Politici die cultuur of sport willen vrijwaren van politieke invloed, menen dat niet echt, schrijft Marc Reynebeau. Ze bedoelen er vaak net het omgekeerde mee.
Marc Reynebeau – De Standaard
De les van het afgelopen weekend is dat het lastig wordt om nog vol te houden dat cultuur, in dit geval muziek, niets met politiek te maken heeft.
Het Eurovisiesongfestival moest daarvoor zelfs de publieksreacties in de zaal in Malmö censureren en Europese vlaggen verbieden.
Ook minister-president Jan Jambon (N-VA) raakte er een beetje door van slag. De omstreden deelname van Israël vond hij helemaal niet omstreden.
Dat is “een non-issue”, zei hij bij de VRT. Of Israël nu deelnam of niet, “er valt geen dode minder of meer in Gaza”.
Dat was wel erg bot geformuleerd, maar in zekere zin klopt het, al is dat niet het punt. Dat de kwestie een andere is, vindt de Israëlische regering zelf ook.
Die vond niet dat er een Chinese Muur tussen muziek en politiek hoort te staan en mobiliseerde ministeries en ambassades om het internationale publiek te bewegen tot een stem voor het Israëlische liedje in de televoting.
Het is trouwens voor Jambon zelf een paradoxale stelling, aangezien hij als geen andere minister van Cultuur vóór hem de cultuur (en de media) voor het karretje wil spannen van wat hij ‘de Vlaamse identiteit’ noemt, en dat is een uitgesproken ideologisch en zelfs partijpolitiek project. Ook daar mag geen Chinese Muur in de weg staan.
Wat zou overigens de goede zin van cultuur zijn als die het zou houden bij vrijblijvend gekeuvel en het níét zou hebben over menselijke ervaringen, dromen, fantasieën of aspiraties, waar uiteindelijk altijd een maatschappelijke en politieke dimensie mee verbonden is?
Die geladenheid is zelfs merkbaar in de schijnbaar banale tekst van het archetypische Vlaamse Eurosonglied, ‘Goeiemorgen, morgen’ (1971). Daarin richten Nicole & Hugo hun ochtendgroet aan “iedereen”, zonder iemand uit te sluiten, want “voor iedereen zijn luchtkasteel om van te delen”.
De boodschap is door rijmdwang wat uit de haak getrokken, maar klinkt daarom niet minder empathisch, inclusief en tolerant, omdat “iedereen” erbij mag horen, dus ook pakweg asielzoekers of werklozen en leefloners, van wie sommige Vlaamse partijen nu stellen dat ze daar toch wel wat reserves bij hebben.
Orgiastische decadentie
Dat maatschappelijke gehalte is zelf dominant in het winnende liedje van dit jaar, ‘The code’ van, zoals de journaals ten overvloede berichtten, “de non-binaire” Nemo.
Het lied gaat over emancipatie en bevrijding, aanvaarding en inclusie, het recht om af te wijken van een gevestigde code en ja, om ketenen te verbreken.
Voor wie nog heil ziet in dat loze container begrip: ‘The code’ is woke. En, qua politiek, zelfs het Kremlin had er een mening over, en ziet in het Songfestival het bewijs van de orgiastische decadentie waarin Europa is verzonken.
Die visie spoort volledig met de morele afkeuring door anti-woke conservatieven, die genderdiversiteit tot een ideologie kneden – om ze niet als een feit te moeten erkennen en als een verzinsel van een moreel ‘foute politiek’ te kunnen afwijzen.
Het is een vreemde omkering bij die conservatieven, die ideologie zien waar ze niet is, en ze negeren waar ze er vingerdik op ligt.
Al hoeft het niet te hoogdravend te worden. Organisatoren van grote evenementen willen politieke of maatschappelijke betrokkenheid uit de deur houden omdat ze bestaan bij de gratie van sponsors, en die willen geen gedoe, controverse of debat. Ze willen alleen eendimensionale reclame.
Zoals de politieke klasse alleen op propaganda uit is, of, in lokale termen gesteld, “Vlaanderen op de kaart wil zetten”.
De vermeende noodzaak om cultuur en politiek te scheiden, is dus louter gemotiveerd door geld, winst en prestige.
Het jongste Songfestival had een Israëlische hoofdsponsor. Dat kon voor de organiserende EBU al genoeg zijn geweest om een eventuele uitsluiting van Israël zelfs niet te overwegen.
Mee daarom beweren de bobo’s van dat entertainmentbroertje van de cultuur, de sport, evenzeer dat hun winkeltje niets met politiek te maken heeft.
Al hangt bijvoorbeeld rond de manier waarop de Fifa de locatie van wereldtoernooien toewijst, wel vaker een air van met staatsraison ingekleurde corruptie.
