezelf naar de verdommenis te helpen.”
Dan: “Wil je iets anders dan mannenthee, misschien? Of wil je lekker iets uit de snoeppot? Kijk, ik heb bounty’s, marsen, twixen, kitkat, neem!”
Ik eet ook steeds van je bonbons, maar jij neemt zelf niks.
“Ja, dat is waar. Misschien wil ik wel zo’n obsceen grote, maar die ga ik dan eerst even doorhakken.”
Ze snijdt de bonbon in tweeën, en kijkt ondertussen met behulp van de zaklamp van haar mobieltje in het bijbehorende minifoldertje van bonbonwinkel Puccini.
“Framboos, denk ik. Ik neem, als gastvrouw, zoals het hoort, het lelijkste, kleinste stukje. Verdomde lekker. Ik heb er nog meer, we gaan ze allemaal kaduuk maken.”
De volgende bonbon wordt met het foldertje in de ene en de telefoonzaklamp in de andere hand bestudeerd, maar Palmen komt er niet uit.
“Het kan anijs zijn, of gianduja. Of tamarinde. Jij herkent de heerlijke smaak van tamarinde wel, neem ik aan.”
Dacht je na Ischa dat er nog een grote liefde zou volgen?
“Ja. Ik werd 40 in het jaar dat hij stierf. Ik wist zeker dat het nog een keer zou gebeuren.
“Ik had van hem geleerd lief te hebben, ik had geleerd hoe ik in de liefde was: aanzienlijk toleranter dan je gezien mijn radicale karakter zou verwachten. Ik kon alles hebben. Dat moest bij Ischa ook wel.”
Omdat je veel van hem moest accepteren?
“Ik stond versteld van mezelf. Ik verdroeg de eenzaamheid die Ischa had, ik verdroeg zijn verslaving aan vreemdgaan en vrouwen versieren, het dwangmatige naar de hoeren gaan. Dat hoorde bij de manier waarop hij verwond was.
“Ik kon hem daarin laten, omdat ik wist: ik ben geen zalf voor al je wonden.
“Het was alsof Ischa voortdurend de verlating door zijn moeder herhaalde maar dan omgekeerd: ik kan iedereen verlaten, omdat ik zelf door mijn moeder ben verlaten.
“Ik maak er nu een psychologisch kleuter schema van, maar er zit een kern van waarheid in.
“Dus ik begreep niet zozeer de oplossing, want die was mij volkomen vreemd, ik ben geen verleider.
“Ik wist niet hoe het was om te leven met een man die vreemdging. Maar de eenzaamheid waaruit het voortkwam begreep ik, herkende ik.’
Ligt hier dan ook de kern van jouw woede over de biografie van Ischa door Annet Mooij? Vind je dat zij die eenzaamheid niet doorvoeld en begrepen heeft?
“O ja, zeker. Dat is de kern. Ik zou er anders niet zo door geraakt zijn.
“Ik ben geraakt omdat Ischa zo misverstaan is. Met zo weinig empathie is behandeld, terwijl het zo’n geslagen en bang iemand was, iemand aan wie je kon zien dat hij door zijn ouders was mishandeld.
“Ze maakt van hem een saai iemand, in wiens gedrag ze patronen ontdekt. Patronen, dan denk ik aan jurken naaien. Ik kan het woord niet meer horen.
“Ik lees nu de biografie van Theo van Gogh door Jaap Cohen, en daar is die empathie er vanaf pagina één. Gelukkig maar, want je kunt geen biografie van Theo van Gogh schrijven als je dat niet hebt.
“Ik had Ischa hetzelfde gegund.”
Heeft het boek je ook persoonlijk gekwetst omdat jouw rol in Ischa’s leven daarin te klein zou zijn gemaakt?
“Nee, dat is het niet. Ik wil Ischa weer redden. Zoals ik vroeger naast hem liep, altijd tot mijn tanden gewapend en klaar om bovenop iemand te springen, bang dat iemand hem zou aanvallen, omdat hij daar zo bang voor was − dat gevoel.
“Ik vind de toon van het boek kleinerend. Ik vind dat zij als biograaf met hem doet wat zijn vader met hem deed. Kleineren.
“Constant is er die lichte toon van minachting: hij heeft het aardig gedaan, maar eigenlijk is het allemaal niks.
“Zoals zijn vader smalend kon zeggen: ‘Daar hebben we het genie.’
“Ik kan daar niet tegen. Ik vind dat Ischa tekort wordt gedaan.”
Bij lezingen zeg je tegen je publiek: die biografie hoeven jullie niet te lezen, want ik kom er toch niet in voor.
“Nogal geestig, vind ik zelf. Maar het is niet de bron van mijn kwetsuren.”
Terwijl het best voorstelbaar is dat je gekwetst zou zijn doordat je in het boek wordt beschreven als toevallig de laatste vrouw in een lange rij. De suggestie die daarvan uitgaat is: als Ischa was blijven leven, had hij Connie ook verlaten.
“Dat kan best hè, dat dat zo is. Ik heb helemaal geen zin om te speculeren over Ischa.
“Ik zou ook nooit zeggen dat ik voor Ischa zijn grote liefde was. Dat heeft niemand mij horen beweren, ook in I.M. niet, ik claim dat nergens.
“Hij was míjn grote liefde.
“Ik kan niet speculeren, maar het was wel de langste verhouding die hij heeft gehad. Hij had het nog nooit vier jaar met een vrouw volgehouden, op zo’n intensieve manier.”
Je noemde Mooij onlangs in een podcast ‘een lesbische vrouw die het lekker vond al die vrouwen te gaan opzoeken’, ze zou niets begrijpen van heteroseksualiteit. En: ‘Ik vind het een heel onaantrekkelijke biografie en een onaantrekkelijke vrouw.’ Waarom haar seksualiteit en vermeende onaantrekkelijkheid erbij halen?
“Ja, ik heb nare dingen gezegd. En mijn woede is inmiddels weggeëbd. Maar ze ís lesbisch, en met onaantrekkelijk bedoel ik niet lelijk, ik vond het onaantrekkelijk hoe ze hier als een soort vijand mijn huis binnenkwam.
“Ze zei: ‘Ik weet niet wat ik met de jaren 90 moet.’
“Terwijl, de jaren 90 in het leven van Ischa, dat ben ik! Daar was al zoveel over geschreven, zei ze.
“Nou, ik kon niet meer praten. Er zat een beschuldiging in, een afwijzing.
“Ik zei tegen haar: ‘Volgens mij wantrouw jij I.M. als weerslag van de werkelijkheid.’
“Ze vroeg zich inderdaad af waar wij, gezien onze drukke carrières, de tijd vandaan hadden gehaald om die liefde te beleven.
“Toen heb ik me verdedigd. Ik heb haar de schema’s gestuurd van de reizen die we hebben gemaakt, uit mijn persoonlijke archief de brieven opgediept van de notaris en van de bank, waaruit bleek dat Ischa mij als erfgenaam wilde.
“Ze leek niet te kunnen geloven dat we überhaupt iets hadden gehad.”
Denk je dat ze, doordat ze lesbisch is, geen goede biografie van een heteroseksuele man kan schrijven?
“Ik bedoelde dat ze met een soort verlekkerdheid de vrouwen uit Ischa’s leven is gaan redden. Het is natuurlijk een beetje, of eigenlijk heel, ironisch bedoeld.
“Het is een enorme provocatie, en ik bedoel het héél ironisch.
“Maar het is ook een analyse die Ischa’s psychiater Louis Tas monkelend gegeven zou kunnen hebben.”
Een ‘judasbiografie’ noemde je het.
“Ze is haar object gaan haten. Dat is wat ik met dat woord bedoel.”
Heb jij je weleens een judas gevoeld, tijdens het schrijven?
“Ik ben een judas, zoals elke schrijver. Een van je grootste impulsen is te verraden wat je hebt gezien, dat wat anderen verzwijgen.”
In I.M. wordt iedereen onder zijn eigen naam opgevoerd, je beschrijvingen over de mensen in Ischa’s omgeving zijn soms keihard. Heb je je ooit ingehouden?
“Nee, maar als je me zou vragen of ik me achteraf meer had willen inhouden, zou ik ja zeggen. Dan had ik sommige opmerkingen weggelaten en dan was het nog steeds een goed boek geweest.
“Ik was dan coulanter geweest over zijn zusje Mirjam, die erg geleden heeft onder Ischa, en over de moeder van zijn dochter.
“Er zat in I.M. veel woede, die voortkwam uit die drang om Ischa te beschermen. Ik was verschrikkelijk kwaad. Ik had nog veel meer mensen aan de galg willen hangen. Het was maar goed dat ik geen uzi had.”
Na Ischa’s dood begon je een briefwisseling met Theo van Gogh, zoals we kunnen lezen in diens net verschenen biografie van Jaap Cohen. Wat trok je in hem aan?
“Ik had een ongelooflijk verlangen naar troost, en hij kon goed troosten.
“Hij schreef prachtige brieven. En hij was gevaarlijk, dat voelde ik ook wel. Het duurde maar kort, een halfjaar, het eerste halfjaar na Ischa’s dood.
“Ik denk dat ik in het begin dacht: hij lijkt op Ischa. Later, toen ik Theo beter leerde kennen, zag ik dat dat niet zo was.
“Ik vind het naar om te zeggen, maar ik denk dat Theo een psychiatrisch geval was. Hij tergde mensen, dat had iets pathologisch.
“In een van mijn brieven aan hem schrijf ik dat ik denk dat hij vermoord wil worden. Ik vind het doodgriezelig om nu te lezen dat ik dat toen dacht.”
Hoe zou je het vinden als iemand jouw biografie zou willen schrijven?
“Je kunt het niet tegenhouden, maar ik zal er niet aan meewerken. Ik wil mijn tijd niet op die manier besteden.
“Over mezelf praten vind ik eigenlijk al hels.”
Bio Conni Palmen
- 1955 geboren op 25 november in Sint Odiliënberg (Ned).
- 1986 Afgestudeerd in Nederlandse taal en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam.
- 1988 Afgestudeerd in Filosofie aan de Universiteit van Amsterdam.
- 1992 De wetten wordt European Novel of the Year.
- 1992 Gouden Ezelsoor voor De wetten.
- 1995 De vriendschap, roman.
- 1995 AKO Literatuurprijs voor De vriendschap.
- 1998 I.M., roman.
- 1999 Boekenweekgeschenk De erfenis.
- 2002 Geheel de uwe, roman.
- 2005 Presentator Zomergasten (VPRO).
- 2007 Lucifer, roman.
- 2011 Logboek van een onbarmhartig jaar.
- 2015 Jij zegt het, roman.
- 2016 Libris Literatuurprijs voor Jij zegt het.
- 2017 De Inktaap voor Jij zegt het.
- 2023 Essaybundel Voornamelijk vrouwen.
- 2024 Toneelversie van De wetten door ITA.
Lees ook
Bron: De Morgen