Arlette Jacobs (75), moeder van presentatrice Evi Hanssen (43), kreeg vorig jaar te horen dat ze ongeneeslijk ziek is. In de podcast De afscheidstournee van mijn moeder praten moeder en dochter openhartig over het leven en over doodgaan.
Stijn De Wandeleer – De Morgen
‘Wanneer mag ik beginnen rouwen? Met die vraag heb ik stevig geworsteld.’
Evi Hanssen
Ik word door Arlette Jacobs, moeder van presentatrice en schrijfster Evi Hanssen, piekfijn uitgedost en gulzig glimlachend verwelkomd in haar appartement in Lier.
Dat ik me hier in een zonovergoten woonkamer met Evi en Arlette aan de keukentafel mag vlijen, heeft helaas een weinig opbeurende aanleiding.
Vorig jaar in mei kreeg Arlette te horen dat de borstkanker die tien jaar geleden voor het eerst de kop opstak, terug was. Met uitzaaiingen in de lever en in haar botten. Kans op genezing was er niet meer.
Over die diagnose, en wat die teweegbracht in de band tussen moeder en dochter, maakten Arlette en Evi de podcast De afscheidstournee van mijn moeder.
Evi: “Het is heel goed dat mama en ik openlijk durven praten over doodgaan. Maar wat ik toch onderschat heb, is dat je tijdens die gesprekken op een bepaalde manier ook al aan het rouwen bent.
“Het is alsof we een langere aanloop nemen naar het moment dat mama er niet meer zal zijn. Daar zit schoonheid in, maar als je de dood buiten de deur houdt, dan moet je er ook pas mee dealen als het zover is. Daar heb ik ook meer begrip voor gekregen.”
Waarom wilden jullie deze podcast precies maken?
Evi: “Omdat er nog zo’n enorm taboe rust op sterven. Onze hoop is dat mensen door over ons verhaal te praten, misschien sneller in hun eigen leven over de dood durven beginnen. Dat ze zeggen: die erfenis, misschien moeten we die toch eens in orde brengen. Of: hé, ben jij eigenlijk bang voor de dood?”
Arlette: “Onlangs kwam iemand me nog vertellen: was die podcast er al maar vroeger geweest, dan had ik er samen met mijn zieke moeder naar kunnen luisteren voor ze stierf.
“Dat was ons doel, om sterven, iets wat zo verschrikkelijk alledaags is, te normaliseren.”
Arlette Jacobs
Evi: “Ja, zeldzaam is het niet, hè: doodgaan.”
Toch is het idee dat we hier op een dag niét meer zullen rondlopen voor veel mensen net behoorlijk zwaar. Bij jou is dat niet het geval?
Arlette: “Voor mij is de dood niet zwaar. Absoluut niet. Ik denk dat ik met een nuchtere blik geboren ben, en altijd heb beseft dat de dood een onderdeel van het leven is. Dat het op een dag gedaan zou zijn.”
Evi: “Dat mama zo positief omgaat met de dood is natuurlijk bijzonder, maar het is niet de regel. Je hóéft helemaal niet positief om te gaan met de dood. Sommige mensen worden net heel angstig, en dat is ook oké.”
Arlette: “Ik vind het wel belangrijk om te benadrukken dat ik 75 ben. Op mijn leeftijd is het aanvaarden van mijn diagnose gemakkelijker dan wanneer je op je 40ste te horen krijgt dat je niet meer van je kanker zal genezen. Als je jonge kinderen hebt die je nog wil zien opgroeien, is dat een compleet ander verhaal.
“Ook toen ik tien jaar geleden voor het eerst ziek werd, heb ik nooit gedacht: waarom overkomt mij dit nu? Ik heb zelfs nooit gevochten tegen de kanker.
“De behandelingen heb ik ondergaan, dat wel. Maar als er op mijn doodsbrief staat dat ik jarenlang heb gevochten tegen mijn ziekte, dan kom ik terug om dat eigenhandig uit te vegen.” (Lacht)
Vechten tegen kanker en de behandelingen ondergaan, is daar dan zo’n groot verschil tussen?