Hoofdsponsor Gazprom
Zeggen dat ze de politiek erbuiten lieten, deden ze al in 1936 bij de Olympische Spelen in het Berlijn van de nazi’s.
Hoewel. Voorzitter Avery Brundage van het Amerikaanse Olympisch Comité haalde twee Joodse atleten uit zijn ploeg voor de 4 x 100 meter om Hitler niet te ontstemmen.
Eerder, in 1920, mocht Antwerpen om diplomatieke redenen de Spelen organiseren, als erkenning voor wat België in de Eerste Wereldoorlog had moeten verduren.
Het is maar wat de elites belangrijk of opportuun vinden.
Het protest tegen het WK voetbal in 1978 in het Argentinië van de militaire junta haalde dus niets uit. Temeer omdat die generaals onberispelijke anticommunisten waren.
Maar twee jaar later kon boycotten dan toch, met de Amerikanen voorop, bij de Olympische Spelen in Moskou, uit protest tegen de Sovjet-inval in Afghanistan.
De repressie van homoseksuelen in Rusland mocht de Winterspelen van 2014 in Sotsji dan weer niet in de weg staan.
Zoals de Russische annexatie van de Krim ook geen hinder mocht zijn voor het WK voetbal in Rusland in 2018. De hoofdsponsor was toen het energiebedrijf Gazprom, het instrument dat president Vladimir Poetin via Duitse politieke connecties inzette om Europa blijvend van gas en dus van Rusland afhankelijk te maken.
Waarna in 2022 het WK in Qatar volgde, waar ook een geur van omkoperij rondhing, waar de bouw van de stadions duizenden gastarbeiders het leven had gekost, en waar dat alles geen onderwerp van gesprek mocht zijn.
En de Fifa verbood voetballers om met een regenboogarmband solidariteit met de lgtbi-gemeenschap te betuigen. Te woke, misschien, die solidariteit?
Waarna een volgende bizarre paradox zich ontvouwde. Om zichzelf en de Qatarese gastheren uit de wind te zetten, verklaarde Fifa-baas Gianni Infantino dat Europa na 3.000 jaar wangedrag in de wereld, maar beter eerst even excuses aanbood vooraleer Qatar te bekritiseren.
Dat had zeer excessief woke kunnen klinken, ware het niet dat Infantino zeer slecht geplaatst was om zulke bemerkingen te maken, en ze alleen opportunistisch inzette, bij gebrek aan betere argumenten.
Het zuivere zieltje van cultuur
Maar daar stopte de paradox niet. N-VA-voorzitter Bart De wever trapte in de val.
Toen hij in 2022 zijn kritiek op de emancipatiedrang van minderheden verpakte in een blinde kritiek op wat hij woke noemt, speelde de zaak-Infantino daarbij een centrale rol. Hij ventte ze uit tot in deze krant.
Kortom, de kritiek op de woke-armband kreeg, al dan niet uit opportunisme, het verwijt veel te woke te zijn. Het is opnieuw zo’n retorische omkering.
Of is het de slang die in haar eigen staart bijt? Met zijn tirades tegen woke effende De Wever het pad voor het vrij radicale culturele programma van Vlaams Belang bij de aanstaande verkiezingen.
Het moet gezegd: het weldenkende centrum toont zich wel bezorgd over het door politieke besmetting bedreigde zuivere zieltje van de cultuur, maar veel politieke aandacht brengt het niet op voor cultuur als beleidsdomein.
Met de uitzondering van Vlaams Belang, dat zijn focus inzake cultuur en onderwijs geheel richt op de strijd tegen woke.
Of wat het zo noemt, want in de praktijk viseert de partij dan alle academische, progressieve en emancipatorische ideeën, thema’s en proposities, en verder alles wat niet radicaal-rechts is.
En daar wil ze staatscontrole, intimidatie en feitelijke censuur voor inzetten. Het motto luidt: “Geen tolerantie voor de intoleranten!”
Dat is weer zo’n retorische omkering. Het is wat, in precies dezelfde woorden, verdedigers van de democratische rechtsstaat opperen tegen het politieke extremisme.
Het staat letterlijk in het standaardwerk Introduction à la politique (1964) van de befaamde, bepaald niet gauchistische jurist en politicoloog Maurice Duverger.
Dezelfde woorden, precies de tegengestelde betekenis.
Het tekent de armoede van het ideologische denken en het bijbehorende zwelgen in holle termen en slogans. Ja, het is vleiend als geloof in de kracht van de cultuur, maar er valt in het stemhokje bitter weinig mee te kopen.
Marc Reynebeau – Journalist verbonden aan De Standaard. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard