Amalia de Tena – De vrouw van Herman Koch – Soms vraagt hij: ‘Kun je even koffie voor me halen? Ik heb kanker’

Herman Koch en Amalia de Tena. Beeld Jildiz Kaptein

Bijna veertig jaar geleden klopte schrijver en Jiskefet-coryfee Herman Koch: (70) in Barcelona aan bij de vrouw van andermans leven. Het zou die van zíjn leven worden: Amalia de Tena (66) had toen al een leven geleid waar je een boek over kunt schrijven – dat heeft ze ondertussen ook gedaan – en deelt nu nog steeds lief en leed met Koch. ‘Over ziek zijn gaat het zelden.’

Hanne Van Tendeloo – De Morgen/Humo


Het echtpaar Koch-De Tena heeft meerdere plekken waar ze graag vertoeven. Thuis is nog altijd Amsterdam, maar ze keren ook vaak terug naar Barcelona, de stad waar ze elkaar midden jaren 80 leerden kennen, en brengen lange periodes door in hun polderhuisje in Zeeland.

Daar gaan we naar hen op zoek, in een straat die door een lappendeken van velden loopt en amper huizen telt.

Het hunne is wit, klein en zit verscholen tussen het groen, met een voordeur die je net zo goed een achterdeur kunt noemen.

Herman trekt zich eerst op de bovenverdieping terug om zijn vrouw alle ruimte te geven, maar na de uitgebreide fotoshoot halverwege het gesprek keert hij niet terug naar boven.

Hij zal zich ontpoppen tot ober wanneer Amalia hem heel lief vraagt: ‘Cariño, zet jij wat tapitas op tafel?’

Amalia de Tena: “Het is de eerste keer dat ik een interview geef als de vrouw van Herman Koch. Ik heb de media-aandacht nooit leuk gevonden.

“Ik was altijd heel zenuwachtig voor het Boekenbal. Ik ging alleen mee voor Herman, omdat hij er niet in z’n eentje naartoe wilde. Zelf wilde ik liever niet in de aandacht staan. Hij was de schrijver, niet ik.”

Dat bent u inmiddels wel, maar u hebt lang gewacht. Pas twee jaar geleden, op uw 64ste, kwam uw eerste roman uit: ‘Jij krijgt van mij een wit paard cadeau’. Had u er nooit van gedroomd schrijver te worden?

De Tena: “Nee. Mijn leven was niet zo makkelijk. Mijn ouders hadden geen geld, maar mijn moeder wilde toch dat haar kinderen gingen studeren.

“Op mijn 17de trok ik met mijn twee jaar oudere zus naar Barcelona. Van het kleine Mérida in het zuiden van Spanje kwam ik in die grote stad terecht. Ik voelde me er voor het eerst gelukkig en vrij, ver van al het gedoe met de familie.”

U ging Spaanse taal- en letterkunde studeren.

De Tena: “Niet meteen. Ik heb eerst de opleiding tot leerkracht aan de lagere school gevolgd. Daarna ging ik werken en in de avond studeerde ik taal- en letterkunde. Ik had literatuur altijd al leuk gevonden.”

Maar zelf schrijven kwam toen nog niet bij u op.

De Tena: “Nee. In Spanje kun je geen beurs krijgen als kunstenaar. Schrijver worden was een luxe die ik me niet kon permitteren. Ik kom uit een milieu waar niemand artiest was. Mijn vader had wel veel fantasie, maar een artiest kon je hem niet noemen.”

“Mijn vader is de reden waarom ik zo allergisch ben voor aandacht: hij was een vreselijke opschepper.

“Hij ging niet uit werken en zat vaak op café te pochen over hoe rijk hij was en over de belangrijke mensen die hij kende – toreadors en flamencozangers. Dan schaamde ik me dood. Hij deed het wel op een charmante manier, maar ik kende de waarheid. Ik wist dat we geen geld meer hadden, dat het niet meer was als vroeger.”

Beeld Jildiz Kaptein
In uw boek schrijft u over uw jeugd. Het is een roman, maar het hoofdpersonage Ana de Sotomayor – aan het begin van het boek is ze 8 – heeft veel gemeen met wie u was als kind.

De Tena: “Ana en Amalia vallen niet helemaal samen, maar ze is wel een deel van mij. Door wie mijn vader was, zal ik altijd voor de waarheid kiezen.

“Alleen in mijn boek – dat ook in het Spaans verschenen is, als Te regalo un caballo blanco – sta ik mezelf toe een beetje te liegen: het is mijn verhaal, maar het is ook fictie.”

Uw vader groeide op als rijkeluiszoon, in een familie van grootgrondbezitters. Tot uw 8ste hadden jullie het goed, daarna hadden jullie niets meer.

De Tena: “Het was erg pijnlijk. Er hing plots een rare sfeer in huis. Niemand vertelde me wat er aan de hand was, maar ik zag ook wel dat er geen lekker eten meer was en dat we ’s zomers niet meer naar de kust gingen.

“Mijn ouders kregen steeds vaker ruzie en de rest van de familie begon te fluisteren over mijn vader.

“Net zoals Ana in het boek was ik buitenshuis een vrolijk kind, zelfs een beetje stout, maar thuis was ik somber en moest ik vaak huilen. Mijn tranen liet ik aan niemand zien. Zo had ik het geleerd: naar buiten toe moet je je verdriet niet tonen.”

“Je leert als kind een rol spelen. Als ik thuis vroeg wat ik op school moest invullen bij ‘beroep vader’, zeiden ze: ‘Landeigenaar.’

“Eerst wist ik niet eens wat een landeigenaar was. Eigenlijk is het geen beroep, maar een status. Later besefte ik heel goed dat het gelogen was: mijn vader was een landeigenaar zonder land.”

Hoe was hij zijn geld en zijn land kwijtgespeeld?

De Tena: “Het is ingewikkeld. Mijn opa Pepe, de vader van mijn vader, was heel rijk, maar hij had problemen die ik nooit goed heb begrepen.

“Op een bepaald moment kon hij al zijn landgoederen en kapitaal niet meer op zijn naam hebben en daardoor is het misgelopen met de erfenis van mijn vader.

“Jarenlang was er gedoe met advocaten.”

Het loopt wel vaker mis bij een erfenis, maar bij jullie was het wel erg drastisch.

De Tena: “Omdat mijn vader een verwend kind was. Hij had geen verstand van geldzaken. Thuis had hij nooit zakgeld gekregen waarmee hij moest zien rond te komen. Er was een kluis met een combinatieslot. Had hij geld nodig, dan haalde hij het gewoon uit de kluis.”

Als het regende, hield hij jullie thuis van school en speelden jullie poker.

De Tena: “Welke vader doet nu zoiets?! Maar hij vond het heerlijk: dan was hij niet alleen. Hij was eenzaam en getraumatiseerd.

“Zijn moeder was overleden toen hij 6 was, zijn vader had zelfmoord gepleegd en zijn broer José was omgekomen in een motorongeluk. De rest van de familie vertrouwde hij niet. Hij wilde alleen met ons zijn, maar voor ons was dat benauwd.”

Intussen ging uw moeder uit werken.

De Tena: “Mijn vader schaamde zich dat ze op het kantoor van oom Miguel moest werken om geld te verdienen. Alle andere moeders waren huisvrouw en maakten boterhammen voor hun kinderen. Ik kreeg altijd van die kant-en-klaarpasteitjes mee, omdat ze het zo druk had.”

Ze moet een sterke vrouw geweest zijn.

De Tena: “Ze was slim, maar ze was ook een dromer. Ze dacht dat alles goed zou komen. Ze geloofde mijn vader altijd. Wij niet, maar zij wel.”

U geloofde hem toen hij zei dat jullie de loterij zouden winnen. ‘En dan,’ beloofde hij, ‘krijg jij van mij een wit paard cadeau.’

De Tena: “Toen was ik nog heel jong. Later had ik wel door dat we nooit de loterij zouden winnen. Als hij weer met een verhaal kwam over hoe de erfenis eindelijk zou komen, dacht ik: jaja.”

Uw vader leek wel een soort Don Quichot. Hij geloofde zijn eigen fantasieën en leugens.

De Tena: “Precies! Door het boek te schrijven ben ik hem anders gaan bekijken en heb ik hem vergeven, maar als kind schipperde ik voortdurend tussen liefde en haat. Ik wilde een normale vader, niet zo’n rare kwast.

“Kinderen zijn eigenlijk heel conservatief, terwijl er niks conservatiefs was aan mijn familie.”

“Het doet me denken aan mijn zoon Pablo. Ik heb altijd Spaans gesproken met hem. Toen hij een jaar of 7 was, bracht ik hem naar school.

“In de klas zei hij opeens: ‘Mama, je moet Nederlands praten.’ Ik kon dat goed begrijpen: kinderen willen zijn zoals de andere kinderen. Geen enkele andere ouder sprak Spaans met z’n kind.”

“Later werd Pablo wel trots op zijn tweede moedertaal. Als zijn vrienden op bezoek kwamen, sprak hij Spaans, om te laten zien hoe goed hij het kon. Dan was het mijn beurt om te zeggen: ‘Nu niet.’ Ik vond het onbeleefd als zijn vrienden niks konden verstaan.”

Spreken Herman en u ook Spaans met elkaar?

De Tena: “Als we met z’n drieën zijn, spreken Pablo en ik Spaans en Herman Nederlands.

“Aan tafel is het een soort gazpacho linguístico. Maar nu heeft Pablo een heel lieve vriendin, Anna. Als zij er is, spreken we alleen maar Nederlands. Anna vindt Spaans ook wel leuk. Ik geef haar nu les, omdat ze het zo graag wil leren.”

‘Mijn gezondheid is altijd vreselijk geweest. Tien jaar geleden kreeg ik kanker op de stembanden, vorig jaar ook nog borstkanker. Maar intussen ben ik genezen.’
Beeld Jildiz Kaptein

PAKJESBEZORGER

De fotografe komt de hoek van het huisje om. Het is tijd om te poseren. Terwijl Amalia zich laat fotograferen, vertelt Herman hoe hij in 1985 naar Barcelona ging om er aan een scenario te werken. Het plan was zes maanden te blijven, maar nog voor die om waren, had hij Amalia leren kennen. Hij bleef uiteindelijk vijf jaar.

Herman Koch: (terwijl hij zich op de achtergrond in de zetel installeert) “Zeker dat het niet stoort als ik blijf? Ik wil niet dat je anders gaat praten.”

De Tena: “Ik heb geen geheimen. Hoe zou dat ook kunnen, na 38 jaar samen? Haal je even wat queso, cariño?”

Jullie leerden elkaar kennen toen Herman u een pakje kwam brengen. Waarom was Herman uw postbode?

Koch: (lacht)

De Tena: “Ons verhaal is dat van die film, The Postman Always Rings TwiceHerman is me twee keer een pakje komen brengen van een ex-vriendje, een Argentijnse dichter. Hij was naar Amsterdam verhuisd en had Herman daar Spaanse les gegeven.”

Koch: “Mag ik toch even onderbreken? Mijn versie van het verhaal is dat die Argentijn me op een dag zei: ‘Ik ga je een foto tonen van de liefde van mijn leven.’

“Ik wist toen nog niets over Amalia. Toen ik naar Barcelona vertrok, vroeg hij: ‘Zou je een pakje kunnen meenemen voor de liefde van mijn leven?’”

De Tena: “Die Argentijn deed een beetje dramatisch. Hij had intussen een andere vriendin, maar hij zei altijd dat ik de liefde van zijn leven was. Ik vond dat hij overdreef. Zelf zou ik zoiets niet snel zeggen, het is meer iets voor een dichter.”

Wat zat er in het pakje?

De Tena: “Een cassette met al zijn gedichten, die hij voor mij had ingesproken.”

Was u meteen onder de indruk van uw pakjesbezorger uit Nederland?

De Tena: “De Argentijn had me verteld dat een schrijver me een pakje zou brengen: ‘Hij heet Herman en is bezig met een film.’

“Hij deed een beetje interessant, waardoor ik dacht: jezus, als dat zo’n belangrijk man is, dan moet ik het huis schoonmaken. Ik had ons mooiste en enige servies bovengehaald voor koffie – toen dacht ik nog dat Nederlanders altijd koffie dronken.”

“Het was geen liefde op het eerste gezicht: ik vond Herman een beetje arrogant. (tot Herman) Jij vond mij die eerste keer ook niet zo leuk, toch?”

NIETZSCHE

De Tena: “Een maand of drie later belde hij me op. Hij kon al iets beter Spaans: ‘Ik ben die guiri, die buitenlander, die bij je thuis was. Ik heb nog een pakje voor je. Zullen we afspreken?’

“We hebben toen afgesproken bij een bar aan de Ramblas waar ik zelf nooit kwam: het zat er altijd vol guiris. Ik was bang dat ik vergeten was hoe Herman eruitzag, maar ik herkende hem meteen. Die avond hebben we zeven uur zitten praten.”

Hoe kan dat? U sprak Frans, maar geen Engels. Herman sprak Engels, maar geen Frans, en misschien vijftig woorden Spaans.

Koch: “Het was natuurlijk ingewikkeld, maar met humor bleek het wel te lukken.”

De Tena: “Ik vond hem grappig en interessant. We zaten de hele avond biertjes te drinken en waren helemaal dronken.”

“Toen ik hem vroeg wat hij deed in Barcelona, begon hij zijn uitleg met: ‘Yo vivo aquí con mi amigo.’ Maar ‘mi amigo’ betekent in het Spaans ‘mijn vaste vriend’. Ik dacht: wat jammer, alle leuke mannen zijn homo.” (schaterlacht)

Koch: “Ik was me van geen kwaad bewust.”

De Tena: “De volgende keer kwam hij bij me thuis eten. Als je iemand leuk vindt, ga je opeens anders en raar doen. Maar ik was ervan overtuigd dat hij samenwoonde met zijn vaste vriend, dus ik gedroeg me heel naturel en spontaan. Ik zat hem niet te versieren.”

“Na het eten gingen mijn zus, Herman en ik op café. Hij begon toch een beetje te flirten. Ik dacht: misschien is hij biseksueel. (lacht)

“Nadat mijn zus naar huis was gegaan, zijn wij nog naar een disco gegaan. Daarna vroeg hij: ‘Waar gaan we heen, tu casa o mi casa?’

“We zijn naar mijn huis gegaan. Toen vond ik hem wel ontzettend leuk.”

“Na die nacht beloofde hij me te bellen, maar hij belde helemaal niet. Ik dacht al dat het zo’n verhaal zou worden van één nacht en daarna niets meer. Maar ik moest de hele tijd aan hem denken, dus ben ik een briefje onder zijn deur gaan stoppen. Daarna belde hij meteen.”

Koch: “Je moet vertellen wat er op dat briefje stond. Amalia had een tentamen, waarop onder andere Nietzsche behandeld zou worden. Daarom had ik haar een paar dagen met rust gelaten. Op haar briefje stond: ‘Ik geloof dat ik toch liever met jou praat dan met Nietzsche.’”

De Tena: “De volgende keer dat we elkaar zagen, gaf hij me zo’n warme omhelzing. Ik was helemaal ontwapend.

“Ik had op dat moment een andere relatie, maar die heb ik stopgezet. Ik kon niet meer met mijn vriend zijn omdat ik zo verliefd was op Herman.

“Een week later kwam er dan ook nog eens een cassette met gedichten van de Argentijn. Best zielig.”

U viel wel in de smaak bij mannen.

De Tena: “Dat viel mee, hoor. Ik was geen Marilyn Monroe.”

Herman en ik konden goed lachen samen, ook met weinig woorden. Hij nam me vaak in de maling. De eerste keer dat we samen stonden te koken, zei hij: ‘In Nederland is het de gewoonte om zwijgend te koken.’

“Hij zei het zo serieus dat ik hem eerst geloofde. Toen begon ik te begrijpen dat zijn humor anders was.”

“In het begin woonden we nog elk in ons eigen huis. Ik was bang om samen te wonen. Dat had ik nog met geen enkel vriendje gedaan. Misschien had het ook te maken met mijn kindertijd en mijn vader.”

Waarom ging u uiteindelijk wel met Herman samenwonen?

De Tena: “Ik wist zeker dat ik met hem gelukkig zou zijn. Hij was lief, zorgzaam en attent.”

Met hem durfde u grote woorden als ‘de liefde van mijn leven’ wel in de mond te nemen?

De Tena: “Zeker!”

Koch: “Héérlijk om hierbij te mogen zitten.”

De Tena: “Herman is mijn eerste echte liefde. Ik was wel verliefd op die andere vriendjes, maar met Herman dacht ik: dit is ’m.

“Ik weet niet waarom. Hij was een buitenlander, sprak geen Spaans en ik ging ervan uit dat hij na een tijd zou terugkeren naar Nederland. En toch wilde ik niemand anders, ik wilde alleen Herman.”

De Tena: ‘De pijn is vreselijk, maar verdriet is ook heel moeilijk. Je weet niet hoe je de ander kunt helpen.’ Koch: ‘We proberen elkaar niet verdrietig te maken. Dat is verspilde moeite.’ Beeld Jildiz Kaptein

LUISTERVINKEN

De Tena: “Toen ik klaar was met studeren, moest Herman steeds vaker naar Nederland voor Jiskefet. Hij stelde voor om een tijd in Nederland te gaan wonen.

“In 1991 zijn we uit Barcelona vertrokken met twee koffers, op de bus. We zagen het als iets tijdelijks, maar na een maand had ik al een baan als docente Spaans, zonder dat ik één woord Nederlands sprak.”

U zag die verhuizing naar Amsterdam wel zitten?

De Tena: “Ik wilde het liever dan Herman. Voor hem was Barcelona een geweldige nieuwe ervaring, voor mij was Amsterdam dat.

“Ik wilde ook weg van alle familiale verantwoordelijkheden. In Nederland voelde ik me op een andere planeet.”

Intussen begon Hermans bekendheid te groeien.

De Tena: “Herman vond het leuk als ik naar de liveopnames van Jiskefet ging. Iedereen rond me zat te lachen, maar ik kon niks verstaan. Voor mij was het een surrealistische wereld, waar ik niet echt toe behoorde.”

Als de bekendheid vroeger was gekomen, dan was u, met uw allergie voor aandacht en opschepperij, misschien nooit op Herman gevallen.

De Tena: “Dat kan ik niet zeggen. Herman is heel bescheiden. Voor hem zijn Pablo en ik veel belangrijker dan de literatuur of de roem.

“Bekendheid heeft hem nooit geïnteresseerd, hij wilde gewoon schrijven. Dat was ook wat ik zo leuk aan hem vond.

“Mijn vrienden en familie in Spanje waren onder de indruk omdat hij een scenario aan het schrijven was, maar hij liep er niet over op te scheppen. Helemaal anders dan mijn vader.”

“Ik heb altijd al een hekel gehad aan artiesten die interessant doen. Roem kan iets tijdelijks zijn. Het kan zo weer verdwijnen en dan laat iedereen je vallen en ben je alleen.

“Toen Pablo als kind naar zijn opa en oma begon te vragen, heb ik hem alles verteld: ‘Opa was heel rijk, maar van de ene dag op de andere dag hadden we niets meer.

“Dus, Pablo, papa is nu wel beroemd, maar dat kan zo veranderen.’”

Hoe kwam die levensles bij hem binnen?

De Tena: “Hij dacht erover na en vroeg: ‘Maar we hebben toch nog wel wat geld op de bank, hè?’ (lacht) Hij dacht dat we opeens op straat zouden belanden.”

Was u bang dat uw zoon net zo verwend zou worden als uw vader?

De Tena: “Ja. Niet dat ik in paniek raakte: Herman was als kind ook verwend en met hem is het goed gekomen.”

“Voor mij was het belangrijk dat Pablo voor zichzelf kon zorgen. Hij moest leren koken, leren hoe een wasmachine en een stofzuiger werken.

“Ik wilde ook dat hij naar de universiteit ging. Daar was ik streng in, Herman iets flexibeler, maar samen hadden we een goed evenwicht. En Pablo is helemaal niet verwend uitgedraaid.”

“Later begon ik Hermans bekendheid soms wel lastig te vinden. Als we op restaurant gaan, zitten mensen te luistervinken.

“Eén keer voelde Herman zich misselijk tijdens het eten. Hij ging even buiten frisse lucht scheppen, terwijl ik binnen bleef wachten. Later vroeg iemand aan Herman of we misschien gingen scheiden.”

Koch: “Die mensen dachten dat we zo’n ruzie hadden dat één van ons tweeën naar buiten moest.”

De Tena: “Met een bekend gezicht moet je heel voorzichtig zijn met wat je zegt. Je kunt niet spontaan zijn, terwijl ik dat van nature net heel erg ben. Ik ben gespecialiseerd in dingen zeggen die ik niet moet zeggen.”

Koch: “Ik heb deze baard nog maar drie maanden, maar sindsdien herkennen mensen me wel minder snel. Gisteren moest de man van de visstal drie of vier keer kijken voor hij me herkende. Het is een soort vermomming.”

KANKERAANVAL

Jullie zoon Pablo is inmiddels 30. Wilden jullie altijd al kinderen?

De Tena: “Ik had niet zo’n grote kinderwens, misschien ook door de ervaringen met mijn familie. Ik wilde vrij zijn, en Herman eigenlijk ook. (tot Herman) Kinderen krijgen was geen gespreksonderwerp, toch?”

Koch: “We zeiden wel al jaren tegen elkaar: ‘Straks, als Pablo er is…’”

De Tena: “Ja. Die naam hadden we al heel lang.”

Koch: “Er was toch altijd een vermoeden dat er nog een derde bij zou komen. We hadden ook een naam voor een meisje: Julia. Maar we zeiden nooit: ‘Straks, als Julia er is…’

“We waren ervan overtuigd dat, als het er ooit van zou komen, het een jongen zou worden.”

De Tena: “Toen ik 35 werd, gingen we er toch over nadenken. Op vakantie in Amerika ben ik gestopt met voorbehoedsmiddelen en drie maanden later was ik zwanger. Dat was een verrassing. Misschien ging het zo snel omdat er helemaal geen druk was.”

Koch: “We wilden nog wel meer kinderen, maar door ziekte en omstandigheden ging dat niet door.”

De Tena: “Toen Pablo 4 was, kreeg ik een ontsteking aan mijn darmen, die te laat werd opgemerkt. Ik moest met spoed geopereerd worden: de hele dikke darm werd verwijderd.

“Van de ene dag op de andere werd ik opgenomen in het ziekenhuis. Ik bleef er bijna twee maanden.

Pablo was zo boos dat hij niet op bezoek wilde komen. Ik dacht: misschien beter zo. Ik wilde hem de aanblik van zijn mama in dat ziekenhuisbed besparen.”

Later kreeg u opnieuw te maken met gezondheidsproblemen.

De Tena: “Ach, Hanne, mijn gezondheid is altijd vreselijk geweest. Veertien jaar geleden kreeg ik last van m’n stem: ze viel weg, kwam terug, viel weer weg.

“Ik was docent, maar lesgeven lukte niet meer. De dokter dacht eerst aan poliepen op de stembanden. Na een jaar of vier bleek dat die zich hadden ontwikkeld tot kanker.”

U werd geopereerd en mocht twee maanden lang niet spreken. Dat was ook de kiem voor uw boek.

De Tena: “Ik mocht zelfs niet fluisteren. De dokter zei dat ik alles moest opschrijven in een schrift. Dan lag ik op de bank en schreef ik: ‘Herman, kun je thee voor me zetten?’ In dat schrift ben ik het verhaal van mijn jeugd beginnen neer te pennen.”

Toen Herman vijf jaar geleden te horen kreeg dat hij uitgezaaide prostaatkanker had, was dat dus niet jullie eerste confrontatie met die ziekte?

De Tena: “Nee. Vorig jaar kreeg ik ook nog borstkanker, maar intussen ben ik genezen. Ik moet alleen nog een borstreconstructie krijgen. Bij Herman is het niet te genezen, maar het is nu wel stabiel.”

Zijn hormoonbehandeling slaat goed aan.

De Tena: “Ja. Ik slik zelf ook hormonen. Soms zitten we samen op de bank te janken.”

Hermans behandeling is zwaarder dan de mijne. Dat maakt dat hij soms verdrietig is.

“Pijn is vreselijk, maar verdriet is ook heel moeilijk.

“Je weet niet hoe je de ander kunt helpen. Je kunt niet zeggen: ‘Het komt wel goed.’ Dat weet je niet. Je kunt ook niet zeggen: ‘Ja, maar je hebt ook nog leuke dingen in je leven.’ Dat weet hij ook wel.

“Soms helpt humor. Dan vraag ik hem om iets te doen en zegt hij: ‘Wacht, ik heb even een kankeraanval.’ Of dan kijkt hij zielig: ‘Kun je even koffie voor me halen? Ik heb kanker.’”

Of die keer dat u vroeg of hij al iets merkte van de hormoonbehandeling.

Koch: “En ik met een hoog stemmetje antwoordde: ‘Ik geloof dat mijn stem iets anders klinkt. Hoor jij het ook?’”

De Tena: (lacht) “Ik ben opgelucht als hij kan lachen.”

SIMULTAAN VOORLEZEN

De Tena: “Toen Herman de diagnose kreeg, zat ik in Barcelona. We hadden net een appartement gekocht en iemand moest de akte gaan tekenen.

“Ik wilde eerst niet vertrekken, maar Pablo overtuigde me: ‘Ik ga wel met papa mee naar het ziekenhuis.’

“Ik belde Herman op straat, omdat ik niet kon wachten om de uitslag te horen. Toen hij zei dat het overal zat, kon ik alleen maar huilen.”

Is het een steun dat jullie allebei al met de ziekte te maken hebben gekregen?

De Tena: “Ik vind het pijnlijker als de ander ziek is dan om zelf ziek te zijn. Herman heeft dat ook.

“Je geliefde zien lijden is vreselijk. Soms heb ik er nachtmerries over.

“Ook over Pablo: ik ben altijd bang dat hem iets overkomt. Herman heeft dat nu ook meer dan vroeger, omdat dit zo plots op ons hoofd is gevallen. We beseffen nu heel goed dat de dingen opeens kunnen veranderen.”

“Meteen na de diagnose zijn we gaan uitzoeken wat de beste behandeling was.

“Ik blijf optimistisch. Ik hoorde laatst over iemand met een soortgelijke kanker die is genezen na een behandeling in Pamplona. Dan zeg ik tegen Herman: ‘Daar moeten we naartoe.’”

Koch: “We weten niet of het wel helemaal dezelfde kanker is. Ik ga er niet te veel op hopen, maar ik ben zelf ook optimistisch van nature.

“Het is niet zo dat ik het slachtoffer ben en Amalia me met haar optimisme ondersteunt. We zijn samen optimistisch in wat we meemaken. Op dit moment gaat het goed.”

