Cultuurprotest – Overblijvende Antwerpse stadsdichters nemen collectief ontslag


Na het ontslag van Ruth Lasters in september nemen nu ook de vier resterende stadsdichters van Antwerpen ontslag. De beslissing van het stadsbestuur om culturele projectsubsidies te schrappen gaf de doorslag, meldt de VRT.

De Standaard


Sinds begin dit jaar had Antwerpen niet één, maar vijf stadsdichters. Op de eerste dag van het schooljaar stopte Ruth Lasters als stadsdichter, omdat het stadsbestuur een gedicht van haar geweigerd had. Losgeld was een kritisch gedicht over de ongelijke behandeling van kinderen en jongeren in het beroepsonderwijs.

Na haar ontslag hebben de overblijvende stadsdichters -– Yannick Dangre, Lotte Dodion, Lies Van Gasse en het duo Proza-K – overlegd met het stadsbestuur ‘om te kijken of het stadsdichterschap de kritische ruimte kan nemen die het vroeger had’, zegt Lotte Dodion.

Collectief ontslag

Er kwamen gesprekken met schepen van cultuur Nabilla Ait Daoud (N-VA) en haar kabinet, de schrijversorganisatie PEN Vlaanderen bemiddelde. Het was de bedoeling om te komen tot een licentie-overeenkomst met concrete afspraken voor de stadsdichters, maar na twee maanden is er nog altijd geen overeenkomst.

‘Mijn geduld is groot, maar niet eindeloos’, reageerde Lies Van Gasse aan de VRT.

Alle stadsdichters nemen nu samen ontslag, een beslissing die ook te maken heeft met het ruimere culturele klimaat in Antwerpen, met name het schrappen van de culturele projectsubsidies.

De stadsdichters schreven hun motivatie neer in aparte ontslagbrieven. Vooral het gebrek aan interesse en ondersteuning van het stadsbestuur zit de dichters hoog.

De dichters pleiten ook voor maar één stadsdichter, in plaats van meerdere.

‘Is dit niet het equivalent van de openbare aanbesteding, waar je moet concurreren om de opdracht te krijgen?’, zegt Van Gasse.

De heisa van de voorbije maanden noemt ze ‘remmend voor de creativiteit’.


WAAROM IK, MET PIJN IN HET HART, STOP ALS ANTWERPS STADSDICHTER.

Yannick Dangre

L’individu fait la force

Laat ik beginnen met een bekentenis. Toen begin dit jaar een stadsdichterspoule (of politiek correcter: stadsdichterspool, want een poule suggereert – o profetische ironie – een afvalrace) werd aangesteld in Antwerpen, had ik daar mijn bedenkingen bij. Reserves die mijn vier collega’s overigens deelden.

Een dichter is immers geen kuddedier, en groepsverbanden in de kunst vallen meestal uiteen aan het tempo van een bruistablet.

Maar goed, een mens blijft jong door niet elke verandering bij voorbaat als een verslechtering te brandmerken, dus hup, ik besloot ervoor te gaan, overtuigd dat elke stadsdichter zijn eigen parcours zou kunnen rijden, en geruggensteund door een stad die dit vijfspan verzekerde dat er een stortvloed aan poëtische verzoeken op ons wachtte.

Al snel bleek dat het met die lawine aan opdrachten reuze meeviel, om van de ruggensteun nog maar te zwijgen. Zo vond schepen van Cultuur Nabilla Ait Daoud het niet nodig om kennis te maken, laat staan om onze feestelijke inauguratieshow in de Arenbergschouwburg bij te wonen.

Ook voor de andere gezagsdragers bleken we quantité négligeable, want het gebeurde meermaals dat de voordracht van een besteld stadsgedicht te elfder ure uit de ceremoniële gelegenheden werd geknipt. Desinteresse, zou een neutraal toeschouwer denken. Kinderziektes, hoopte ons kwintet toen nog.

In september barstte de bom. Desinteresse verwerd tot onverholen afwijzing toen het stadsbestuur het kritische onderwijsgedicht ‘Losgeld’ van Ruth Lasters weigerde.

Die kaakslag was voor mijn collega Ruth het sein om op te stappen, waarna het welbekende censuurrelletje volgde en de regen van gifpijlen op de resterende stadsdichters neerdaalde.

Net als mijn collega’s diende ik, beoefenaar van de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie, me plots te verantwoorden voor de geschriften en meningen van een andere dichter, als vormden we een politieke formatie die angstvallig de partijlijn moest bewaken. Volstrekt absurd.

Poëzie is, godzijdank, geen ploegsport.

Natuurlijk overwoog ik toen ontslag, zowel door de houding van het kille bestuur als door de systeemfout die een poëtische poule was. Een doelbewuste systeemfout uiteraard: een gezichtsloos amalgaam is minder bedreigend dan een stadsdichterschap met een smoel.

Want zoals altijd in de kunst: l’individu fait la force. Het ambt in vijven klieven was achteraf bekeken dan ook een onvervalst staaltje divide et impera.

Precies om dat tegen te gaan, besloten mijn collega’s en ik, ondanks de brulboeien die gretig om ons ‘solidair’ ontslag toeterden, door te gaan. Het was mijn hoop dat door deze crisis het stadsbestuur zou beseffen dat een andere omgang nodig was en Antwerpen juist met haar kunstenaars moet uitpakken in plaats van op hun vrijheden te beknibbelen. Missen is menselijk, het is nooit te laat voor zelfinzicht.

Er volgde, na zeer lang aandringen, een gesprek met de schepen, die ons haar volle steun toezegde, ook al bleef Ruth Lasters persona non grata. Wel zou vierklauwens werk gemaakt worden van een nieuwe licentieovereenkomst om de contouren van het stadsdichterschap scherp te stellen.

Nu, twee maanden later, is er van een overeenkomst nog altijd geen spoor, en volgde met de schrapping van de projectsubsidies een nieuwe veldslag in de Antwerpse cultuuroorlog. Het maakt de woorden van de schepen achteraf gezien holler dan mijn oma’s kies.

De splinterbom van Ruth Lasters was geen wake-upcall, integendeel, eerder het signaal om de hakken nog dieper in het cultuurafkerige zand te zetten. Kortom, het uitdoofbeleid dat het stadsbestuur jegens haar stadsdichters (en andere makers) voert, wordt vrolijk doorgezet. Het ooit zo mooie instituut is verminkt tot een lege doos waar de pestilente hete adem der afkeuring doorheen waait, en daar wil ik geen deel meer van uitmaken.

Mijn geloof is verdampt dat er nog soelaas kan komen van een nieuwe overeenkomst met deze van elke artistieke vezel ontdane bewindslui. Het stadsdichterschap is alleen de moeite waard om te redden als het nog iets voorstelt. Quod non. Alle andere collega’s stappen ook op, ieder met zijn of haar eigen motivaties. Het loutere feit dat elk van ons andere redenen heeft om de handdoek in de ring te werpen, zegt eigenlijk alles. C’était l’embarras du choix.

Sommigen zullen ongetwijfeld roepen dat we vroeger hadden moeten handelen, maar ‘te lang goede wil tonen’ is een aantijging die ik, zeker in deze gepolariseerde, relnichterige tijden, met graagte verdraag.

Maar genoeg is genoeg. Het werkklimaat is te toxisch geworden, de inhoud een lachertje. Ik ben geen dichter geworden om aan politiek te doen, maar aan poëzie. En dat is precies wat ik nu, in alle vrijheid, en lekker in mijn uppie, ga doen.


Ook de andere stadsdichters Lotte Dodion, Lies Van Gasse, en Cleo Klz, Kibi Puati Nelen treden, elk om eigen redenen, af.

Zondag 6 november brengen we onze statements om 15u in De Studio tijdens het Crossing Border Festival.

Ook Ruth Lasters staat daar aan onze zijde.
De cirkel is rond.



vlnr: Cleo Klapholz en Yves Kibi Puati Nelen (Proza-K), Ruth Lasters, Lotte Dodion, Lies Van Gasse en Yannick M. Dangre © Dries Luyten

Lees ook

Vul hieronder de zoekopdracht Cultuurprotest in en vind meer berichten.


Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven