De ramp in Valencia is een les voor het klimaatbeleid, schrijft Marc Reynebeau. Maar ook de Vlaamse politiek mist het leiderschap om de daad bij het woord te voegen.
Marc Reynebeau - De Standaard
Net twintig jaar geleden gebruikte De Standaard voor het eerst het woord “klimaatverstoring”. Sindsdien dook het sporadisch op, maar in 2023 en zeker dit jaar haalde het frequent de krant.
In tv-journaals circuleert het eveneens als synoniem voor wat meestal “klimaatverandering” heet, en tevoren “opwarming van de aarde”.
“Verstoring” doet de “verandering” zorgwekkender klinken.
Daar is alle reden toe: met de ramp aan de Spaanse oostkust – met ruim 200 doden en een ravage die journalisten als “onbeschrijflijk” beschrijven, of de waterbom van 2021 in België en Duitsland – met ook ruim 200 doden, 41 in België, en voor 44 miljard euro schade.
Dat gold eveneens voor de overstromingen in Centraal-Europa in september, of voor de watersnood in zuidwestelijk Afrika of die in Pakistan in 2022, die een derde van het land onder water zette, 30 miljoen mensen ontheemde en voor 30 miljard dollar schade aanrichtte.
De klimaatverandering oogde nog anekdotisch toen die alleen dreigde gletsjers te doen smelten of eilanden in de Stille Zuidzee onder water te zetten.
Zo abstract kan de verstoring nu niet meer zijn.
De weersvoorspellers herinneren er nu courant aan dat extreem weer – dat het te warm, te nat of te droog wordt – voortvloeit uit de klimaatverandering.
Wie er oud genoeg voor is, herinnert zich nog de hittegolven van 1947 of 1976, tegenwoordig valt er elk jaar wel een te herinneren.
“Verstoring” is waar de “verandering” toe leidt.
Taal en woorden doen ertoe, en accurate terminologie helpt om zich een helder beeld van de realiteit te vormen en er grip op te krijgen.
In het Vlaamse politieke taalgebruik is van klimaatontkenning geen sprake, al neigen radicaal-rechtse uithoeken daarvan die kant uit als daar termen opduiken als “klimaathysterie” of “klimaatgekte”.
Alsof alle klimaatzorg overdreven is en contraproductief uitdraait.
Er zou “klimaatmoeheid” van komen, een woord dat ook in het politieke centrum te horen valt.
Toch is de klimaatverandering zelf geen politiek of ideologisch probleem. Ze is grotendeels technologisch aan te pakken, met energiebezuinigingen en grootschalige elektrificatie.
De politieke dimensie schuilt in hoe die doelen bereikt worden. En dan blijkt de klimaatproblematiek toch raakpunten te hebben met al bestaande politieke kwalen.
Het loopt niet zo’n vaart
Dan rijst de politieke vraag of een lagere uitstoot van broeikasgassen niet leidt tot meer sociale ongelijkheid.
Wat extra lastig is omdat het allerminst de armen zijn die het meest bijdragen tot die uitstoot.
De revolte van de Franse gele hesjes eind 2018 gaf al een voorproefje van wat al te eenzijdige klimaatingrepen kunnen losweken.
Die revolte begon immers bij mensen die zich zo al door de overheid veronachtzaamd voelden, armen en plattelandsbewoners.
Dat was ook een politiek pijnpunt in de jongste verkiezingen in België, Nederland en Duitsland.
Hoe een sociaal verantwoorde aanpak van de klimaatverstoring aanschurkt tegen de bestaande politieke realiteit, blijkt zelfs in de kortsluiting in de federale regeringsvorming, waar Vooruit vreest dat de last van de budgettaire sanering onevenredig zwaar bij de lage inkomens belandt.
Al een tijd geleden stelde de Vlaamse politiek de bevolking gerust.
Toch in taal.
Het klimaatbeleid moest “haalbaar en betaalbaar” zijn. Versta: het hoeft niet zo’n vaart te lopen.
Die vage termen suggereerden een voorwaardelijkheid. Maar die staat niet in verhouding tot de aard of de omvang van de klimaatcrisis, wel tot de politieke wil om daar wat aan te doen.
Een overtuigend businessplan is zo’n arbitraire stelling niet.
Zo kon de cynische vraag rijzen of al die doden en vernielingen in Pepinster of Valencia toch een “haalbare en betaalbare” prijs kunnen zijn.
Erger nog, die voorwaardelijkheid creëerde ruimte voor andere, recentere begrippen.
Zoals de “klimaatpauze”, die het streven naar een lagere uitstoot al opgeeft en de focus verschuift, van mitigatie naar louter adaptie – naar een aanpassing aan wat niet de oorzaak van de crisis is, maar er louter de gevolgen van zijn.
De Franse president Emmanuel Macron bedacht die pauze vorig jaar, in België praatten premier Alexander De Croo (Open VLD) en Vlaams minister Zuhal Demir (N-VA) hem prompt na – terwijl de uitstoot allerminst een pauze nam.
Van cynisme gesproken
Politici lieten de urgentie wegebben, wat ze legitimeren met de stelling dat het publiek ‘klimaatmoe’ zou zijn.
Zie maar, het geringe succes van Groen en Ecolo zou dat bewijzen, net als de afwezigheid van het thema in recente verkiezingscampagnes.
Al komt dat laatste, van cynisme gesproken, ook doordat andere partijen dat thema al evenmin hebben geagendeerd en weigerden er politiek leiderschap voor in te zetten.
Die sfeer is internationaal breed uitgedijd.
Gas- en oliegiganten konden beslissen om het weer te houden bij hun klassieke fossiele business, omdat die nu eenmaal op de korte termijn voor de aandeelhouders meer opbrengt dan investeringen in groene energie.
Hefboomfondsen denken er net zo over. De Nederlandse Tweede Kamer wil pensioenfondsen zelfs verbieden om ethisch selectief te zijn in hun beleggingen en dan fossiele energie uit hun portefeuilles te weren.
Het financiële rendement gaat voor.
Bij veel multinationals is de term “duurzaamheid” wel al een tijd populair, maar of dat meer getuigt van klimaatzorg dan van greenwashing, is niet altijd duidelijk.
Even onzeker, ondanks de zogezegd klare taal, is hoe de nieuwe Vlaamse regering haar klimaatambitie formuleert.
“Ze is zelfs niet zeker,” zo decodeerde deze krant het regeerakkoord, “of het afgezwakte doel, een daling van de broeikasgasuitstoot met 40 procent, gehaald wordt.
"En die 40 procent ligt al onder de lat van 47 procent die Europa voor heel België heeft vastgelegd.
"De Vlaamse regering wil de lat pas naar 47 procent optrekken als uit de monitoring blijkt dat ze de lagere lat haalt, wat dus allerminst zeker is” (DS 29 september).
Wat een zootje.
Het regeerakkoord legt al in zijn taal de focus minder op de klimaatverstoring zelf dan op “de gevolgen” ervan.
En het moet weer “haalbaar en betaalbaar” zijn. Of liever, het moet dat “blijven”, maar niet zozeer voor het beleid, zoals tevoren, maar nu “voor alle Vlamingen”.
Dat krijg je dus met socialisten erbij. Dat het sociaal rechtvaardiger lijkt.
Toch in het taalgebruik.
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard