Ze zouden sowieso optreden op het literatuur- en muziekfestival Crossing Border in De Studio, de Antwerpse stadsdichters. Dat het meteen ook hun laatste optreden zou worden onder die titel, werd zaterdagochtend duidelijk toen de vier resterende stadsdichters collectief hun ontslag aankondigden. Hun afscheid in De Studio ging gepaard met een kritisch betoog tegen het huidige cultuurbeleid van de stad, gevolgd door een staande ovatie. Ook Ruth Lasters, die in september al haar stadsdichterspen neerlegde, tekende present.
Elien Van Wynsberghe – GVA
“Hoe is het mogelijk dat ze zo bang zijn van kunst?”
“Volgend jaar zouden we, o ironie, twintig jaar Stadsdichterschap vieren”, leidde Marc Verstappen, directeur van De Studio, het optreden van de dichters in.
“Een concept waar vanuit heel de Benelux met jaloezie naar werd gekeken.”
Vandaag lijkt dat stadsdichterschap dood en begraven. Gisteren maakten Lotte Dodion, Yannick Dangre, Lies Van Gasse en het poëzieduo Proza-K bekend niet langer als stadsdichter door het leven te willen gaan.
Of om het met de woorden van Dodion te zeggen: “Na een half jaar schrap ik stad uit mijn naam en treed af.”
Die beslissing maakte collega Ruth Lasters in september al nadat haar gedicht Losgeld, dat de stigmatisering in het Vlaamse onderwijssysteem aan de kaak stelt, door het stadsbestuur werd geweigerd.
De vijf dichters betraden in De Studio om beurten het podium. Nogmaals lichtten ze hun besluit toe.
“Een beleid dat sociale en kritische projecten onschadelijk wil maken, staat haaks op alles waar ik voor wil staan”, aldus Dodion.
“De kilte van dit bestuur wringt onverzoenbaar met de warmte die ik voel voor deze stad en die ik wil uitdragen.”
Dangre bracht het symbolische gedicht Spreidstand waarmee hij zijn haat-liefdeverhouding voor Antwerpen wilde uitdragen.
Van Gasse droeg op haar beurt het gedicht Het Geluid dat Vrijheid Heet voor.
Proza-K nam nog minder een blad voor de mond met het gedicht Muilkorf.
Jinnih Beels heeft grootst mogelijke paraplu opengetrokken
Maar het was Ruth Lasters die finaal uithaalde naar het gevoerde beleid van het huidige stadsbestuur.
“Het grieft mij dat een sublieme stad als Antwerpen nu zonder stadsdichter zit. Maar ik heb geen spijt dat ik mij in september terugtrok uit mijn ambt”, aldus Lasters.
“Ik vond het onaanvaardbaar beledigend voor alle beroepsleerlingen en praktisch geschoolde mensen dat het stadsbestuur weigerde om de vraag voor meer respect verwoord in het gedicht Losgeld te ondersteunen en mee te verspreiden.
“Aanblijven als stadsdichter zou een verraad betekend hebben jegens de mensen die ik in het hoofdproject van mijn stadsdichterschap wilde vertegenwoordigen.”
“Er wordt al weken terecht veel commentaar gegeven op de schepen van cultuur Nabilla Ait Daoud”, stelde Lasters.
“Maar ik wil hierbij toch nog eens benadrukken dat de schepen van Onderwijs Jinnih Beels in september de grootste paraplu vindbaar in de hele metropool heeft opengetrokken om zich niet te hoeven mengen in de Losgeld-discussie. Daarmee heeft de schepen een groot deel van haar electoraat totaal verloochend.”
“Hoe is het in godsnaam mogelijk dat het Antwerpse stadsbestuur zo bang is van kunst en kunstenaars die durven te reflecteren over maatschappelijke tendensen en die kritische noten plaatsen bij scheefgegroeide maatschappelijke situaties”, vervolgde Lasters.
“Als cultuur de meest vernuftige vorm van communicatie is, hoe is het dan mogelijk dat de dienst cultuur zo pertinent de directe communicatie ontvlucht met de kunstenaars van haar stad. Ik hoop dat de stad dringend de moed vindt om de culturele sector wel open en transparant tegemoet te treden.”
Daarop betraden de stadsdichters nog een laatste keer samen het podium om, rouwkrans om de nek, afscheid te nemen van hun ambt onder een staande ovatie van het publiek.
WAAROM IK, MET PIJN IN HET HART, STOP ALS ANTWERPS STADSDICHTER.
Yannick Dangre
L’individu fait la force
Laat ik beginnen met een bekentenis. Toen begin dit jaar een stadsdichterspoule (of politiek correcter: stadsdichterspool, want een poule suggereert – o profetische ironie – een afvalrace) werd aangesteld in Antwerpen, had ik daar mijn bedenkingen bij. Reserves die mijn vier collega’s overigens deelden.
Een dichter is immers geen kuddedier, en groepsverbanden in de kunst vallen meestal uiteen aan het tempo van een bruistablet.
Maar goed, een mens blijft jong door niet elke verandering bij voorbaat als een verslechtering te brandmerken, dus hup, ik besloot ervoor te gaan, overtuigd dat elke stadsdichter zijn eigen parcours zou kunnen rijden, en geruggensteund door een stad die dit vijfspan verzekerde dat er een stortvloed aan poëtische verzoeken op ons wachtte.
Al snel bleek dat het met die lawine aan opdrachten reuze meeviel, om van de ruggensteun nog maar te zwijgen. Zo vond schepen van Cultuur Nabilla Ait Daoud het niet nodig om kennis te maken, laat staan om onze feestelijke inauguratieshow in de Arenbergschouwburg bij te wonen.
Ook voor de andere gezagsdragers bleken we quantité négligeable, want het gebeurde meermaals dat de voordracht van een besteld stadsgedicht te elfder ure uit de ceremoniële gelegenheden werd geknipt. Desinteresse, zou een neutraal toeschouwer denken. Kinderziektes, hoopte ons kwintet toen nog.
In september barstte de bom. Desinteresse verwerd tot onverholen afwijzing toen het stadsbestuur het kritische onderwijsgedicht ‘Losgeld’ van Ruth Lasters weigerde.
Die kaakslag was voor mijn collega Ruth het sein om op te stappen, waarna het welbekende censuurrelletje volgde en de regen van gifpijlen op de resterende stadsdichters neerdaalde.
Net als mijn collega’s diende ik, beoefenaar van de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie, me plots te verantwoorden voor de geschriften en meningen van een andere dichter, als vormden we een politieke formatie die angstvallig de partijlijn moest bewaken. Volstrekt absurd.
Poëzie is, godzijdank, geen ploegsport.
Natuurlijk overwoog ik toen ontslag, zowel door de houding van het kille bestuur als door de systeemfout die een poëtische poule was. Een doelbewuste systeemfout uiteraard: een gezichtsloos amalgaam is minder bedreigend dan een stadsdichterschap met een smoel.
Want zoals altijd in de kunst: l’individu fait la force. Het ambt in vijven klieven was achteraf bekeken dan ook een onvervalst staaltje divide et impera.
Precies om dat tegen te gaan, besloten mijn collega’s en ik, ondanks de brulboeien die gretig om ons ‘solidair’ ontslag toeterden, door te gaan. Het was mijn hoop dat door deze crisis het stadsbestuur zou beseffen dat een andere omgang nodig was en Antwerpen juist met haar kunstenaars moet uitpakken in plaats van op hun vrijheden te beknibbelen. Missen is menselijk, het is nooit te laat voor zelfinzicht.
Er volgde, na zeer lang aandringen, een gesprek met de schepen, die ons haar volle steun toezegde, ook al bleef Ruth Lasters persona non grata. Wel zou vierklauwens werk gemaakt worden van een nieuwe licentieovereenkomst om de contouren van het stadsdichterschap scherp te stellen.
Nu, twee maanden later, is er van een overeenkomst nog altijd geen spoor, en volgde met de schrapping van de projectsubsidies een nieuwe veldslag in de Antwerpse cultuuroorlog. Het maakt de woorden van de schepen achteraf gezien holler dan mijn oma’s kies.
De splinterbom van Ruth Lasters was geen wake-upcall, integendeel, eerder het signaal om de hakken nog dieper in het cultuurafkerige zand te zetten. Kortom, het uitdoofbeleid dat het stadsbestuur jegens haar stadsdichters (en andere makers) voert, wordt vrolijk doorgezet. Het ooit zo mooie instituut is verminkt tot een lege doos waar de pestilente hete adem der afkeuring doorheen waait, en daar wil ik geen deel meer van uitmaken.
Mijn geloof is verdampt dat er nog soelaas kan komen van een nieuwe overeenkomst met deze van elke artistieke vezel ontdane bewindslui. Het stadsdichterschap is alleen de moeite waard om te redden als het nog iets voorstelt. Quod non. Alle andere collega’s stappen ook op, ieder met zijn of haar eigen motivaties. Het loutere feit dat elk van ons andere redenen heeft om de handdoek in de ring te werpen, zegt eigenlijk alles. C’était l’embarras du choix.
Sommigen zullen ongetwijfeld roepen dat we vroeger hadden moeten handelen, maar ‘te lang goede wil tonen’ is een aantijging die ik, zeker in deze gepolariseerde, relnichterige tijden, met graagte verdraag.
Maar genoeg is genoeg. Het werkklimaat is te toxisch geworden, de inhoud een lachertje. Ik ben geen dichter geworden om aan politiek te doen, maar aan poëzie. En dat is precies wat ik nu, in alle vrijheid, en lekker in mijn uppie, ga doen.
Ook de andere stadsdichters Lotte Dodion, Lies Van Gasse, en Cleo Klz, Kibi Puati Nelen treden, elk om eigen redenen, af.
Zondag 6 november brengen we onze statements om 15u in De Studio tijdens het Crossing Border Festival.
Ook Ruth Lasters staat daar aan onze zijde.
De cirkel is rond.
Lees ook
Vul hieronder de zoekopdracht Cultuurprotest in en vind meer berichten.
Bron: GVA