Caroline Pauwels (56) heeft in veel opzichten een horrorjaar achter de rug. Toch hebben haar kanker en een besmetting met covid haar ambitie niet aangetast. ‘Vlaanderen is nog niet klaar voor wat ik in gedachten heb.’
Ik heb geen moment gedacht: ‘Hoe onrechtvaardig, ik heb nog zo gezond geleefd.’
Het jaar 2020 bracht véél voor Caroline Pauwels. Slecht nieuws vooral. De therapie voor de maag- en slokdarmkanker waaraan ze lijdt, bleek niet langer aan te slaan. Er groeide een nieuwe tumor, ze werd met spoed geopereerd en krijgt nu een alternatieve therapie. In oktober kreeg ze daar een besmetting met Covid-19 bovenop, waarvoor ze moest worden opgenomen in het ziekenhuis.
Er waren ook lauwerkransen. Van de Franstalige Brusselse universiteit ULB kreeg ze een eredoctoraat voor haar maatschappelijke inzet. De Antwerpse vrijzinnigheid bedacht haar met de Dwaallicht-prijs voor haar verdiensten als vrije denker.
Maar ze gáf ook veel. Alles wat ze had. Ze deed wat in haar macht lag om de executie van de Iraans-Zweedse wetenschapper Ahmadreza Djalali, gastprofessor aan de VUB, te voorkomen. Ze stampte mee een studiecentrum rond diversiteit, burgerschap en stedelijkheid uit de grond in Mechelen, genoemd naar haar ‘fetisjfilosofe’ Hannah Arendt. En ze begon, in weerwil van haar ziekte, aan een tweede termijn van vier jaar als rector van de Vrije Universiteit Brussel.
Vriend en vijand zijn het erover eens dat Caroline Pauwels de VUB opnieuw op de kaart heeft gezet. De balans van haar eerste termijn als rector was: meer studenten dan ooit, meer onderzoek en onderzoeksresultaten, meer impact en appeal.
Vandaag ligt de campus in Elsene er zo goed als verlaten bij. Code rood. Het kille weer maakt het tafereel nog troostelozer. Code grijs. Het Renaat Braemgebouw, het ovaalvormige landmark van de VUB, waar de rector kantoor houdt, is een spookhuis. Hier en daar weergalmen voetstappen in een gang, of gedempte stemmen in een lokaal, maar een levende ziel komt niet in beeld. Tot Caroline Pauwels arriveert. Zwierige lange jas, jeans, hipstersneakers, kamerbrede glimlach, twinkeling in de ogen: een springlevende ziel. Wanneer ze de deur van haar kantoor opengooit, breekt buiten zowaar de zon door de wolken. Binnen de kortste keren baadt het salonnetje waarin we plaatsnemen in een goudkleurig licht. Verlichting: aan de VUB is dat geen ijdel begrip.
Veel meer dan over wat ze het afgelopen jaar gekregen en gegeven heeft, zal het gesprek gaan over wat Caroline Pauwels gedacht en gevoeld heeft. Ook veel, zo blijkt.
Wat heeft u eigenlijk doen besluiten een tweede termijn aan te vatten als VUB-rector? Weinig mensen in uw situatie zouden dat gedaan hebben.
“Liefde voor de instelling. Liefde is de motor van de levenslust. Als je niets of niemand graag ziet, heeft het allemaal weinig zin. Ik heb er goed en diep over nagedacht, hoor. Vorig jaar rond deze tijd heb ik mij een tijdje teruggetrokken in Bretagne. Helemaal alleen. Een week lang heb ik niemand gebeld, met niemand contact gehad. Ik ben teruggekomen op een zaterdag. Op zondag heb ik de voorzitter van de raad van bestuur gebeld en gezegd dat ik mij opnieuw verkiesbaar zou stellen.”Bron:Bijschrift
Was hij verrast?
“Hij zei: ‘Dit is wellicht het beste wat de VUB kan overkomen. En jezelf ook.’ Ik denk dat hij gelijk had. Toch wat mezelf betreft.”
Waren uw dokters het daarmee eens?
(aarzelt) “Misschien niet. Maar ze kennen me ondertussen wel een beetje.”
Hoort u stemmen in uw hoofd als u zo’n verstrekkende beslissing moet nemen?
“Ja. Verschillende stemmen, die het met elkaar oneens zijn. Ik moet dan proberen de botsende argumentaties in mijn hoofd te modereren. Het denken stopt nooit. Dat is soms heel vervelend.
“Toen ik nog studeerde, had ik drie virtuele vriendinnen: Hannah Arendt (Duits-Amerikaanse filosofe en politiek denker, 1906-1975, red.), Virginia Woolf (Engelse schrijfster, 1882-1941, red.) en Karen Blixen (Deense schrijfster van onder andere Out of Africa, 1885-1962, red.). Tijdens het schrijven van mijn doctoraat ging ik vaak bij hen te rade. (glimlacht) Ik stelde hen moeilijke vragen. Voordeel was dat zij mij nooit lastigvielen met moeilijke antwoorden.”
Hannah Arendt is nog steeds uw goede fee.
“Inderdaad, zij blijft mij inspireren. In de eerste plaats vanwege haar humanisme en haar Amor Mundi (liefde voor de wereld, als filosofisch idee, red.). Zij was het prototype van de geëngageerde filosofe die het fundamenteel goed voorhad met de mensen en met de wereld. Hoewel ze vaak tegen het politiek correcte denken van haar tijd inging en ook in haar privéleven altijd haar eigen gang is gegaan. Zij koos partij, zij zette vriendschappen op het spel om haar gedachten vrij te houden. Daar heb ik grote bewondering voor. Ik weet hoe groot de druk op je denken kan zijn, zelfs vanuit je dichte omgeving: ‘Waarom denk jij hier anders over dan ik? Ik dacht dat wij vrienden waren!’ En, heel belangrijk: Hannah Arendt durfde haar filosofische inzichten op de politieke praktijk los te laten. Daar moet je moed voor hebben als filosoof of als wetenschapper, want dan mag je klappen in je gezicht verwachten. Haar boek Eichmann in Jeruzalem (een minutieus verslag van het proces tegen nazileider Adolf Eichmann in 1960, red.) vat goed samen waar het bij Hannah Arendt altijd over ging: proberen te begrijpen.”
Ook het onbegrijpelijke, ook datgene waarvoor we nooit begrip mogen opbrengen.
“Ja. Als Joodse vrouw, als vluchteling voor de Holocaust, probeerde zij de Holocaust te begrijpen. Het concept van ‘de banaliteit van het kwaad’ dat zij toen heeft ontwikkeld, vind ik nog altijd een nuttig concept. Hoe en waarom doodgewone mensen in staat kunnen zijn tot moord, zelfs tot deelname aan massavernietiging onder een totalitair regime, weten we dankzij Hannah Arendt.”
Met dat inzicht kun je net zo goed een bittere misantroop worden.
“O nee, integendeel. Haar ideeën wapenen je juist tegen de totalitaire verleiding. (lacht) Ik heb met Hannah Arendt nog een hidden agenda. Ooit zou ik graag een doctoraatsthesis over haar schrijven. Liefst in de heuvels van Fiesole in Toscane, vanwaar je een adembenemend zicht hebt op Firenze. Ik weet niet of het er nog van gaat komen.”
BIO
- Sint-Niklaas, 23 juni 1964
- Studeerde filosofie aan de UFSIA en communicatie- wetenschappen aan de VUB
- Hoogleraar communicatiewetenschappen, gespecialiseerd in mediabeleid
- Sinds september 2016 VUB-rector
- Woont in Watermaal-Bosvoorde
- Twee kinderen: Emil en Anna Violette
Bent u, sinds u geconfronteerd werd met uw ‘eindigheid’, begripvoller geworden, of onverzoenlijker op sommige punten?
“Ik ben minder geneigd om over mijn tijdsgebruik compromissen te sluiten. Tijd is nog kostbaarder geworden, tijdverlies is nu echt verlies. Maar over het algemeen ben ik, denk ik, nog verzoenlijker geworden dan ik al was. Ik denk algauw: ach, laat maar gaan. En ruzies of vetes, daar begin ik niet meer aan.”
Waar komt uw eigen Amor Mundi vandaan?
