Alicja Gescinska is schrijfster en filosofe verbonden aan de Universiteit van Buckingham. Ze is voorzitter van PEN Vlaanderen en VUB Fellow. Haar column verschijnt tweewekelijks.
Alicja Gescinska – De Morgen
Over de zaak-Sanda Dia zijn al veel inkt en tranen gevloeid. Het is dan ook met een grote terughoudendheid dat ik enkele van mijn gedachten op papier probeer te zetten.
Het minste wat je kunt zeggen over de – in de ogen van velen (on)behoorlijk milde – rechterlijke uitspraak is dat zij heel wat beroering heeft veroorzaakt.
En beroering staat haaks op de sereniteit waarmee zo’n tragedie besproken en beoordeeld dient te worden.
Bovendien heeft onder anderen de moeder van Sanda Dia te kennen gegeven vrede te nemen met de uitspraak, omdat ze begrijpelijkerwijze nood heeft aan ‘closure’.
Daardoor zou je geneigd kunnen zijn om te denken: ook wij moeten als samenleving deze droeve bladzijde omdraaien en vrede nemen met wat is.
Toch kan ik mij niet ontdoen van een aantal ‘wat als’-vragen.
De meest opvallende ‘wat als’-vraag, onder anderen opgeworpen door Stefan Hertmans, ging de voorbije dagen viraal op sociale media.
Wat als de huidskleuren en de sociaal-economische achtergrond van de Reuzegommers en Sanda Dia omgekeerd waren?
Zou de uitspraak dan dezelfde zijn geweest?
Dat is uiteraard een onmogelijk te beantwoorden vraag, maar in het stellen van de vraag zit reeds een antwoord besloten.
Bij mij sluimert er ook een andere ‘wat als’-vraag: wat als de rechters die een uitspraak moesten vellen over de zaak allemaal zelf een migratieachtergrond hadden gehad, een donkerdere huidskleur, een exotischere achternaam, ervaring met de moeilijkheid om vanuit zo’n achtergrond je leven op te bouwen?
Ik weet het, het is nog een beetje een gek idee in ons land: biraciale rechters, rechters met een migratieachtergrond. Maar het is toch de denkoefening waard.
Zou er dan meer erkenning zijn voor wat het betekent om je te moeten en te willen integreren in een groep, en hoe kwetsbaar en makkelijk te misbruiken die positie is?
Het is echter nog een andere ‘wat als’-vraag die het luidst blijft nagalmen in mijn hoofd en die voor mij de wrangste nasmaak veroorzaakt bij het arrest:
Wat als de juridische en de filosofische betekenis van menselijke waardigheid schijnbaar niet zo ver uit elkaar lagen?
Wat voor mij moeilijk – zo niet onmogelijk – te rijmen valt is het feit dat ons rechterlijk apparaat enerzijds van oordeel is dat er zich mensonterende praktijken hebben voorgedaan, en dat anderzijds ook het oordeel geveld wordt dat het onteren van een medemens blijkbaar met opvallende mildheid en mededogen beoordeeld mag worden.
Ik ben misschien niet voldoende vertrouwd met de geplogenheden van het juridische vakjargon, en misschien verstaan rechters wel iets anders onder het woord.
Maar mijn Van Dale leert me dat ‘mensonterend’ hetzelfde is als datgene wat ‘in strijd met de menselijke waardigheid’ is.
En duizenden jaren filosofie leren me dat weinig erger is dan een mens in zijn waardigheid schaden.
Wanneer je een mens zijn waardigheid afneemt, neem je zijn mens-zijn af.
Die gedachte vind je in talloze ethische systemen en theorieën terug. Al bij de oude Grieken en in de christelijke leer zie je dat waardigheid datgene is wat de mens boven het beestenrijk verheft.
Of het nu te danken is aan onze rationaliteit of aan het feit dat we ‘naar Gods beeld’ gemaakt zijn – waardigheid is wat de mens tot mens maakt.
Door de eeuwen heen hebben denkers zich die gedachte eigen gemaakt en er een eigen interpretatie aan gegeven.
In de ethiek van Kant, het personalisme van denkers als Gabriel Marcel, de liberale filosofie van Martha Nussbaum: een absolute pijler van mensbeeld en ethiek is dat onze menselijke waardigheid sacrosanct is, en het schaden ervan iets buitengewoon verderfelijks.
Natuurlijk is niet elke aantasting van de menselijke waardigheid gelijksoortig en even verderfelijk. Vernederen, verdingelijken en verontmenselijken; het zijn de trappen van vergelijking van de mensontering. Maar zelfs het minste van die kwaden is een vergrijp dat streng veroordeeld dient te worden.
Het is in een samenleving van het grootste belang om vertrouwen te behouden in de werking van het judicieel apparaat.
Tegelijk moeten we erkennen dat justitie mensenwerk is. En mensen maken fouten en daardoor is ook justitie per definitie feilbaar.
De stelling dat ‘het gerecht zijn werk gedaan heeft’, ook wanneer een uitspraak in ons innerlijk wringt, mag geen excuus zijn voor automatische berusting.
Soms tonen we in onze verontwaardiging ook onze waardigheid.
Lees ook
Lees ook
Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind andere columns van
Bron: De Morgen