Arlette: “Toch wel. Mijn oncologe vertelde me ooit dat er mensen zijn die hun chemo koste wat het kost willen blijven nemen, zelfs als ze ze zich zo gruwelijk slecht voelen dat ze hen van de grond moeten rapen en in bed moeten leggen. Als de ene behandeling niet aanslaat, dan proberen ze iets anders. Die vechtlust heb ik nooit gehad.
“Toen ik tien jaar geleden genezen verklaard werd, heb ik die kanker ook vrij snel achter mij gelaten. Herval, daar was ik niet mee bezig. Ik ging ook niet meer naar de oncologe, en tien jaar heb ik vrij zorgeloos geleefd.
“Vorig jaar bleek de kanker dan terug te zijn, met uitzaaiingen in mijn lever en botten. Omdat we ons middenin die pandemie bevonden, kreeg ik het nieuws dat ik ongeneeslijk ziek was via de telefoon. Maar zelfs toen heb ik niet geworsteld met mijn diagnose. Ik heb ze meteen geaccepteerd, zonder verdriet.”
Voor je nabije omgeving moet zo’n nieuws anders toch wel een mokerslag zijn, kan ik me inbeelden?
Evi: “Dat vond jij erg, hè?”
Arlette: “Ja, ik vind mijn ziekte veel erger voor de mensen die rond me staan dan voor mezelf. Mijn man of mijn kinderen zien huilen, dat vind ik verschrikkelijk. Voor mij stopt het op een bepaald moment, hè. Zij moeten dan nog verder.”
Evi: “Mama belde me op om te zeggen dat ze niet meer zou genezen. Een heel onwezenlijk gesprek, was dat. Hoelang ze nog te leven had, kon ze me niet vertellen, maar de dokters zouden er alles aan doen om haar leven nog op een zo aangenaam mogelijke manier te rekken. Ik ben uiteraard meteen beginnen te huilen.
“Na haar diagnose heb ik een periode van intens verdriet doorgemaakt. Dat was best gek, want terwijl ik me zo ongelooflijk triest voelde, leefde mijn moeder gewoon nog.
“Wanneer mag ik beginnen te rouwen? Met die vraag heb ik stevig geworsteld. Maar eigenlijk is dat onnozel, hè: alsof je niet op elk moment recht hebt op je verdriet, op je rouw.”
Ik zou ook niet kunnen zeggen dat er iets is. Hoe uit die ziekte zich vandaag?
Arlette: “Vandaag is een hele goede dag, en voel ik me best energiek. Gisteren was minder: toen merkte ik dat ik meer rust nodig had.”
Evi: “Mama probeert altijd te vermijden dat we haar ziek zien. Ze geniet ervan om zich te schminken en mooi op te kleden. Daardoor denken veel mensen: ‘Arlette, die is nog goed, hoor!’
“Maar als dichte omstanders weten we dat dat deels een façade is. Als ze me nu vragen hoe het met mama gaat, dan zeg ik: haar vlammetje is langzaam aan het uitdoven.
“Je voelt dat ze het steeds rustiger aan doet, dat ze minder aankan en sneller vermoeid is. Maar het is niet zo dat mama het leven niet meer de moeite waard vindt. In kleine dosissen kan ze nog van activiteiten genieten. Eén activiteit per dag, gebundeld in twee uur, dat lukt nog.”
Welke behandelingen onderga je nu nog om je ziekteverloop zo draaglijk mogelijk te maken?
Arlette: “Op dit moment: geen enkele. Ik heb het wel even geprobeerd. Een tijd heb ik Verzenios geslikt, maar daar werd ik zo ziek van dat ik er vrij snel mee ben moeten stoppen. Ik zakte bijna door mijn benen van de krampen en de misselijkheid.”
Evi: “Dát was pas confronterend. Plots was mama veranderd van een trotse vrouw in een kwetsbaar vogeltje, dat op familiefeesten ineengedoken aan de kant zat. Ze kon niet meer eten, voelde zich de hele tijd misselijk…”
Arlette: “In november vorig jaar, net na het trouwfeest van Evi en Kurt, heb ik beslist: nu is het genoeg geweest. Sindsdien ben ik gestopt met de behandelingen, en voel ik me weer beter. Niet als vanouds, want ik ben nog steeds sneller vermoeid. Maar ik heb opnieuw goede momenten. Ik zal alleen sneller achteruitgaan.”
Evi: “Ook wij, de kinderen, hebben de keuze van mama om te stoppen met haar behandelingen meteen geaccepteerd. Het helpt ook wel om een ouder te hebben die zo zeker van haar stuk is in hoe ze die laatste fase tegemoet wil gaan. Mama is trouwens niet iemand met wie je dwars gaat liggen, hoor.” (Lacht)
In Afscheidstournee van mijn moeder praten jullie ook over hoeveel praktische beslommeringen er bij het levenseinde komen kijken. Van het in orde brengen van de erfenis tot het regelen van de begrafenis. Een voltijdse job, zo lijkt het wel.
Arlette: “Er is héél veel praktisch geregel dat op je afkomt als je weet dat je in de nabije toekomst zal sterven. De euthanasiepapieren in orde brengen, bijvoorbeeld.
“Er zijn mensen die dat voor zich uitschuiven, maar als je dan zo ziek wordt dat het niet meer menswaardig is, dan kan niemand iets doen. Daar moet je dus op voorhand wel even over nadenken.”
Evi: “Ook de begrafenis in orde brengen is veel gedoe. Ik begrijp volkomen dat er mensen zijn die zeggen: laat ze dat maar afhandelen als ik er niet meer ben. Maar anderzijds is het ook wel gemakkelijk als het op voorhand al in orde is.
“Want als je dat nog allemaal moet doen in het midden van dat immense verdriet vlak na een overlijden, dan is dat allemaal een pak lastiger.
“Welke begrafenisondernemer kiezen we? Welke muziek hoorde mama graag? Daarover moet je dan allemaal op enkele dagen tijd beslissen, in een soort roes.”
Wat voor een moeder is Arlette voor jou geweest, Evi?
Evi: “Echt een ongelooflijk goede. Mama heeft mij, en de andere kinderen, altijd zoveel onvoorwaardelijke liefde gegeven. Ze was kleuterjuf, en had de gave om kinderen op de juiste manier te benaderen. Ze had als moeder een groot hart en veel geduld, maar gunde ons tegelijkertijd onze zelfstandigheid.
“Door mama ben ik ook zelf een goede moeder geworden. Met als verschil dat ik nog wat opener ben naar mijn kinderen toe, dat ze nóg meer op de hoogte zijn van wat ik heb uitgevreten in mijn leven. Mijn kinderen mogen mij op zwakkere momenten zien; bij mama zie ik dat nu pas.”
Arlette, had je een vermoeden dat Evi in de mediawereld zou belanden?
Arlette: “Oh ja, dat was geen verrassing. Als klein meisje zong ze al voortdurend, en vanaf het zesde leerjaar ging ze naar de kunsthumaniora. Het mediawerk van Evi heb ik altijd op de voet gevolgd.
“In het begin van haar carrière stond ik telkens vroeg op om ’s ochtends naar TMF of Samson & Gert te kijken. Nu hoef ik alles niet meer gezien te hebben, maar ben ik natuurlijk nog steeds trots.
“Evi draait ondertussen al zo lang mee in wat uiteindelijk toch een harde mannenwereld is. Misschien heeft het feit dat ze tussen allemaal jongens is opgegroeid haar daar enigszins op voorbereid.
“Natuurlijk heb ik me bij momenten ook wel zorgen gemaakt. Evi heeft ook serieuze dieptepunten meegemaakt in haar leven, bijvoorbeeld toen ze door haar scheiding ging. Dan kwam ik al eens af, en gebeurde het dat ik mee bij haar in bed kroop.
“Maar nu gaat het goed met haar, en met alle kinderen, eigenlijk. Als ik nu naar Evi kijk, dan vind ik dat ze goed is terechtgekomen. Ze is een fantastische vrouw geworden, die haar leven op orde heeft. Dat zorgt wel voor een zekere gemoedsrust.”
Voeren jullie andere gesprekken sinds jullie weten dat jullie tijd samen beperkt is?
Arlette: “Ik denk dat we in onze gesprekken wat sneller de diepte in gaan. Vroeger maakten we als familie vooral plezier, terwijl we nu vaker aan tafel gaan zitten om eens echt te praten over het leven.
“Mijn kinderen vertellen me nu ook veel vaker dat ze me graag zien. Het is een luxe om dat nog zo bewust te mogen meemaken.”
Evi: “Er is nog zoveel dat ik wil weten van mama. Ik ben ervan overtuigd dat, hoe beter je je ouders leert kennen, hoe meer je jezelf en je eigen gedrag kan verklaren. Waarom je bepaalde karaktereigenschappen hebt, en waarom je tegen bepaalde muren blijft aanlopen in je leven.
“Mama heeft bijvoorbeeld een slechte kindertijd gehad: als kind werd ze een jaar lang naar Zwitserland gestuurd om haar astma te behandelen.
“Ik ben ervan overtuigd dat de pijn die ze daar heeft meegemaakt, ook een hardheid heeft gevormd die wij als kind ook meekregen. Kleine pijntjes, daar kon mama niet tegen, en dat geef ik op mijn beurt weer door aan mijn eigen kinderen.
“Maar ook over haar tienerjaren, die nogal ondeugend geweest zijn, wil ik graag meer weten. Daar wil ze me slechts mondjesmaat dingen over vertellen, maar ik probeer het eruit te sleuren.”
Arlette: “Spreek het in op je telefoon, zegt Evi soms. Zodat ze er later zelf naar kan luisteren.” (Lacht)
Evi, ben je al bezig met het moment waarop je mama er niet meer zal zijn?
Evi: “Daar denken wij niet te veel over na. Veel verder dan januari of februari kijken we niet. Toch?”
Arlette: “Ja, we zullen wel zien hoe het loopt. Hoe langer het duurt, hoe beter. Grote wensen of projecten heb ik sowieso niet meer. Ik hoop nog zoveel mogelijk tijd door te brengen met familie, vrienden en kennissen.
“Als ik mijn lijstje moet afwerken met alle mensen die ik nog wil zien, dan zal ik alleszins nog een hele tijd moeten leven.” (Lacht)
Podcast
Klik op de titel van de podcast en luister op Spotify
“De beestjes zijn terug. Deze keer ga ik er niet meer van genezen.” Dat zei Arlette anderhalf jaar geleden tegen haar kleinkinderen, en de hele familie. Sindsdien wordt ze steeds zieker, ook al merkt de buitenwereld daar niet veel van. “Ik ben nog altijd iedereen aan het bedriegen. Ik doe me vaak veel beter voor dan ik ben.”
Als de dood nadert, kijk je automatisch terug op het leven. Ook Arlette doet dat en ze kan enkel besluiten: “Ik heb een goed leven gehad. Ik heb nergens spijt van. Maar dat mijn ouders me als kleuter naar een klooster in Zwitserland stuurden, dat heb ik nooit begrepen.”
Hoe voelt de dood? En is er nog leven nadien? Nu het moment dichterbij komt, maken Evi en Arlette afspraken. Over de laatste dagen, over euthanasie,… Maar ook over het contact na de dood. “Je gaat toch nog een teken geven aan ons?”, zegt Evi. Het antwoord is niet waar ze op had gehoopt.
Wie sterft, laat niet alleen herinneringen achter. Ook een huis vol waardevolle spullen, foto’s en geld. “Ik ben hier heel mijn appartement zelf nog aan het opruimen. Dat wil ik mijn kinderen niet aandoen. Alleen weet ik niet of ik nog voldoende tijd heb.”
Wie traag naar de hemel gaat, heeft tijd om het afscheid nog goed te regelen. Dus is Arlette al maandenlang bezig met het selecteren van foto’s, liedjes en teksten voor haar begrafenis. Alles is tot in de puntjes geregeld. “Koffiekoeken, daar moet ik niet van weten. Doe maar tafels waar je aan kan rechtstaan, dat is veel gezelliger.”
In de laatste aflevering praten we over de toekomst, als Arlette er niet meer zal zijn. Welke herinneringen zullen overblijven? Wie zal de familiefeesten organiseren? En wanneer zal ze het meest gemist worden? “Oma had gerust honderd mogen worden. Want er gaan nog veel momenten zijn waarop ik denk: Dju, was ze hier nog maar.”
Bron: De Morgen