“Ik denk van mijn meter die pas gestorven is, de zus van mijn vader. Zij was een onverbeterlijke optimiste met een natuurlijke nonchalance. Ik was haar eerste metekind. Zij heeft mij voor een groot stuk gevormd.”
Meer dan uw ouders?
“Wat mijn karakter betreft zeker wel. Ofschoon mijn moeder ook iemand is die nooit zaagt. Zelden komt er een klacht over haar lippen. Dat heb ik dus van haar. (lacht, denkt na) Eigenlijk leef ik gewoon graag, al van kindsbeen af. Ik kan rondlopen in de stad, of hier aan de universiteit, en bij mezelf denken: ‘Geweldig toch, wat mensen allemaal doen!’ Het ideeëngoed van Rutger Bregman, Steven Pinker en consorten is wel aan mij besteed.”
‘De meeste mensen deugen’: gelooft u dat?
“Ik probeer geen beate believer te zijn, maar ik word wel graag gevoed met hoopgevende ideeën die mij aanzetten tot actie. Het cynisme dat tegenwoordig zo welig tiert in de politiek, vind ik vergif. Of een prof die alleen maar cynisch en ironisch kan zijn: dat is het ergste. Zo iemand neemt bij jonge mensen alle geloof in de mensheid en vertrouwen in de toekomst weg. Ik erger mij dood aan proffen die over de huidige generatie studenten laatdunkend doen.”
De kennis en kunde van jonge mensen gaat er nochtans op achteruit, horen we van alle kanten. Merkt u hier aan de unief iets van die vermeende niveauverlaging?
“Ze kennen en kunnen nu zo veel andere dingen dan wij op hun leeftijd… (aarzelt) Ik maak mij wel zorgen over de voortschrijdende taalverarming. Ik vind correct woordgebruik belangrijk, ook in de journalistiek trouwens. Tegenwoordig heeft men het al gauw over ‘een bazooka van maatregelen’ of ‘een tsunami van regeltjes’. De hyperbool is de stijlfiguur van deze tijd. Ik vind dat gemakzucht. Taal is voor mij even belangrijk als wiskunde, wat op de keper beschouwd ook een taal is. Ik hou van de precisie van de taal van de exacte wetenschappen. In onze geschreven en gesproken taal zouden we die precisie ook moeten nastreven. Vorig weekend had ik met mijn kinderen een discussie over het begrip ‘eloquentie’. Mijn zoon Emil, die filosofie en politieke wetenschappen studeert in Canada, zei: ‘Eloquentie is altijd manipulatie.’ Dat vond ik erover…”Bron:Bijschrift
Hij gaat zich toch niet op de studie van Hannah Arendt gooien?
(lacht hard) “Het zou me niet verbazen. Onlangs beklaagde hij zich over het feit dat filosofie zo abstract is. ‘Je kunt toch niet alleen maar denken, je moet toch ook iets dóén?’ zei hij. ‘Helemaal Hannah Arendt’, heb ik geantwoord.”
Wat zijn uw ambities met de VUB in 2021?
“Als ik hardop mag dromen, stel ik mij een universiteit voor die, nog meer dan nu al het geval is, in samenspraak met de studenten bestuurd wordt. Intergenerationeel. Men mag van de jongeren van vandaag zeggen wat men wil, maar voor de huidige beleidsploeg van de VUB-studenten doe ik mijn pet af, die is echt indrukwekkend sterk. De covidcrisis is een ramp voor onze studenten, maar toch komen zij met oplossingen waar wij niet eens aan gedacht hadden. Altijd constructief, nooit aanvallend, ondanks het feit dat wij best al wat steken hebben laten vallen.
“De universiteit van de 21ste eeuw moet ook, veel meer dan vandaag het geval is, een universiteit op maat zijn. Naar Angelsaksisch model, ja. Nu zijn onze studierichtingen nog silo’s met een rigide curriculum. Als je chemie studeert krijg je uitsluitend vakken die samenhangen met, of nuttig zijn voor, je chemiestudie. Ben je daarnaast ook nog geïnteresseerd in muziek? Mooi, dan mag je je daar in je vrije tijd mee bezighouden. Dat is zo éng. Ik geloof veel meer in meanderen, in kruisverbanden.”
Dat zegt u uitgerekend op een moment dat wordt opgeroepen om back to basics te gaan met het onderwijs. STEM-studenten hebben we nodig (Science, Technology, Engineering & Mathematics, red.), geen twijfelaars die maar wat rondlummelen, geen universiteiten als zelfbedieningswinkels.
“Ik besef dat Vlaanderen nog niet klaar is voor wat ik in gedachten heb. En ik begrijp de bezorgdheid ook wel: studenten die onderweg proeven van alles en nog wat, dreigen op het einde van de rit alles en niks te kunnen. Maar ik heb veel vertrouwen in de nieuwsgierigheid en de leergierigheid van jonge mensen. In ons leven zijn er volgens mij twee momenten waarop wij echt nieuwsgierig zijn: wanneer we kind zijn, dan willen we alles weten en alles leren, en wanneer we 18 zijn. Dan willen we echt richting geven aan ons leven, kiezen voor onze droom, voor wat ons ten diepste interesseert en passioneert. Maar het probleem is vaak dat we het nog niet zeker weten, dat er nog te véél dingen zijn die ons interesseren. Ik vind dat we jonge mensen op dat moment niet mogen opsluiten in een al te strak harnas. We mogen hun dromen niet tenietdoen, hun wereld niet sluiten op het ogenblik dat hij zou moeten opengaan.
“Máár: de universiteit van de 21ste eeuw mag het fundamenteel onderzoek nooit loslaten. En dat vind ik echt wel een zorgpunt. We hebben nu heel hard de neiging om te focussen op toegepast onderzoek, direct dienstig voor de economie. De VUB doet dat ook. Fundamenteel onderzoek zit een beetje in het verdomhoekje, omdat je op voorhand niet kan weten waartoe het leidt, en dus ook niet of de investeringen erin zullen renderen. Maar als je het niet doet, verwaarloos je een deel van je opdracht als universiteit: vorsen, de grote raadsels oplossen, vinden wat niemand zocht, Nobelprijzen winnen!”
Sluiten multidisciplinaire en fundamentele wetenschap elkaar niet uit?
(fel) “Helemaal niet, integendeel! Ik ken veel fundamentele wetenschappers die het multidisciplinaire net omarmen. De grote genieën zijn van vele markten thuis. De spectaculairste ontdekkingen zijn vaak het resultaat van toeval en onverwachte ontmoetingen. Ik ben een pleitbezorger van open science. Dat idee slaat niet alleen op het delen van onderzoeksresultaten, maar ook op uitwisseling tussen disciplines.Bron:Bijschrift
“En tenslotte moet de universiteit van de toekomst een instelling zijn die diversiteit en inclusie ádemt. De VUB is een pionier op dat vlak. Een monochroom blanke aula is bij ons al heel lang verleden tijd, maar we kunnen nog een tandje bijsteken. Ook wat ons personeelsbestand betreft. Onze ligging in het superdiverse Brussel is daarbij veeleer een troef dan een handicap. De gelaagdheid, complexiteit en meertaligheid van de moderne grootstad sijpelen bij ons vanzelf naar binnen.”
Wanneer zult u tevreden zijn?
(denkt na) “Dit gaat ambitieus klinken, misschien zelfs een tikkeltje pretentieus, maar dat is dan maar zo. In 1834 kreeg Theodore Verhaegen het lumineuze idee om een universiteit te stichten, gebaseerd op het principe van het vrij onderzoek. Met een oervorm van crowdfunding stampte hij de Université Libre de Bruxelles uit de grond. Exact vijftig jaar geleden werd de VUB, de Vlaamse flank van de ULB, een zelfstandige universiteit. Ik hoop dat men over vijftig jaar zal zeggen: tóén is het gebeurd, tóén kreeg de VUB een grondige reset, toen werd ze het schoolvoorbeeld van een hedendaagse universiteit.”
‘Toen’ wil zeggen: onder uw bewind. Voor minder dan een plaats in de geschiedenis doet u het niet.
“Neenee, met een eervolle vermelding in de annalen van de VUB zal ik al wreed content zijn.” (lacht uitbundig)
De kanker lijkt uw ambitie en uw levensdrift niet te hebben aangetast.
“Nee. Misschien klamp ik mij nu nog iets meer vast aan het leven. Ik heb nog altijd grote plannen… (stilte) Mijn kinderen zijn daar zeer ongerust over: ‘Mama, je moet rusten!’ Ik probeer het wel. Ik doe meer yoga. Maar ik kan het niet helpen: ik heb elke dag opnieuw goesting om te leven. Ik wrijf me elke dag wel over iets in de handen.”
Bent u bang dat, als u gaat liggen, u moeite zult hebben om nog recht te komen?
“Nee. Er zit tot nog toe betrekkelijk weinig verlies op mijn energie. Mijn yogalerares, mijn dokters en mijn vrienden zijn daar zeer verwonderd over. Ik hoop dat het zo blijft. Ik hoop ook nog altijd dat ik gewoon genees. (schalkse lach) Dan weet ik niet waar het met mijn energie gaat eindigen. Ik kan echt nog onverantwoord onbezorgd zijn, de slappe lach krijgen, onnozel doen. Tot mijn kinderen beschaamd achter de zetel kruipen: ‘Mama, je bent het grootste kind hier in huis!’”
Is er niemand die u af en toe vermanend toespreekt en erop wijst dat uw genezingskansen toenemen door het rustiger aan te doen?
“Er zijn momenten geweest dat de dokter me diep in de ogen keek en zei: ‘Caroline, je gaat nú naar huis en je kruipt direct in je bed.’ Dat is gebeurd… (giechelt) … en dat heb ik dan min of meer gedaan.
“Vorige week was mijn moeder echt kwaad. Ze verblijft in een rusthuis. Ik heb haar door die covidbesmetting al lang niet meer kunnen bezoeken. Ze had mij in De zevende dag gezien en zei: ‘Je zag er slecht uit, en moe, je moet nu echt rusten.’Bron:Bijschrift
“Ik weet het, ik moet niet de held willen uithangen. Ik ben soms heel moe. In het begin kreeg ik chemotherapie. Elke sessie was een klop van de hamer. Nu is het meer een chronische vermoeidheid. Toen ik na covid uit de kliniek kwam, heb ik een paar dagen gedacht: nu is het gedaan, nu is mijn energie definitief weg. Maar kijk, ze is teruggekomen. Het probleem is dat ik vaak niet weet waarvan ik moe ben: van de covid die nog nawerkt, van de kanker, of van het werken.”
Zou het kunnen van alles tegelijk?
(lacht) “Ja, ’t zal zoiets wel zijn.”
Klopt het dat u liever niet weet hoe uw ziekte evolueert en wat uw vooruitzichten zijn?
“Ik hoef de details niet te kennen, nee. Maar ik weet wel ongeveer wat de nabije toekomst voor mij in petto heeft. 2021 zal heel hard lijken op 2020, maar dan hopelijk zonder covid. De huidige therapie wordt voortgezet. Ik zal nog even geprangd blijven zitten tussen hoopvol vooruitkijken en bang afwachten.
“Sommigen zullen zeggen: ze steekt haar kop in het zand. Maar wat schiet ik ermee op als ik alles weet? Trouwens, ik hoor en zie genoeg. Ik zie lotgenoten in het ziekenhuis die er slecht aan toe zijn. Ik zie soms de pijn in de blik van mijn dokters. Zij moeten dit ook allemaal dragen, hè. Dat moet keihard zijn.”
U hebt meer compassie met uw dokters dan met uzelf?
“De enige statistiek die ik goed ken is die van het aantal kankers. Er zijn zo verschrikkelijk veel mensen die erdoor worden getroffen. Dat was mijn eerste gedachte toen ik de diagnose kreeg: het overkomt zo veel mensen, dus waarom mij niet? Ik ben niet boos of opstandig geworden. Ik heb geen moment gedacht: ‘Hoe onrechtvaardig, en ik heb nog zo gezond geleefd, ik ging iedere dag zwemmen.’ Nee, doordat ik iedere dag ging zwemmen ben ik nu sterker en beter opgewassen tegen de ziekte, daar ben ik van overtuigd.
“Het woord ‘euthanasie’ flitste wel onmiddellijk door mijn hoofd. Heel eigenaardig. Op de een of andere manier gaf het feit dat ik een VUB’er in hart en nieren ben, dat ik gedij in een omgeving waar het vrij beslissingsrecht tot de basiswaarden behoort, mij een gerust gevoel.
(stilte) “Ik zou het niet luidop mogen zeggen, maar ik heb me door mijn ziekte zelfs geprivilegieerd gevoeld. Mijn kinderen Anna Violette en Emil, die in Parijs en in Canada studeerden, zitten nu thuis. Ze zijn teruggekomen, onder meer om bij mij te zijn. Stel dat het mij niet lukt om erdoorheen te spartelen, dan is dit kostbare, gestolen tijd die we samen doorbrengen.”
Het toppunt van optimisme: je geen slachtoffer voelen van kanker, maar een uitverkorene.
(lacht) “Dat is een lichte overdrijving.”
In uw mooie essay ‘Ode aan de verwondering’ verwijst u naar de zes basisemoties van de Amerikaanse psycholoog Paul Ekman. Op ‘vreugde’ en ‘verbazing’ na zijn dat allemaal negatieve gevoelens: ‘woede’, ‘walging’, ‘angst’ en ‘verdriet’. Speciaal voor u zouden ze daar een categorie aan moeten toevoegen.
(snel) “Doe dan maar levensdrift. Daar zit ook ‘drift’ in. Vroeger had ik driftbuien. Ik kon hysterisch worden als iets niet ging zoals ik het wilde, of als het niet snel genoeg vooruitging. Nu word ik soms door een verlammend gevoel van onmacht gegrepen. Ik had het met de zaak-Djalali, onze Iraanse gastprofessor die in Teheran op valse gronden ter dood veroordeeld werd en geëxecuteerd dreigt te worden. Dat mensen tot zulke laagheden in staat zijn, snijdt diep bij mij. Maar dan val ik altijd opnieuw terug op Hannah Arendt. Eerst proberen te begrijpen: hoe is dit gekomen, hoe zit het in elkaar? En dan overgaan tot actie: wat kan ik doen, wat móét ik doen?
“Woede en walging zitten zo niet in mijn karakter. Als ik zie hoe sommige mensen hun boosheid en hun afkeer op sociale media ventileren: ik kan dat haast niet bevatten. Voor mij is dat een realitycheck. Ik vind dat wel, euh, interessant. En vervolgens vraag ik me af wat ik eraan kan doen.”
Krijgt u, voor al de liefde die u geeft, genoeg liefde terug? U hebt het zelden of nooit over de vader van uw kinderen, of over een partner die u mee op de been houdt. Bewust?
“Met de vader van mijn kinderen heb ik een goeie band. Hij maakt nog altijd deel uit van ons gezin, hoewel hij ver weg zit, momenteel in Namibië. Hij heeft altijd ver weg gezeten, maar hij is geen verre vriend. Ik ben iemand die de liefde niet enkel bij een partner zoekt. Ik krijg een overschot van liefde uit alle hoeken: van mijn kinderen en familie natuurlijk, van vrienden, van collega’s. Mijn dag begint steevast met een lieve sms van een vriendin. Er is een ploeg van vrienden die mijn voedselvoorziening organiseert. Zelfs van mensen die ik van haar noch pluim ken, krijg ik hartverwarmende brieven en berichten. Ik kan mensen heel nabij zijn. Ik denk dat ik dat wel van mezelf mag zeggen. Zo nabij dat ik mezelf soms vergeet.”
Hoe gaat u het nieuwe jaar inzetten?
“Ik ga niet veel doen. Nieuwjaarsbrieven schrijven, misschien. Ik heb veel gecorrespondeerd in mijn leven. Als kind stuurde ik brieven naar mijn vader wanneer we het oneens waren over iets. In intieme kring ben ik ook berucht voor mijn lange mails en Whatsapp-berichten. Voor mijn kinderen ligt er een boekje klaar dat ze kunnen lezen wanneer mij iets overkomt. Hoe mijn leven is gelopen. Waarom ik bepaalde beslissingen heb genomen, toen zij nog te jong waren om ze te begrijpen. Dat moet ik nog aanvullen. Dat ga ik doen, denk ik.”
Bron: De Morgen