Durven jullie nog te plannen voor de toekomst?

De Tena: “Alleen voor de komende drie maanden. Ik wil geen plannen maken voor over een jaar. We weten niet wat er dan aan de hand zal zijn.

“Uit mijn eigen ziek zijn heb ik geleerd dat je op korte termijn moet denken. Het heeft geen zin je zorgen te maken over een uitslag die nog moet komen.”

Zitten jullie nu vaak samen te schrijven?

De Tena: “Ja. We kunnen dat goed, samen schrijven. Dan zitten we hier aan tafel – Herman zit waar jij nu zit – en zegt hij opeens: ‘Ik moet je even wat voorlezen. Is nu een goed moment?’

“Het is belangrijk voor hem dat het meteen kan, niet na een paar dagen of zo. Hij luistert ook naar mij als ik vraag of ik iets mag voorlezen, zelfs al zit hij midden in een fragment.”

Mogen jullie dan ook kritisch zijn voor elkaar?

De Tena: “Ik weet niet of Herman kritisch kán zijn voor mij. De liefde zit in de weg.”

“Op zijn stijl kan ik niks aanmerken, omdat hij zo goed is. Maar over de plot kan ik wel mee nadenken.

“Hij heeft geen moeite om kritiek te aanvaarden. Sinds Red ons, Maria Montanelli schrijft hij vaak over zijn docenten. Soms zeg ik: ‘Doe maar een keer niet.’”

Koch: “Dat probeer ik dan ook wel. In mijn nieuwe boek, dat uitkomt in december, voer ik een vrouw van een schrijver op die zegt: ‘Niet weer over een leraar beginnen, dat heb je al zo vaak gedaan.’ Het is niet autobiografisch, maar het klopt wel.”

De Tena: Maria Montanelli scheef Herman in Barcelona, toen we elkaar net hadden leren kennen. Het was een gelukkige tijd. Elke dag gingen we uit eten en dan las hij de stukjes aan me voor die hij had geschreven, zoals hij dat nog steeds doet.”

Koch: “Maar nu kan het in onze eigen taal. Ik hoef niet meer simultaan te vertalen.”

De Tena: “Ik vond het interessant en leuk om commentaar te kunnen geven. Het was nooit saai tussen ons. Dat is het na 38 jaar nog steeds niet. We hebben altijd wel iets te vertellen tegen elkaar. Niet alleen over schrijven, over alles.”

Ook over ziek zijn?

De Tena: “Daar hebben we het niet zo vaak over.”

Koch: “We stoppen het niet weg, maar het is niet nodig om daar op een hele week meer dan een halve dag over te praten.

“Ik lig ook niet wakker van de ziekte. Ik lig ’s nachts over andere dingen te piekeren. Stomme dingen, waar iedereen over piekert.”

De Tena: “Ik pieker alleen over het idee dat Herman pijn zou hebben. Het heeft me moeite gekost, maar intussen kan ik aanvaarden dat hij ziek is.

“Wat ik niet kan verdragen, is de gedachte dat hij zou afzien. Daar lig ik af en toe wel van wakker.

“Soms, als hij ’s nachts naast me ligt te slapen, kijk ik naar hem en moet ik huilen, alleen al om het idee. Dan pak ik een koptelefoon en zet ik muziek of een podcast op om te kunnen slapen.”

U maakt hem dan niet wakker?

De Tena: “Nee. Hij wordt ook verdrietig als hij mij verdrietig ziet.”

Koch: “We proberen elkaar niet verdrietig te maken. Dat is verspilde moeite.”

De Tena: “Wil je nog een toastje met camembert, cariño?”

Jij krijgt van mij een wit paard cadeau

© Humo


Herman Koch en Amalia de Tena. Beeld Jildiz Kaptein
Herman Koch en Amalia de Tena.
Beeld Jildiz Kaptein

Lees ook

Schrijver Herman Koch heeft kanker – Dit is misschien wel het beste wat me had kunnen overkomen


Bron: De Morgen/Humo

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven