In een breedvoerig pamflet klinken Vlaamse historici vernietigend voor de Vlaamse canon die een bijzondere commissie momenteel voorbereidt. Ze zien die als een stap terug in de tijd, die het historisch bewustzijn verarmt.
Bart Brinckman – De Standaard
Bij haar start in 2019 kondigde de Vlaamse regering aan dat ze werk wilde maken van een Vlaamse canon, een lijst van historische ankerpunten die Vlaanderen hebben gemaakt.
Iedereen die hier woont of wil wonen, zal ze moeten kennen.
De canon wordt niet alleen de leidraad voor het geschiedenisonderwijs, maar ook een verplicht onderdeel voor de inburgerende nieuwkomers.
De lanceringsdatum is gepland in het voorjaar van 2023 (corona leidde tot flink wat uitstel), maar nog voor de canon er is, oordelen Vlaamse historici in een lijvig pamflet vernietigend over het initiatief van minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA).
De auteurs – Jo Tollebeek (KU Leuven), Marc Boone (UGent) en Karel Van Nieuwenhuyse (KU Leuven) – gingen daarbij niet over een nacht ijs. Ze kregen de steun van vooraanstaande historici aan alle Vlaamse universiteiten.
Het idee om een canon te lanceren, komt uit Nederland overgewaaid. Toch is er een belangrijk verschil. Bij onze noorderburen zetten de historici zich aan het werk, omdat zij bezorgd waren over de dalende geschiedeniskennis bij jongeren.
In Vlaanderen daarentegen komt het initiatief van bovenaf, meer bepaald de N-VA.
De canon lijkt een ‘instrument uit de gereedschapskist van de psychiater’, een ‘bevrijdende therapie om een complexloze Vlaming te worden’
De auteurs zien daarvoor twee motieven. Volgens hen dient de canon voor Vlaams-nationalisten als een ‘stille generator van de anti-Belgische strijd’, om via een zachte politiek de ‘identificatie met Vlaanderen’ te verruimen en de gehechtheid aan België uit te hollen.
De canon helpt ook om de eigen cultuur ‘te vrijwaren’ van ‘elke vorm van kosmopolitisme’.
Maak de Vlaming meer Vlaming
Behoudsgezinde cultuurcritici sloten zich bij de Vlaams-nationalisten aan. Zij interpreteren de canon als een beschavingsproject, het moet ‘strengheid brengen waar gemakzucht dreigt’.
Als ‘schrijn voor culturele tradities’ tekent een canon de herinnering aan ‘de erflaters van weleer’. De zienswijze koppelt het instrument aan de discussie over de kwaliteit van het onderwijs, ook een sterke bezorgdheid van de onderwijsminister.
Vanuit de Vlaamse universiteiten kwam er van meet af aan kritiek op een idee dat teruggrijpt naar de nationalistische geschiedschrijving uit de 19de eeuw.
Een lijvig pamflet voor de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten vat de opmerkingen nu systematisch samen. Zo beoogt de canon volgens de auteurs de politieke instrumentalisering van de geschiedenis.
De N-VA heeft een heldere agenda: maak de Vlaming meer Vlaming.
De canon moet de Vlaming trotser maken op zijn eigen geschiedenis. Een discours over grootheid vervelt dan geruisloos tot een ‘discours over eigenheid’.
De canon lijkt een ‘instrument uit de gereedschapskist van de psychiater’, klinkt het, een ‘bevrijdende therapie om een complexloze Vlaming te worden’.
Voor de inburgeraars wenkt eenrichtingsverkeer. Samen met de leitkultur moet de canon ‘de samenleving homogeniseren’.
Ouderdomspapieren
De methode deugt evenmin voor de historici. Als nationale geschiedschrijving wekt de canon wantrouwen. In zekere zin verschaft hij Vlaanderen ‘ouderdomspapieren’, hij nationaliseert het verleden.
Historische figuren krijgen het predicaat ‘Vlaming’, terwijl ze niet eens tot het graafschap Vlaanderen behoorden, laat staan dat ze er een natiegevoel op nahielden.
Deze anachronistische ‘tunnelvisie’ maakt van de geschiedenis een teleologisch project, met een deterministische afloop. Dit moet het bestaan van een ‘bovenhistorisch Vlaams genie’ bewijzen en de weg naar onafhankelijkheid plaveien.
Ten slotte levert zo’n canon een rist didactische bezwaren. De meerwaarde voor het onderwijs lijkt door zijn fragmentarische karakter erg twijfelachtig.
Vroeger zuchtte het geschiedenisonderwijs onder een canonieke aanpak. Tegenwoordig ligt de lat hoger, met een referentiekader dat breder is dan de eigen ruimte en de eigen samenleving. Dat legt de nadruk op verstrengeling en heterogeniteit.
De canon ‘verarmt het historisch bewustzijn’ en betekent een stap terug in de tijd.
Voor de opstelling zette Weyts een bijzondere commissie aan het werk. De samenstelling vindt in de ogen van de auteurs geen genade.
De twee enige historici onder de negen leden – voorzitter Emmanuel Gerard en Jan Dumolyn – krijgen flinke kritiek.
Heel wat historici bedankten voor de eer. Het woord ‘collaboratiecommissie’ valt.
Bron: De Standaard