Ontmoeting
Ik trek mijn stoute schoenen aan. Dat is een uitdrukking. Ze wil zeggen dat iemand moedig wil zijn.
Het zijn wandelschoenen, maar het is een tijd geleden dat ze nog gewandeld hebben. Dat ligt aan de benen, die willen al even niet mee. Ooit komt dat wel weer goed, dan been ik naar de maan.
Nu is mijn stoutmoedige plan: het supermarktje halen om de hoek. Als een mijlpaal. Ik haal het net. Ik strijk neer op een bank vlak voor de ingang van het supermarktje.
Ik hijg.
Ik had niets nodig van de winkel, ik wilde er gewoon geraken. Zonder stoute schoenen raakt men soms nergens.
Het is de luwte van de voormiddag. Zo, dacht ik voor ik vertrok, zal niemand op straat mij zien in mijn wankele stoute schoenen.
Ik hijg nu heviger.
Plots, als uit het niets van de voormiddag, verschijnt een vrouw. Ze heeft een hond aan de lijn. Ze komt langs het bankje. Ik taxeer het paar: oudere vrouw, erg oude hond. Ze laten elkaar uit. Al jaren.
Ze zijn me al even voorbij wanneer de vrouw rechtsomkeert maakt. Dat stelt de hond niet op prijs. Ze komt naar me toe en zegt: ‘Gaat het, meneer?’ Intussen trekt de hond aan de lijn. Ik kijk naar haar op, vanuit mijn gehijg. ‘Ja’, zeg ik. ‘Dank u. Ik hyperventileer. Dat is niet gevaarlijk.’
Ze knikt. Dan zegt ze: ‘U schrijft mooie teksten in de krant.’ Ik kijk er in mijn amechtige toestand niet eens van op dat ze me herkent. Ik zeg opnieuw, wat schaapachtig, ‘dank u’. Alsof ik elke voormiddag op de bank voor het supermarktje hijgend ga zitten wachten tot een lezeres me complimenteert.
Nu vertelt de vrouw honderduit over haar hond. Dat hij 13 jaar oud is. ‘Dat zijn 91 mensenlevens.’ Zo ziet het huisdier er inderdaad uit, maar dat zeg ik niet.
Ik kom zo nog het een en ander te weten, onder meer over de verrassingen tijdens hun dagelijkse wandelingen in de buurt, en ten slotte vraag ik, inmiddels al wat alerter, hoe hij of zij heet. Onmiskenbaar trots antwoordt de vrouw: ‘Tristan.’
En terwijl de hond, die bejaard en geduldig is gaan liggen, nu bij het horen van zijn naam wat kreunend gromt, vraag ik, alweer een stuk alerter: ‘En wie is dan Isolde?’ Zonder verpinken zegt de vrouw: ‘Ik.’
Even zie ik in haar versleten hond een oude, onmogelijke liefde. Van ooit. Waarmee zij nu dagelijks zogezegd een wandeling maakt. Dan glimlachen we naar elkaar.
De hond heeft het nu wel gehad. Hij komt overeind en trekt aan de lijn. Zij trekt terug. ‘Weet u,’ zegt ze tot besluit, ‘wat het beste middel is tegen hyperventilatie?’
Tot mijn verbazing is mijn hijgen ongemerkt overgegaan. Ik schud verlost van neen. Nu trekt de hond echt wel nijdig aan hun lijn. ‘Afleiding’, zegt ze. En ze herhaalt het. ‘Afleiding.’
Daarna zetten de hond en de vrouw, in die volgorde, hun wandeling voort.
Lees ook
Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind meer berichten over
Bron: De Standaard